20 Wat de aankoop van grond door een dochteronderneming van De Kinkelder betreft zou ik tegen het college willen zeggen: Houd de poot stijf, probeer de ontwikkelingen zo te beihvloeden dat er toch zo snel mogelijk tot een bouwplan gekomen kan worden. Nog één opmerking. Er is gesproken over de contact- en de projectgroep. Wij zullen daar binnen kort in de raad ook nog discussies over hebben. In ieder geval is steeds weer een heel moeilijk punt dat de vertegenwoordiger van een bepaalde groep die in de contactgroep zit zijn relatie moet houden met degenen die hij vertegenwoordigt. Ik wil nog even nadrukkelijk verklaren dat wij de indruk heb ben gehad dat dat naar de bewoners toe ontzettend goed is gegaan maar dat er wat betreft de bedrijven eigenlijk toch een kink in de kabel heeft gezeten. Ook dat zal bij de toekomstige evaluatie maar eens naar voren moeten komen. De heer Heidinga: Ik til er nogal zwaar aan dat hier gezegd is dat er een brief uitgegaan is in 1971 aan Steensma waarin zou staan dat het gemeentebestuur hem de garantie geeft dat dat hele ter rein bestemd is voor industrieterrein. Als dat zo zou zijn dan til ik daar, zoals gezegd, nogal zwaar aan, de burgerij moet nu eenmaal op de gemeente aan kunnen, dat kan niet anders. Ik wilde daar toch wel graag iets naders over weten. Als er werkelijk zo'n toezegging aan Steensma gedaan is op welke gronden trekken wij dan nu die toezegging weer in? Maar kan het ook zo zijn dat toen die toezeg ging gedaan is - ik dacht n.l. dat dat zo was - die huizen aan de Huizumerlaan er nog stonden en dat dus wat b. en w. toen geschreven hebben niet op dat terrein sloeg dat nu de kantoorbestemming heeft gekregen? Als dat zo is dan wil ik graag dat dat duidelijk gezegd wordt, dat wij niet zo maar onze toezeggingen van een paar jaar geleden intrekken en er maar boven overheen lopen, want dat is voor de burger moeilijk te verteren. Maar als die toezegging daar niet op geslagen heeft dan heeft Steensma ook niet het recht om zich daarop te beroepen. De heer Rijpma (weth.): Wat de contact- en projectgroep betreft, ik dacht dat het met de infor maties die het bedrijfsleven heeft gekregen en had kunnen krijgen allemaal even intensief verlopen is als naar de kant van de bevolking toe. Alleen, het bedrijfsleven heeft in de fase van de tervisielig- ging alle problemen die het heeft nog eens via bezwaarschriften aan de raad duidelijk willen maken. Maar er zijn geen aspecten bij die in vorige gesprekken niet ter sprake zijn gekomen. Ik zou niet wil len dat de indruk bestaat dat naar de bevolking toe wel en naar het bedrijfsleven toe niet voldoende ingesproken is, dat zou een vertekend beeld zijn. N.a.v. hetgeen de heer Heidinga heeft gezegd moet ik zeggen dat ik de brief niet heb, ik had hem natuurlijk wel kunnen hebben, dan had ik hem uit het archief moeten laten komen maar dat heb ik helaas niet gedaan. Om het reëel af te wegen zou ik bovendien het indertijd besproken plan Hui- zum-Oostergo bij de hand moeten hebben. (De heer Van der Wal: Huizum-oost.) Was het Huizum-oost? Goed, in ieder geval gaat het om het ontwerp-bestemmingsplan dat wij voortdurend gebruikt hebben om artikel 1 9-procedures op gang te brengen. Ik weet wel dat de huizen die daar op de hoek gestaan hebben nog maar kort geleden zijn afgebroken. Mocht betrokkene van mening zijn dat hij met het vaststellen van het plan zoals het voorligt tekort is gedaan dan is er altijd nog de procedure van plan- schadeclaiming, dat is echter niet een eenvoudige procedure zoals u wel weet. De Voorzitter: Hiermee kunnen wij de discussie afsluiten. De heer Ten Hoeve heeft meegedeeld dat hij de motie heeft ingetrokken. Ik vraag nu dus een beslissing over het gewijzigde besluit zoals wij dat vandaag aan u hebben uitgereikt; daarin staan de wijzigingen opgenomen die de heer Rijpma heeft toegelicht. Verder dient er de kanttekening bij te worden gemaakt dat de kwestie van het moge lijk toepassen van de artikel 19-procedure bij de motivering dat aan de bezwaren niet zal worden te gemoet gekomen alsnog zal worden opgenomen, zowel m.b.t. de kwestie van de veiling als m.b.t. de kwestie van Steensma. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het gewijzigde en mondeling door de voorzitter aangevulde voorstel van b. en w. Punt 26 (bijlage no. 356). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 27 (bijlage no. 355). De heer De Jong: Jk heb geen enkel bezwaar tegen het preadvies zoals u dat aan ons hebt voor gelegd. Als ik de stukken echter lees die ter inzage lagen dan schrik ik wel een beetje van de wijze 21 waarop deze bewoner onze binnenstad heeft moeten verlaten. Ik wil hier graag bij de begrotingsbe handeling op terug komen en daaraan ruime aandacht besteden opdat ook het woonklimaat in de bin nenstad leefbaar is en leefbaar moet blijven. Ik vind het jammer dat om deze motieven deze binnen stadsbewoner heeft moeten verhuizen. De Voorzitter: Wij kunnen deze verklaring op dit moment voor kennisgeving aannemen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 28 (bijlage no. 364). De heer Heidinga: Het vaststellen of toekennen van een schadebedrag aan de heer Boomsma, be treffende een door hem geleden schade als gevolg van de toepassing van de Voorbereidingsverordening van de gemeente Leeuwarden, schijnt een uitermate moeilijke zaak te zijn. Het lijkt mij zo te zijn dat de werkelijke oorzaak is het weigeren van een bouwvergunning door b. en w. terwijl die vergun ning wel had moeten worden verleend; dit maakt nu echter niet veel verschil meer, dus ga ik daar niet verder op in. Om deze burger recht te doen heeft het college van ged. staten het raadsbesluit van 24 mei 1971 vernietigd en is een commissie van deskundigen ingesteld om het bedrag der schadever goeding te beoordelen. Deze commissie van 3 wijze mannen heeft, zoals te doen gebruikelijk, partij en gehoord en de zaak tot in de finesses bekeken en een uitspraak gedaan. Het enige wat nu nog over blijft is dat de raad officieel het'schadebedrag moet vaststellen en daartoe heeft het college ons dit voorstel voorgelegd. Voor en aleer de commissie van deskundigen zijn rapport opstelde zijn beide par tijen gehoord en hebben ze alles naar voren kunnen brengen wat ze nodig achtten. Het ligt dus voor de hand dat namens onze gemeente alles wat thans in de raadsbrief staat ook reeds bij de behandeling in de commissie is betoogd en aangevoerd. Dat is natuurlijk ook door de andere partij gedaan. De com missie heeft al het aangevoerde in de overwegingen betrokken en is tot een uitspraak gekomen. Nu de raad volgens de Schadevergoedingsverordening het bedrag moet vaststellen worden aan de raad al de overwegingen weer voorgeschoteld die in de commissie van deskundigen ook reeds namens ons zijn aangevoerd. En b. en w. willen nu de gemeenteraad als rechter laten optreden. De gemeenteraad heeft echter de tegenpartij niet gehoord en is met de overwegingen van die tegenpartij ook niet op de hoog te. U wilt ons nu eenzijdig laten beslissen volgens de inzichten van één partij, n.l. de gemeente. Ik heb talrijke malen de rechtbank te Leeuwarden van dienst mogen zijn als deskundige in zaken die voor de rechtbank dienden. Ik heb het in al die jaren nog nooit meegemaakt dat de rechtbank bij de uit spraak afweek van het ingediende deskundigenrapport. Er was natuurlijk wel eens nader overleg nodig, er werd door de rechtbank ook wel eens geïnformeerd of en hoe bepaalde facetten van de zaak waren beoordeeld, maar de rechtbank liet nooit de deskundigen in de kou staan. Als de gemeenteraad van Leeuwarden nu alle werk van de commissie van deskundigen ter zijde legt en zegt: Wij beslissen toch maar naar de mening van onze eigen partij, dan is de hele regeling zoals die volgens de verordening verloopt een farce geworden en dat kan de bedoeling natuurlijk niet zijn. De Schadevergoedingsver ordening is uit het jaar 1930 en is dus 47 jaar oud. In al die jaren is de verordening nog nooit toege past. En dan zeg ik: Laten wij het deze eerste keer dan ook zo doen als dat in het maatschappelijk verkeer algemeen gebruikelijk is. Het komt zelden voor dat bij een geschil tussen twee partijen het volledige gelijk aan één zijde is. Dat is ook hier niet het geval. Als wij nu het voorstel van b. en w. volgen distantiëren wij ons van het werk van de commissie van deskundigen en zal ongetwijfeld de procedure zich weer verder voortslepen. Niet alleen dat de rentelast voor de gemeente al maar verder zal oplopen en dat onze bekwaamste mensen hun kostbare tijd hieraan moeten geven, maar in dit soort zaken komt er een tijd dat alles van beide kanten is aangevoerd en toegelicht en dan moet men een keer ophouden; naar mijn mening is dat tijdstip nu aangebroken. Wij behoren nu de uitspraak van de deskundigen te volgen en zo te besluiten. Dit was dan wat ik te zeggen had over het eerste deel van het besluit dat u ons verzoekt te nemen. Het tweede deel van het besluit handelt over de uitkering van het vastgestelde bedrag. Ik moet zeggen: Dit is naar mijn mening dan toch wel de klap op de vuurpijl. Het komt er immers in gewoon Nederlands gezegd op neer dat ons gevraagd wordt te besluiten dat wij helemaal niets uitkeren. De uitkering wordt n.l. gekoppeld aan overdracht van het betreffende terrein in volle en vrije eigendom aan de gemeente. Zo de heer Boomsma dat niet doet krijgt hij ook geen uitkering. Het is bij de ge meente echter zeer wel bekend dat Boomsma deze grond niet meer in eigendom heeft en dus de grond niet kan overdragen. Al met al sleept deze zaak zich thans reeds meer dan 7 jaar voort; dat is niet de schuld van de gemeente, het rijk en de provincie hebben 5 jaar werk gehad om tot een besluit te ko-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 11