worden willen wij u wellicht het voordeel van de twijfel gunnen. Wij rekenen er echter wel op dat u
de aldus beter vastgestelde regels zult hanteren bij het stellen van de uitnodiging benodigd voor reali
satie van het werk bedoeld in artikel II van dit besluit.
De heer Van der Wal: U vraagt de raad b. en w. te machtigen het bouwen van een nader te bepa
len aantal woningwetwoningen in het gebied Linnaeusstraat voor een nader overeen te komen aanneem-
som onderhands aan te besteden en op te dragen aan een b.v. te Leeuwarden. Dit besluit heeft een vrij
lange voorgeschiedenis; die zal ik hier niet gaan herhalen. Wij hebben destijds toen de diverse plan
nen in de raad kwamen uitvoerig betoogd dat plan D dat uiteindelijk uit de bus is gekomen volgens ons
niet of althans zeer moeilijk binnen de woningwetsector te realiseren zou zijn. Ik heb eigenlijk de nei
ging te zeggen: De aap komt nu uit de mouw, want zelfs de architect is daar blijkens zijn brief zelf
niet helemaal zeker van. Hij schrijft: "Wenselijk één aannemer. Bij deze procedure bestaat de grootste
kans" - dus geen zekerheid maar een kans - "om het plan in de woningwetsector te realiseren." Met
andere woorden, m.b.t. voorwaarde no. 1 van destijds, n.l. "het plan moet te realiseren zijn in de
woningwetsector" zegt nog geen halfjaar na die tijd dezelfde architect: Wij moeten wel een procedure
afspreken waarbij de kans het grootst is om het plan in de woningwetsector te realiseren. (De heer Ten
Brug (weth.): Hebt u wel eens van "hinein interpretieren" gehoord?) Als je dan ook nog de onzeker
heden en de vaagheden bekijkt! Ik heb nog zelden zoiets gezien: "een nader te bepalen aantal wo
ningwetwoningen" moeten wij onderhands aanbesteden voor een "nader te bepalen prijs". Wij zijn he
lemaal geen principiële tegenstanders van onderhandse aanbesteding, bij de vorige punten hebben wij
daar ook niet tegen geprotesteerd, daarbij gaat het echter om voortgezette werken of om vrij onderge
schikte werken. Maar t.a.v. zo'n enorm groot werk waar een dergelijke voorgeschiedenis aan vast zit
vind ik dat je zeker ook om eerlijk te blijven handelen tegenover de andere 3 deelnemers aan de prijs
vraag gewoon een normale procedure moet volgen en het plan openbaar moet aanbesteden. (De hear
Miedema: Hwat is dan de normale proseduere by de bou fan wenningwetwenten?) De normale procedure
bij dergelijke grote projecten die de gemeente opdraagt is volgens mij de openbare aanbesteding; of
het daarbij om woningwetwoningen gaat of om andere gebouwen interesseert mij eigenlijk weinig. Laat
hier maar gewoon een normaal controleerbaar bestek op tafel komen en laat bedrijven daar maar open
baar op inschrijven; dat is, dacht ik, nog steeds de normale gang van zaken in deze wereld. Ik weet
natuurlijk ook wel dat er onderling door de bouwbedrijven afspraken gemaakt worden, maar goed, dat
kan ik verder ook niet helpen. Wij zijn om de door mij genoemde redenen en gezien de voorgeschiede
nis tegen onderhandse aanbesteding zoals u voorstelt, ook al omdat het aantal te bouwen woningen en
de aanneemprijs nog niet eens bekend zijn.
De heer Heidinga: Het voorstel tot onderhandse aanbesteding voor de bouw van woningwetwonin
gen in het gebied Linnaeusstraat e.o. zal naar mijn mening moeten worden gezien in verband met en
eigenlijk als een verlengstuk van de uitgeschreven prijsvraag voor het ontwerpen van deze woningen.
De noodzaak om dit verband te leggen of aan te houden is gelegen in het programma van eisen dat is
opgesteld voor de prijsvraag van de architecten. De artikelen 2 en 3 van dit programma van eisen stel
len uitdrukkelijk dat het plan zo moet zijn dat het als z.g. woningwetbouw tot stand kan komen. Dat is
een bijzonder zware eis die de gemeente heeft gesteld, want er is ons destijds bij dat programma van
eisen ook een concept-overeenkomst ter hand gesteld en artikel 9b. van die overeenkomst luidt aldus:
"Het architectenbureau heeft geen recht op enigerlei vergoeding indien blijkt dat het ingediende ont
werp niet voldoet aan het programma van eisen." Dus het moet de toetsingsprijs halen. Het is zo dat,
als de toetsingspri js niet kan worden gehaald met het uitgekozen ontwerp, de architect elk recht op
honorarium verliest. Nu stelt het college aan de raad voor om het college te machtigen tot onderhand
se aanbesteding van het woningcomplex. Op zichzelf heb ik daar geen enkel bezwaar tegen, maar de
aardigheid is dat wat hier wordt voorgesteld helemaal geen onderhandse aanbesteding is, het is zelfs
geen inschrijving. De inschrijving komt pas als men na meestentijds langdurige onderhandelingen het
eens wordt over een prijs, dan komt er een biljet op tafel, eerder niet. De directeur van het Woning
bedrijf noemde dit in de vergadering van de Commissie Openbare Werken terecht "handsje bakken",
zonder daarmee natuurlijk iets onoorbaars te suggereren of te bedoelen, dat zeg ik er direct bij, dat
was beslist niet zo, maar hij heeft het "handsje bakken" genoemd. Maar kunnen wij dat nu in de ge
geven omstandigheden doen? Ik meen van niet. Wij hebben n.l. ook tegenover de architecten wier
ontwerp niet werd uitgekozen nu nog een bepaalde verantwoordelijkheid. Wij moeten, dacht ik, de
regels die wij zelf hebben gesteld voor deze prijsvraag ook tot het einde toe handhaven en uitvoeren.
De architect moet nu waar maken dat zijn plan in de woningwetsector uitgevoerd kan worden. Dat is
heel gewoon één van de eisen van het programma van eisen, daar kunnen wij niet omheen; wij kunnen
nu niet toelaten, zoals u in de raadsbrief schrijft, dat de prijsvorming door het rijk wordt bei'nvloed
27
en wij kunnen ook niet toelaten dat een aannemer de prijsvorming en daarmee misschien het bouwplan
beihvloedt. Wij hebben aan alle 4 architecten de eis gesteld dat het plan dat ieder van hen gemaakt
heeft in de woningwetsector te realiseren is en het maakt niets uit welke architect dat is, wie de prijs
vraag ook gewonnen zou hebben, dat geldt voor alle 4 in gelijke mate. Het lijkt mij dan ook beslist
nodig dat de raad uw voorstel niet volgt of aanneemt. Om tot een verantwoorde afwikkeling van deze
zaak te komen behoort, dacht ik, het volgende te gebeuren. Allereerst moet de architect het plan aan-
bestedingsklaar maken met volledig bestek en tekeningen. Dit behoort gedeponeerd te worden bij de
gemeenteraad opdat wij kunnen zien wat het plan feitelijk inhoudt. Daarna kan tot aanbesteding over
worden gegaan. En of dit dan onderhands of openbaar is maakt voor deze zaak in feite niets uit. Het
meest voor de hand liggend zou zijn een onderhandse aanbesteding waarbij 4 bedrijven kunnen worden
uitgenodigd, wij hebben 4 architecten gehad, wij nodigen ook 4 aannemersbedrijven uit. Natuurlijk
kan daarbij Bouwbedrijf Friesland zijn. Tegen dat bedrijf op zichzelf is, dacht ik, geen enkel bezwaar.
Door sommige raadsleden is gesteld: Laat men eerst de procedure maar volgen die het college voorstelt
en als er dan overeenstemming is bereikt met de toetsingspri js kunnen wij altijd nog wel zien of er iets
met het bouwplan is gebeurd of niet. Maar dat kunnen wij niet, dat zal absoluut niet kunnen als wij
vooraf niet het volledige bestek en de volledige tekeningen hebben. Want als men eerst begint met be
sprekingen en onderhandelingen over het bouwplan dan komt er een ander plan uit en wij kunnen niet
controleren wat het eigenlijk zou moeten zijn, als wij deze procedure volgen hebben wij geen basis
van waaruit wij kunnen werken. Ik dacht dat dit toch ook voor de architect geen enkel punt kan zijn.
Hij heeft immers duidelijk gesteld dat hij met dit ontwerp de toetsingspri js van het ministerie kan halen.
Dat staat bij de indiening van zijn ontwerp, dus dat kan geen enkel bezwaar zijn. Ik vind dat wij
zelfs de schijn niet op ons moeten laden dat er op enigerlei wijze mee gemarchandeerd zou zijn, dat
moeten wij nooit doen, daar is ook geen enkele reden voor. Daarom doe ik u nu ook maar weer een
voorstel dat luidt:
"De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 26 september 1977, gelezen het
voorstel van burgemeester en wethouders van 15 september 1977, besluit:
I. Burgemeester en wethouders te machtigen het bouwen van een nader te bepalen aantal woningen in
het gebied Linnaeusstraat onderhands aan te besteden nadat de volledige aanbestedingsstukken bij
de raad zijn gedeponeerd. Deze onderhandse aanbesteding zal plaats vinden onder vier daarvoor
door b. en w. in overleg met de architect uitgeselecteerde bedrijven.
II. Burgemeester en wethouders te machtigen het aanbrengen van de centrale verwarmingsinstallaties in
de onder I genoemde woningwetwoningen onderhands aan te besteden onder drie daarvoor door b. en
w. in overleg met de architect uitgeselecteerde bedrijven."
Ik moet er nog een handtekening onder hebben. (De hear Singelsma: Ik tekenje wol.) Ik dien dan nu
dit voorstel in.
De Voorzitter schorst, om 22.45 uur, de vergadering voor de tweede pauze.
De Voorzitter heropent, om 23.10 uur, de vergadering.
Punt 28 (vervolg).
De Voorzitter: Van dit punt rest ons alleen nog de stemming want de discussie was afgesloten. Op
verzoek van de heer Miedema is de stemming over dit punt uitgesteld tot na de tweede pauze.
De heer Geerts: Wij hebben dit in de fractie besproken. Er zijn voor ons toch nog wel een aantal
onduidelijkheden. Wij zouden het bijzonder op prijs stellen dat u, om ons de gelegenheid te geven tot
een gefundeerd oordeel te komen, deze stemming 3 weken uitstelt en deze zaak in de volgende raads
vergadering weer aan de orde stelt. Er zijn een aantal onduidelijkheden over de toepassing van artikel
10a of artikel 10bover de vraag in welke gevallen je dat kan doen. Wij vinden met name dat de zaak
dat de particulier, die op welke gronden dan ook schadevergoeding zou moeten worden gegeven, de
schadevergoeding niet kan krijgen nader onderzocht moet worden. Wij willen ons hier nog eens nader
op beraden. Ik zou u dan ook willen vragen of u bereid bent de stemming over dit onderwerp 3 weken
uit te stellen en in de Commissie Grondbedrijf - dat lijkt ons de commissie waar dit aan de orde zou
kunnen komen - deze zaak nog eens even uit te diepen. De wethouder heeft ook al gezegd dat hij
geen jurist is en dat hij niet alle details kan overzien, wel, dat kunnen wij ook niet. Wij vinden dit
in verband met de rechtszekerheid van de burger toch wel een zaak die nog nader bekeken moet wor
den. (De Voorzitter: Is dit de mening van de fractie?) Ik spreek nu wel namens de hele fractie.