32
m
Punt 32 (bijlage no. 361).
De heer Bijkersma: Het antwoord van de wethouder bij het vorige agendapunt is voor mij voldoende
reden om geen bezwaar te maken tegen dit voorstel. In de Commissie Openbare Werken heb ik gezegd
dat ik graag wat meer kandidaten had gezien, maar de toezegging van de wethouder is voor mij van
bijzondere waarde. Ik wil daarom mijn standpunt van toen herzien. De heer Van der Wal zegt misschien
dat het een storm in een glas water is maar ik wil liever realist zijn dan als een Don Quichot door het
leven gaan zoals anderen. (Gelach) (De heer De Greef: Dat is politiek.)
De heer De Jong: Ik hoorde de wethouder bij het vorige punt zeggen: Wij gebruiken steeds goede
motieven als wij een onderhandse aanbesteding voorstellen. Nu weet ik niet wat de heer Bijkersma
voor bedoelingen heeft, maar ik kan in dit stuk helemaal geen goed motief vinden, er staat alleen in
dat deze man tot volle tevredenheid werkzaamheden uitvoert voor de D.S.O. (De heer Ten Brug (weth.):
De motivering staat in de tweede alinea.) Ik ben gewoon van mening dat iedere aannemer tot volle te
vredenheid zou werken. (Protesten uit de raad) ledere| bonafide aannemer zal(Gelach) Als het
motief gebruikt wordt dat een aannemer al met een stuk van de walmuur bezig is en het volgende stuk
daarom ook maar moet doen dan vind ik dat een goed motief. Als het te doen gebruikelijk is om woning
wetwoningen onderhands aan te besteden dan zeg ik: Akkoord, als dat te doen gebruikelijk is. Maar dit
motief: Deze aannemer, mijnheer De Lang, doet het zo erg leuk en aardig en daarom gaan wij dit onder
hands aanbesteden, is naar mijn mening geen goed motief. Als iemand een motie indient om daar tegen
te zijn dan wil ik die graag ondersteunen. (Gelach) (De Voorzitter: Dat noemen wij uitlokken.) (Gelach)
Anders wil ik d,e aantekening hebben dat ik tegen dit voorstel ben.
De hear Singelsma: De moed soe jin hast untnommen wurde. Der wurdt wakker lake, mar yn wezen
hat de hear Bijkersma gelyk, allinnich, hy is net konsekwint. (De hear Ten Brug (weth.): Dêr is hy om
to priizgjen.) (Laitsjen) Dêr priizgje ik him net om. Ik fyn, jo hawwe in algemien prinsipe en dat is:
jild fan de oerheit, jild fan de gemeente moat eins yn it iepenbier bistege wurde. Dat is de grounslach
fan de hiele saek. Dêr moat yn wêzen eltsenien oan meidwaen kinne. Hwannear't dat by utsundering
ris in kear oars giet, akkoart, mar as it regel wurdt dan is it glêd mar dan ek glêd forkeard, hwant dan
krije jo allerhanne kongsjes dy't mekoar kinne. Ik sil hjir joun de müle net oer iepen dwaen, mar der
binne allerhanne kongsjes dy't mekoar kinne en dan wurdt it gau ris in saek fan "handsje bakken" sa't
de hear Heidinga straks al sei. Yn de oannimmerswrald is dat in hiel bikend forskynsel. Mar underhanse
oanbisteging mei net forheven wurde ta algemiene regel; dat fyn ik in forkearde saek. (De Foarsitter:
Dêr binne wy it oer iens.)
De heer Bijkersma: De heer Singelsma zei dat ik niet principieel ben, maar dat ben ik wel. Wat in
de raadsbrief niet tot uiting is gekomen is datgene wat ik in de Commissie Openbare Werken heb ge
zegd; ik zal dat morgenavond ook zeggen als de notulen aan de orde komen. Ik heb niet gezegd dat ik
tegen onderhandse aanbesteding ben in dit geval, ik heb gezegd dat ik graag meer kandidaten had gezien.
De toezegging die de wethouder vanavond heeft gedaan heeft het voor mij mogelijk gemaakt om mijn
standpunt te wijzigen, nu heb ik die vraag niet meer. Ik was in de Commissie Openbare Werken ook
wel voor onderhandse aanbesteding. (De hear Singelsma: Dat komt by my net dudlik oer.)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de heren O.
Heidinga en C. de Jong wensen te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Punten 33 en 34 (bijlagen nos. 360 en 366).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 35 (bijlage no. 359).
De heer De Beer: Met hetgeen op de eerste pagina van de raadsbrief staat ben ik het helemaal
eens. Mijn vragen slaan dus op datgene wat op de tweede pagina staat. Daar wordt n.l. gesuggereerd
dat, wanneer deze procedure wordt gevolgd en het ons inderdaad lukt om de m.e.a.o. hier te krijgen,
op den duur de I .d.o.-afdeling zal moeten verdwijnen uit het gebouw. Op zich heb ik daar ook geen
bezwaar tegen, alleen zou ik graag van de wethouder willen weten in welke gebouwen de l.d.o. en
de l.e.a.o. dan ondergebracht zullen moeten worden.
De heer Ten Brug (weth.): Voor een goed begrip dit. De huisvesting van m.e.a.o., m.d.o. en l.d.o.
wordt straks, wanneer dit besluit is genomen, in eerste instantie een zaak van het schoolbestuur en
niet van de gemeente. Wat hier staat moet u in de wat verdere toekomst zien. Wij krijgen als het alle
maal doorgaat een horizontale scholengemeenschap van middelbaar detailhandelonderwijs en middel
baar economisch en administratief onderwijs. Het ligt in de lijn om dan ook - daar zijn de gemeente
en het schoolbestuur het over eens - die horizontale lijn te krijgen op het terrein van het l.d.o. en
l.e.a.o. Het middelbaar onderwijs - dat is de consequentie - wordt in de zin van de wet een bijzon
dere school terwijl het lager onderwijs een openbare school wordt. Op de vraag omtrent de huisvesting
kan ik op dit moment nog geen antwoord geven, want u weet, dacht ik, net zo goed als ik hoe moei
lijk wij het hebben met de huisvesting van de l.e.a.o. Er is contact met het ministerie - maar dat is er
al heel lang - om te proberen de bouwplannen voor die school die aanvankelijk op het jaartal 1979
stonden en nu met het nieuwe scholenbouwplan op 1982 terecht zijn gekomen te realiseren in de semi-
permanente bouw. Of daar dan op dat moment ruimte is voor het l.d.o. kan ik niet overzien. Ik weet
ook niet of dat zo vlug moet want op den duur zal er door enige terugloop van de leerlingenaantallen
van dit soort onderwijs toch wel wat ruimte gevonden worden. U moet het niet zo zien dat wij nu al
besluiten om wat de l.d.o. betreft dat en dat te doen. Ik wil er wel bij zeggen dat ik het verschrikke
lijk dom zou vinden om de bestaande plannen die er voor de l.e.a.o. zijn nu nog te gaan ophouden
want ik vrees dat wij dan nergens komen. (De heer De Beer: Dat heb ik, dacht ik, ook niet genoemd.)
Nee, maar ik zeg het er alleen voor alle duidelijkheid even bij.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 36 en 37 (bijlagen nos. 342 en 349).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 38 (bijlage no. 376).
Mevr. Visser—van den Bos: Ik vind de aan de orde zijnde wijziging een heel duidelijke, ik heb er
behoefte aan dat even te zeggen. Er staan verschillende dingen in die meer mogelijkheden dan voor
heen geven aan het instituut voor amateuropleiding om bepaalde dingen te doen waar ik nogal eens
een keer naar gevraagd heb. Allereerst spreek ik daarom mijn tevredenheid uit over deze wijziging.
Om wille van de tijd stel ik nu alleen nog maar een paar vraagjes over zaken die mij niet duidelijk
zijn en die ik graag nog even toegelicht wil hebben.
In artikel 9, lid 3, staat: "de duur van de groepslessen is afhankelijk van het aantal leerlingen in
die groep". Ik kan daar niet uit lezen wat de duur van de groepslessen is. Is het als er 10 leerlingen in
de groep zitten 10 maal een halfuur en 5 maal een halfuur als het er 5 leerlingen zijn? Dat hoor ik
graag van de wethouder.
Dan artikel 16a. Daar staat in: "het geven van wekelijkse lessen wordt in een afzonderlijke veror
dening" enz. Dat daar een afzonderlijke verordening voor komt heeft ook mijn volledige instemming,
daar heb ik vroeger ook wel eens moeilijkheden mee gehad. Ik heb hierbij nog 2 vragen. Ik veronderstel
dat wij die afzonderlijke verordening ook ter inzage krijgen. Komt die voordat deze nieuwe verordening
wordt ingevoerd zodat het een met het ander sluit? Ik wil dan nog graag even toegelicht hebben wat
de aanleiding is om een afzonderlijke verordening te maken; ik kan dat wel veronderstellen maar ik kan
het hier niet uit lezen. Hoe is het, geeft een leraar aan een middelbare school geen wekelijkse lessen?
Of vertaal ik dit verkeerd?
De heer Knol heeft inmiddels de vergadering verlaten.
De heer Schaafsma (weth.): Ik heb begrepen dat de wijzigingen niet helemaal duidelijk waren.
Allereerst iets over de vraag m.b.t. de duur van de groepslessen. Er zijn twee motieven om het m.b.t.
de duur van de groepslessen zo te doen. In de eerste plaats kan het zijn dat leerlingen om didactische
redenen - dat stond ook in de oude verordening - samengebracht worden om in een groep les te krij
gen. Dan betekent dat dus dat men in feite door samenspel didactisch beter verantwoord les krijgt. Dat
is b.v. bij een klavierinstrument niet het geval, dat is gewoon individueel. De lengte van de groeps
lessen is afhankelijk van het aantal uren dat de docent zelf geeft. Het betekent in ieder geval dat de
leerlingen minimaal het aantal uren krijgen waar zij recht op hebben en waar zij dus ook voor beta
len. In de praktijk zal het betekenen dat deze lessen uit zullen gaan lopen, maar dat kan je niet tot
in het oneindige doen, het hangt ook weer van de leeftijd van de leerlingen af. Als het jeugdige