24^ antwoord op binnen is kan ook met de Vereniging voor Volkshuisvesting worden gesproken, want dan is er een duidelijk uitgangspunt hoe de volgende fase van ontwikkeling zou moeten zijn. Ik hoop dat de ter mijn die de heer Miedema genoemd heeft veel te lang is. De hear Miedema: Ja, mar binne jimme op it momint dat dy termyn to koart blykt to wezen - dêr ho- pet fansels gjinien op - ré om yn de ried werom to kommen en de ried gelegenheit to jaen oer dizze saek to diskussiearjen? De heer Rijpma (weth.): In ieder geval zullen wij tijdig in de Commissie Ruimtelijke Ordening de problematiek aan de orde stellen en ook na dit advies overwegen wat de beste weg is; dat kan zijn: Te rug gaan naar de raad. (De hear Miedema: Best.) Wat de vraag van de heer Janssen m.b.t. de zuidelijke ingang van het station betreft, de N.S. heb ben inderdaad een vinger in de pap. Als de N.S. er ten behoeve van het functioneren van hun bedrijf en hun terreinen voordeel in zien een doorgang te maken dan zullen zij het doen, als zij geen voordelen zien dan zullen zij het niet doen. In hoeverre een zuidelijke ingang belastend is voor de wijk hangt af van de verkeersstructuur die aan de buitenkant van de wijk te realiseren is en waartoe de raad besluit. Het hangt er ook van af wat voor verbinding het is, of die duidelijk bedoeld is voor fietsers en voetgan gers of dat die ook bedoeld is voor andere aankomenden maakt wel verschil. Als er ook andere aankomen den in het spel zijn dan zal je moeten zorgen voor een parkeerterrein en naar mijn gevoel zouden dan de mogelijkheden van de wijk overtrokken kunnen worden. Dan nog iets m.b.t. de A.B.N. In de eerste brief van b. en w. werd gesproken over een lichte bebou wing enz. plus één winkel. Die brief is gecorrigeerd na opmerkingen in de Commissie Ruimtelijke Orde ning door een tweede brief waarin het woord „winkel" vervangen is door „winkels". Ik meen te weten dat de A.B.N. het architectenbureau Vegter heeft aangewezen; men zal binnenkort contact met ons opnemen over de stedebouwkundige en bouwkundige uitgangspunten. De Voorzitter: Voordat ik het volgende onderdeel aan de orde stel even een punt van orde. Zullen wij hier maar een kop koffie laten komen? (De hear Miedema: Litte wy der mar 10 minuten ut gean.) Un der it bitingst dat wy de saek joun wol ofwurkje. (De hear Miedema: Under it bitingst dat wy oan 10 oer 12 troch geane, dan hawwe jo jou 10 minuten wer.) Akkoord. De Voorzitter schorst, om 22.55 uur, de vergadering voor de tweede pauze. De Voorzitter heropent, om 23.05 uur, de vergadering. B. Openbare Werken. 1. straten, pleinen, rioleringen, bruggen etc. Punten 142 t.e.m. 150. AAevr. Visscher—Bouwer: N.a.v. punt 143 even iets over de beschoeiing en over het aanlegverbod in de Bonkevaart. Ik had dat in de vraag even vergeleken met de Wird urn ervaart. U zegt dat de betuining langs de Wirdumervaart stuk ging door de zuigkracht van het Van HarinxmakanaalDat neemt niet weg dat het er op neer komt dat u vindt dat de beschoeiing in de Bonkevaart niet sterk genoeg is om aanleg van boten toe te staan. Ik blijf overeind houden dat ik het voor de mensen uit de wijk ontzettend jammer vind, het is voor het plezierig wonen daar jammer dat daar geen boten mogen liggen. Ik weet wel dat het aan b. en w. is om dit te besluiten, maar ik zou toch nog wel even willen zeggen dat wij vinden dat er toch in ieder geval boten zouden moeten mogen liggen tot een meter of 5, er hoeven helemaal geen gro te kruisers te liggen. Wij vinden toch wel dat het mogelijk moet zijn dat de mensen daar een roeiboot of een zeilboot aan kunnen leggen; dan moet de betuining na zoveel jaren maar stuk gaan, wij hoeven ook niet alles voor de eeuwigheid te bewaren, dat zien wij dan wel weer, dat zal ook wel niet vandaag of morgen stuk zijn, zo erg is het nu ook weer niet. Wij vinden dat het voor de leefbaarheid van die wijk toch wel zou moeten mogen. De heer Heidinga: In het antwoord op vraag 144 staat: „In het kader van de ruilverkaveling wordt echter overwogen of het mogelijk en gewenst is een nieuwe brug met een grotere doorvaarhoogte te ma ken. Maar er staat eigenlijk niet in of b. en w. dat zullen bevorderen, of die daar ook achter staan. Dat 2537 ZOU ik toch wel graag willen weten. Of zijn b. en w. daar helemaal geen partij in? Wie overweegt dat in het kader van de ruilverkaveling? De heer Rijpma (weth.): Mevr. Visscher heeft een standpunt verwoord, het is een verklaring zou ik zeggen. (Mevr. Visscher-Bouwer: Het is niet aan ons, dat weet ik wel, maar ik wilde toch naar vo ren brengen hoe wij er over denken.) B. en w. hebben de zaak uit een andere gezichtshoek bekeken. (Mevr. Visscher—Bouwer: Misschien kunnen b. en w. nog eens nadenken over ons standpunt.) De Voorzitter: Hier moet geen misverstand over komen. Wat u zegt „laat het maar kapot gaan, dan zien wij wel weer" is natuurlijk geen beleid. Je moet wel kiezen, één van tweeën, er komt een zodani ge walbeschoeiing dat er in redelijke mate boten aan kunnen leggen of de beschoeiing blijft zoals die is en er kunnen geen boten aanleggen. Mevr. Visscher-Bouwer: Het is natuurlijk niet zo dat het al na een paar jaar stuk is, de beschoeiing is niet zo sterk als die van de Wirdumervaart en daarom zeg ik ook dat er geen grote boten aan kunnen leggen, want dat ben ik wel met u eens. Wij kiezen er voor dat er toch kleinere boten aan kunnen leg gen; als het te duur is om een andere walbeschoeiing te maken dan moeten wij maar eens zien hoe dit uitwerkt. Dat is dan een keus. Wij hebben het misschien indertijd verkeerd gedaan. Wij hebben toen de ze beschoeiing werd aangelegd als raad niet geweten dat het niet kon, onze fractie heeft altijd gedacht dat die wijk aantrekkelijk zou zijn door de Bonkevaart en door het feit dat er bootjes zouden kunnen lig gen. Dat nu blijkt dat de beschoeiing niet zo sterk is dat daar zonder gevolgen bootjes aan kunnen leg gen is heel erg jammer. Als vervanging te duur is dan zou ik een tussenweg wil len zoeken, laten wij dan toestaan dat er wel kleinere bootjes aan kunnen leggen; die wand zal dan helemaal niet vol komen te liggen, maar dan zullen er toch mensen en kinderen plezier hebben van het wonen aan het water. Die wand zal echt niet in een paar jaar stuk zijn, dat zie ik tenminste helemaal niet. De heer Muller: Het moet duidelijk geweest zijn dat deze beschoeiing nooit bestemd is geweest voor het aanleggen van boten, want hiervoor ligt nog een piasberm; dat heeft altijd op alle tekeningen ge staan. Daaruit kan je al opmaken dat het niet geschikt is voor het aanleggen van boten'. Ik praat hier na tuurlijk niet over een rubberbootje van een kind, want dat kan uiteraard wel. De hear Miedema: Ik soe hjir graech in opmerking oer meitsje wol Ie. Ik tocht dat it foorstel fan mefr. Visscher ynhaldt dat de taluds fan de Bonke der wei moatte, hwant oars kin der net in boat oan de wal komme. Dat haldt yn dat it fordrinkingsgefaer as in bern yn it wetter fait ek tige tanimt. Al linnich al dêr- om haw ik der dochs greate beswieren tsjin om de feart oan de kanten safolle djipper to meitsjen dat der in boajt oan de wal komme kin. (Mefr. Visscher-Bouwer: In boatsje fan sa'n 3, 4 meter hat in djipgong fan 25, 30 sintimeter en sa djip is dy „piasberm" wol.) In sylboat kin dêr net oan'e wal komme. (Mefr. Vis scher—Bouwer: Der binne ek boafen hwer't jo de kyl fan ophelje kinne. Der lizze nou ek wol ris boatsjes. Der hawwe ek al greatere boaten lein, dat is dêr wier wol mooglik. Ik sjoch dêr op ut. De Voorzitter: Laten wij de discussie hierover nu maar sluiten. U hebt duidelijk uw standpunt naar voren gebracht. Van deze kant is ook kenbaar gemaakt hoe wij er over denken. De heer Rijpma (weth.): Nog even iets n.a.v. punt 144. B. en w. hebben na inspraak van de dorpen een lijst met mogelijkheden aan de voorbereidingscommissie van de ruilverkaveling voorgelegd. Binnen kort zullen er, nadat het plan enige vorm heeft gekregen, gesprekken plaats vinden tussen de gemeente besturen en de voorbereidingscommissie van de ruilverkaveling. Ik kan u wel zeggen dat vanuit het oog punt van de recreatie vanuit Wirdum b. en w. achter deze mogelijkheid staan, maar ik moet er wel bij zeggen dat de consequenties voor de ruilverkaveling bijzonder groot zullen zijn en dat het de vraag is of het kostenaspect - het gaat niet alleen om een brug maar ook om de hele afwerking van de Wirdumer vaart - niet zodanig zal zijn dat de mogelijkheden niet reëel zullen zijn. (De Voorzitter. Wij zullen die discussie dus af moeten wachten.) 2. plantsoenen. De heer Groenewoud: Ik zou graag iets willen zeggen n.a.v. punt 152. Uw antwoord op deze vraag onderschrijf ik wel, maar mijn gedachten - dat zult u waarschijnlijk ook wel uit mijn vraag gedistilleerd hebben - gaan wat verder. Het is zo dat een bosplantsoen altijd nog 2 a 3 jaar onderhoud vergt vanwege de jonge aanplant. Het verdere onderhoud zal na ongeveer 3 jaar, naar mijn inlichtingen, achterwege

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 50