20
De heer De Vries (weth.): De heer De Beer zegt dat de woorden „het ligt in de bedoeling" enz.
vervangen moeten worden door „wij zullen aan het begin van het seizoen 1978 een slagboom plaat
sen". Dat is inderdaad de bedoeling. Het bedrag voor de slagboom zit in de onderhoudsbegroting van
1978 en de heer De Beer kan er van verzekerd zijn dat de slagboom er komt. Het is dus niet alleen de
bedoeling maar het zal ook worden geëffectueerd.
De heer Van der Veen zegt dat hij het er wel mee eens is dat de rotzooiveldjes niet primair thuis
horen in de Groene Ster en dat die dichter bij de woonwijken gesitueerd zouden moeten worden. Wij
hebben een voorbeeld en dat is de Kinderboerderij. Wij hebben het afgelopen jaar bij de Kinderboer
derij een bouwplaats gehad die op een enorme manier door de jeugd is gebruikt en waar het ook bij
zonder plezierig is verlopen, het is uitstekend geslaagd. Er was ook leiding bij aanwezig in het kader
van de jeugdwerkloosheidsregelingen. Deze opzet heeft volledig aan de verwachtingen beantwoord.
Overigens moet ik er wel op wijzen dat wij deze zaak eigenlijk zouden moeten voorleggen aan de
wijkorganisaties en hen zouden moeten vragen of zij eventueel bereid zouden zijn om plaatsen aan te
wijzen waar deze rotzooiveldjes goed op hun plaats zouden zijn en dan zouden wij dat eens met el
kaar na moeten gaan. In dat verband moet ik u er wel bij voorbaat op wijzen dat de verwachtingen
niet te hoog gespannen moeten zijn. Wij hebben in Bilgaard meegemaakt dat iedereen pleitte voor de
aanleg van zandbakken en dergelijke als het maar voor de deur van een ander was. De D.S.O. heeft
er veel moeite mee gehad hiervoor een juiste situering te vinden want ik herinner mij - ik was toen
nog raadslid - dat er mensen bij mij aan de deur kwamen met de vraag of het op deze manier moest.
Kijk, ik veronderstel dat, als het om rotzooiveldjes gaat, de moeilijkheden bij de wijken nog veel
groter zullen zijn, want alle mensen zijn niet in dezelfde mate pedagogisch geschoold. Maar wanneer
zich een situatie voordoet dat het mogelijk is dan vind ik dat wij het ter wille van het avontuur dat
het kind in het spel beleeft zouden moeten kunnen realiseren. Mevr. Visscher-Bouwer wijst er op dat
deze zaak m.b.t. die extra recreatie-activiteiten onder meer slaat op padvinders e.d. Ik moet er wel
op wijzen dat het Groene Stergebied zich daarvoor niet leent. Wij zijn in dat opzicht vrij stringent
geboden aan bepalingen m.b.t. de subsidiëring door het rijk. Wij zijn aan bepaalde zaken gebonden
waar wij niet ongemerkt aan voorbij kunnen gaan.
Mevr. Visser-van den Bos heeft een opmerking gemaakt over parkwachten in W.S.W.-verband. Dat
zie ik niet zitten. Ik denk niet dat het Ministerie van Sociale Zaken hiermee zal instemmen. Het gaat
om mensen die uit hoofde van bepaalde geestelijke of lichamelijke beperkingen niet in de normale
werksituatie passen en nachtwachten zijn. (Mevr. Visser-van den Bos: Ik bedoel niet 's nachts.) U
had het over punt 361 en dat gaat over de permanente bewaking van het parkeerterrein bij de cam
ping. (Mevr. Visser-van den Bos: Ik sprak over het zwembad, ik gebruikte punt 361 alleen maar als
kapstok voor mijn opmerkingen. Ik bedoel natuurlijk bewaking overdag. Ik dacht daarbij heel speciaal
aan het zwembad. Ik heb gelezen dat daar veel fietsen worden vernield en gestolen.) Helaas heeft
mevr. Visser gelijk, er wordt daar heel wat ontvreemd. Ik ben best bereid om met de directeur van de
dienst en met de heer Kas deze zaak op te nemen, want misschien is dit een suggestie die de moeite
van het overwegen waard is, dank u voor deze suggestie.
PAR. 14. BELEIDSSECTOR SAMENLEVINGSOPBOUW EN JEUGDWERK.
A. Algemeen.
Mej. De Vos: Ik wil de wethouder vragen wanneer nu eindelijk de Accommodatienota komt. Wordt
deze nota een inventarisatie van behoeften of ligt er een bepaald beleid in verankerd? Wordt het een
droge opsomming van wat er is of komt er een bepaald beleid in naar voren?
N.a.v. de punten 366 en 367 zou ik u willen vragen hoe u denkt de lasten voor een multifunctio
nele voorziening in Camminghaburen te regelen; denkt u dit te betalen uit de algemene middelen, uit
rijkssubsidies of uit een verhoging van de grondkosten?
De heer De Vries (weth.): Wij zijn al een eind onderweg met de Accommodatienota, hij moet nog
afgewerkt worden. Op het ogenblik wordt er op gestudeerd hoe wij deze zaak verder zullen brengen.
Wij hebben weer een functionaris in het kader van de T.A.P.-regeling hiervoor aangetrokken. Het gaat
om twee dingen, het gaat zowel om de behoefte als om het beleid. Beide aspecten komen in de nota
aan bod. Wij gaan eerst na wat wij hebben, dan gaan wij kijken wat de behoefte is en wanneer er te
korten zijn gaan wij na hoe die ingevuld moeten worden en hoe wij tot een optimaal gebruik van al
le accommodaties kunnen komen, misschien door verschuivingen of wat ook. Dit is een zaak die in de
Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening het eerst aan de orde zal komen, maar die wij ook in de
gemeenteraad zullen moeten bekijken.
T.a.v. de multifunctionele voorziening in Camminghaburen is het zo dat de spelregels niet toela
ten dat wij deze zaak in de grondkosten meenemen. Op zichzelf is dat natuurlijk gek, want uiteinde
lijk is ook een multifunctioneel sociaal-cultureel gebouw een zaak die voor alle bewoners in gelijke
mate geldt, maar het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening laat dit niet toe. Wij
zullen na moeten gaan hoe wij de middelen vrij kunnen maken om hier toch te kunnen komen tot rea
lisering van een dergelijke voorziening. Dat is echter een zaak waar wij op terug komen zodra wij
hebben besloten wat er in Camminghaburen aan voorzieningen nodig zal zijn. Daarbij hebben wij ver
schillende mogelijkheden, wij hebben een bedrag op de begroting staan - dat raakt op een gegeven
moment wel weer op - en er zijn misschien ook nog wel reserves die aangesproken kunnen worden. Dat
is echter een zaak die de raad in de hand heeft.
B. Jeugdwerkloosheid.
Mevr. Visser-van den Bos: N.a.v. dit onderdeel zou ik willen vragen of er in onze stad wel eens
geprobeerd is om aan de weet te komen wat de jeugdige werklozen zelf graag zouden zien dat er voor
hen gedaan wordt. Ik heb twee stukken uit de krant geknipt die op het stadhuis ongetwijfeld ook be
kend zijn. Het eerste stuk gaat over een proef m.b.t. het werken van werklozen bij jongerengroepen
in Drachten. U zult wel antwoorden dat daarvan nog geen uitslag bekend is, maar dat die zaak met
belangstelling wordt gevolgd. Het andere artikel - ik vond dat een erg goed stuk - was: Wat te doen
aan nood van langdurig werklozen? In Groningen is een onderzoek geweest; Bas de Gaay Fortman is
maar eens aan de andere kant gaan kijken, u herinnert zich dat misschien nog. Het trof mij dat het
daarbij precies gaat om zaken die ook mij zeer ter harte gaan, n.l.: Op welke wijze proberen wij wat
te doen voor die mensen die onvrijwillig werkloos zijn en dolgraag aan het werk zouden willen gaan,
en: Hoe komen wij er achter of en hoe die mensen zelf oplossingen zien? Ik heb het dan niet over ma
nieren om die mensen weer aan werk te helpen, want dat is niet zo eenvoudig, maar misschien heb
ben zij op het gebied van welzijnsvoorzieningen wensen die wel te realiseren zijn. En dan is er na
tuurlijk nog het verschrikkelijke kernpunt dat iemand die werkloos is bijna niets kan doen zonder het
risico te lopen dat hij zijn uitkering kwijt raakt; ook dat is een heel groot probleem.
De hear Jansma: Nei oanlieding fan it antwurd dat op de fragen fan dit underdiel j'own wurden is,
binammen nei oanlieding fan de passaezje: „Thans is het stichten van een bezigheidsbemiddelingsbu
reau in voorbereiding", soe ik graech witte wolle hwa't dêr oan mei dogge. Ik soe ek wize wolle op
de funksje dy't sunt hiel koart it arbeidsburo krigen hat hwat de utsindburo's fan de oerheit oanbilan-
get. Der soe yn dit gefal ek op ynspile wurde kinne-
De heer Van der Wal: Uit het feit dat het hoofdstuk Jeugdwerkloosheid onder de beleidssector Sa
menlevingsopbouw en Jeugdwerk staat zou je kunnen afleiden dat het college de aanpak van de pro
blematiek rond de jeugdwerkloosheid alleen in de sociaal-culturele hoek zoekt. Dat kan je ook uit
het antwoord afleiden. Nu is het natuurlijk niet zo dat het sociaal-cultureel werk de oplossing voor
het hele probleem van de jeugdwerkloosheid kan aandragen. Uit de benaderinq van het college komt
duidelijk naar voren dat het college wel op die toer zit. Ik zou willen vragen welke sectoren u, naast
de sociaal-culturele sector, betrekt bij deze zaak. In hoeverre kan de gemeente zelf als een van de
grootste werkgevers in Leeuwarden structureel iets aan de jeugdwerkloosheid doen? Ik denk daarbij
o.a. aan de automatisering die getemporiseerd of afgezwakt zou kunnen worden omdat die automati
sering op langere termijn gewoon werkloosheid oplevert. Dat soort zaken worden geargumenteerd met:
Op langere termijn is dat goedkoper want wij hoeven dan minder mensen in dienst te hebben. Nu zit
ten wij bij deze afdeling te praten over het oplossen van het probleem van de jeugdwerkloosheid en
het meer algemene werkloosheidsprobleem, maar aan de kant gaat de gemeente als een van de groot
ste werkgevers in de gemeente zelf steeds meer loonkosten uitschakelen door te automatiseren. Ik zou
ook dit aspect van de zaak eens bij dit hoofdstuk aan de orde gesteld willen zien.
De heer De Vries (weth.): Mevr. Visser vraagt wat de werkloze jongeren zelf vinden van hun si
tuatie en of zij wel benaderd worden. Aan de stuurgroep waarvan in het antwoord sprake is nemen re
gelmatig vertegenwoordigers van deze doelgroep - zo noemt men dat met een mooi woord - deel. Je
kunt echter moeilijk exact aangeven wat de jonge werklozen zelf willen omdat het een groep is die
in de praktijk moeilijk te benaderen is. Men heeft wel contacten met het arbeidsbureau maar voor de
rest is het zo dat men uit zichzelf moeilijk komt tot activiteiten. Eén van de meest hoopvolle dingen
die ik een dezer dagen las - het stond in Sociaal Bestek, no. 1 8 - was dat in Eindhoven een onder
zoek is ingesteld naar de jeugdwerkloosheid en dat daarin een jonge onderzoeker tot de conclusie komt