26
eens iets mis gaan. Dit blijkt b.v. uit het feit dat burgers die brieven schrijven aan de gemeente vaak
maanden op een antwoord moeten wachten. Ditzelfde blijkt ook uit het verhaal van iemand die solli
citeert'bij een gemeentelijke dienst en daar te horen krijgt dat hij wel een fulltime job krijgt uitbe
taald, maar daar als zodanig niet voor hoeft te werken; uiteraard mocht dit beslist niet uitlekken
naar de buitenwereld. Hoewel ik aanneem dat dit soort zaken uitzonderingen zijn, meen ik toch dat
het nuttig zou zijn om eens na te denken over de vraag of wij binnen het gemeentelijk apparaat niet
een instituut moeten creè'ren dat bij voortduring bezig is het doen en laten van de diensten en bedrij
ven te toetsen en door te lichten. Ik denk daarbij aan een instituut dat als een soort waakhond verre
gaande bevoegdheden krijgt en rechtstreeks ressorteert onder b. en w., een soort Rekenkamer in het
klein dus die overal binnen het gemeentelijk apparaat moet kunnen werken om na te gaan of het ge
meenschapsgeld wel doelmatig wordt besteed en of diensten en bedrijven wel optimaal functioneren.
Alleen al de aanwezigheid van zo'n instituut zal preventief werken. Afhankelijk van het antwoord
van het college overweeg ik dan ook om in tweede instantie deze gedachte wat meer handen en voeten
te geven zonder echter daarbij de raad nu al te vragen om dit idee concreet te aanvaarden. Slechts
een verzoek tot nadere studie m.b.t. de gevolgen en consequenties van zo'n instituut staat mij op
dit moment voor ogen.
Ten slotte wil ik mijn betoog niet afsluiten zonder daarbij mijn waardering te hebben uitgesproken
voor al die ambtenaren die direct of indirect bij de voorbereiding van het beleidsplan betrokken zijn
geweest. Het is elk jaar weer een groot karwei.
De heer Visser: Tijdens de financiële beschouwingen van vorig jaar is van onze kant gewezen op
het verschil in niveau van de afdelingsvergaderingen, m.n. van de afdeling financiën, t.o.v. het ver
leden. De terugkeer na de artikel 12-periode naar normale verhoudingen met herstel van het begro
tingsevenwicht en de opgedane ervaringen met het systeem van de meerjarenramingen hebben stellig
bijgedragen tot een inhoudelijk sterk gewijzigd beeld van de begrotingsbehandeling. De hieromtrent
door de fractievoorzitter gemaakte opmerking accentueert dit nog eens. Aan de hand van het beleids
plan 1978-1982 wil ik nader ingaan op enkele aspecten van het financieel beleid.
Het gunstige resultaat over het dienstjaar 1975 lijkt niet onaanzienlijk overtroffen te worden door
het overschot op de rekening 1976. Het zijn deze overschotten die het aanvankelijk financieel-sombere
perspectief een gunstiger aanzien hebben gegeven. Dit beeld wordt bovendien versterkt door een ver
betering van de financiële verhouding met het rijk o.m. bestaande uit de verhoging van een aantal
uitkeringen voor'het lager onderwijs en de te verwachten toekenning van een uitkering krachtens de
verfijningsregeling slechte bodemgesteldheid. Deze verbeteringen die ook in volgende jaren zullen
doorwerken zijn als structureel te beschouwen. Gevoegd bij de genoemde en overwegend als inciden
teel te beschouwen overschotten wordt door de keus van vervroegde afschrijving op onrendabele pro
jecten budgettaire ruimte geschapen voor 1978 en volgende jaren. Vervroegde afschrijving als hier be
doeld heeft onze voorkeur boven rechtstreekse bestemming in de sfeer van kapitaalwerken van de
meevallers, waarvan in dit geval dekking van de jaarlijkse lasten niet bij voorbaat verzekerd zou
zijn. De versterking van het Fonds Stadsvernieuwing heeft eveneens de instemming van de fractie.
In het beleidsplan schenkt u verder aandacht aan een zevental in vrijwel alle gemeenten bestaande
knelpunten, waaraan naar de mening van de Vereniging Nederlandse Gemeenten door de rijksoverheid
urgentie zal moeten worden verleend; deze punten staan vermeld op blz. 6 van de Beleidssector Alge
meen Beheer.
Ten aanzien van de toedeling van middelen voor een eigen plaatselijk welzijnsbeleid zijn de ver
wachtingen dat de gemeenten t.z.t. opgezadeld zullen worden met de gevolgen van de gulle hand
van C.R.M., mede in verband met de 1%-operatie- De nabije toekomst zal dan ook leren of de ge
meenten de zo hoog bejubelde decentralisatie van bevoegdheden op basis van een welzijnsplan al dan
niet gedeeltelijk uit eigen beurs zullen moeten betalen. De gevolgen in de sector maatschappelijk werk
zijn inmiddels zichtbaar geworden en werpen hun schaduw vooruit. Tegen de achtergrond van een on
zekere situatie achten wij een voorzichtig beleid in de verschillende sectoren van de welzijnszorg ge
wenst, omdat de praktijk leert dat eenmaal verkregen rechten in de regel niet zonder tal van moeilijkhe
den worden afgestaan. De onzekere factor in de raming van investeringssubsidies in het vorig beleidsplan
is thans ogenschijnlijk sterk afgezwakt door de raming als vrij werk van een aantal met name genoemde
projecten op grond van de sterk verminderde kans op uitvoering in A.C.W.-verband als gevolg van de
door de rijksoverheid gehanteerde norm van minstens 8% werkloosheid. Geconstateerd moet worden
dat de hierbij omstreden pendel-arbeidsplaatsen reeds vele jaren een ongunstige invloed hebben ge
had op de factor "uitkering per inwoner" uit het Gemeentefonds. Momenteel uit zich dit dan boven
dien in de vorm van een beperking in het voorzieningenniveau, voorwaar een voorbeeld van onsamen
hangend beleid m.b.t. de problematiek van het Noorden des lands in het algemeen en van de centrum
27
functie van onze gemeente in het bijzonder. Uw standpunt t.a.v. de raming van projecten in A .C.W.-
verband - op straffe van heroverweging van prioriteiten - kunnen wij dan ook volgen.
Nu enige opmerkingen in de uitgavensfeer. Tijdens de begrotingsbehandeling van het vorig jaar
heeft onze fractie aangedrongen op versterking van de stedebouwkundige afdeling van de Dienst Stads
ontwikkeling. Uitgangspunt daarbij was de o.i. noodzakelijke versnelling in de voorbereiding en uit
voering van bestemmingsplannen met gelijktijdige aanwijzing van de dekking van de kosten. Een daar
toe strekkende motie van de heren Heidinga en Van der Wal werd verworpen met de stemmen van de
P.v.d.A. en c'e V.V.D. tegen. Uit een intussen verschenen knelpuntennota van het college blijkt dat in het
kader van de bijstelling van de begroting 1 977 besloten is tot inschakeling van de afdeling Bouwkunde
en Landmeetkunde bij de werkzaamheden van de projectgroepen. Naast de inschakeling van ook andere
disciplines van het gemeentelijk apparaat leidt deze maatregel tot een verhoging van de kosten met on
geveer 300.000,Het stemt dan ook tot voldoening dat ondanks de verworpen motie en stellig
onder druk van de omstandigheden de beoogde voorziening toch kon worden getroffen.
Een ander punt betreft de subsidies. Vorig jaar heb ik vrij uitvoerig aandacht geschonken aan het
functioneren van de exploitatie-subsidies binnen het raam van de meerjarenramingen. Daarbij is gesteld
dat een vaste beleidslijn ontbreekt, dit in tegenstelling met de vaste subsidies waarbij voorwaarden
kunnen en worden gesteld aan de eigen inbreng van de belanghebbenden; een actueel voorbeeld is de
amateursport. Het is een bekend verschijnsel dat de prikkel tot zelfwerkzaamheid verslapt wanneer de
gevulde ruif van de overheid onder handbereik is. Het is deze situatie die de kloof in de behandeling
van de gesubsidieerden steeds breder maakt. Een poging om die kloof ingaande 1978 te versmallen is
vorig jaar door de raad afgewezen. Het komt mij voor dat er aanleiding bestaat om het voor de raad
en voor de burgerij vaak onoverzichtelijke subsidiebeleid een duidelijker gezicht te geven in de vorm
van een verordening waarin niet alleen de rechten maar ook de plichten van de gesubsidieerden zijn om
schreven. Het brede terrein van de subsidies sluit - met uitzondering van het betaalde voetbal - de plaat
sing van waarnemers ten enenmale uit. Het toezicht op de besteding van gemeenschapsgelden is dan ook
niet jeen gemakkelijk uit te voeren taak, het is echter evenmin een overbodige eis. Kort geleden is de raad
geconfronteerd met een overigens te goeder trouw ingediend verzoek om een voorziening waarvoor dek
king uit gereserveerde gelden bij een andere instelling aanwezig bleek te zijn; dit bij wijze van voor
beeld. Graag verneem ik het standpunt van het college m.b.t. een subsidieverordening.
Dan nu enige opmerkingen over de eigen middelen. Terwijl het rijk het overgrote deel van de beno
digde middelen verschaft, is de opbrengst van de gemeentelijke belastingen in sterke mate gebonden aan
de I oon- en prijspolitiek van het rijk. Een uitzondering hierop is de onroerend goedbelastingzij het
dat de opbrengst wel gelimiteerd is aan de algemene uitkering van het Gemeentefonds minus de uit
kering voor sociale zorg. Onder meer kon de ingaande 1979 geraamde extra verhoging van de onroe
rend goedbelasting ten bedrage van 300.000,vervallen op grond van de "meevallers" van vorige
dienstjaren; dit heeft onze instemming. Mijn fractie is van mening dat het optrekken van het tarief
voor beide categorieën, anders dan trendmatig, slechts in zeer bijzondere gevallen verantwoord is. De
overweging dat de aantrekkingskracht van Leeuwarden als vestigingsplaats reeds sterk is aangetast door
de suburbanisatie speelt daarbij een belangrijke rol. De verslechterde begrotingspositie m.n. rond 1982
geeft door de geraamde opbrengst van deze belasting een enigszins vertekend beeld, omdat in de meer
jarenraming beide tarieven ongewijzigd zijn gehanteerd i.v.m. het vervallen van de vermakelijkheids
belasting met ingang van 1979. Overigens komen de geraamde waarden van nieuwbouwwoningen en
van aan de woonvoorraad onttrokken woningen, respectievelijk ƒ60.000,en ƒ40.000,mij in
het eerste geval te laag en in het tweede geval te hoog voor. Het binnenkort aan de orde komende
voorstel tot wijziging van de Precarioverordening zal in ieder geval tegemoet komen aan de wens tot
meer doelmatigheid. Met instemming constateer ik verder dat een beter toezicht op de naleving van de
verordening op de belasting op honden ter hand is genomen.
Dan nog een slotopmerking. De C.D.A.-fractie kan zich in grote lijnen verenigen met het voorlig
gende beleidsplan en de begroting 1978. Mocht tijdens de verdere behandeling blijken dat een afwij
kend standpunt wordt ingenomen dan zal dat het principe van instemming niet aantasten. (De heer Ten
Brug (weth.): Het zijn loyalisten.)
Mevr. Smit: Voor de laatste maal in deze raadsperiode worden hier de algemene beschouwingen
gehouden. Het huishoudboekje van Leeuwarden dat wij in 1978 aan de nieuwe gemeenteraad kunnen
overhandigen heeft een aanzienlijk betere inhoud dan het huishoudboekje waarmee wij in 1974 moesten
beginnen. Of het kaft stevig genoeg is om de periode tot 1982 te kunnen doorstaan moeten wij afwach
ten, hef boek is gelijmd en wat kwetsbaar in de rug.
Evenals vorig jaar kunnen wij redelijk tevreden zijn over de financiële voorstellen en resultaten,
maar eens te meer zijn de cijfers beïnvloed door een aantal toevdllige en incidentele meevallers.