28
Vanzelfsprekend maken wij daarvan een dankbaar gebruik, maar de voor ons liggende stukken geven
ons geen reden tot zelfgenoegzaamheid. Een mogelijk nieuw beleid uit de landelijke begrotingen voor
1978 moeten wij missen nu de begrotingen en memories van toelichting zijn ingediend onder verant
woordelijkheid van een demissionair kabinet waardoor er voor een nieuw beleid geen plaats was. De
rijksbegroting is nog niet in behandeling genomen. De goede discussie die mijn partijgenoot Koning
hoopte voort te zetten bij de behandeling van de begroting voor het Gemeentefonds 1978 heeft dus
niet kunnen plaats vinden. Ik twijfel er niet aan dat een dergelijke discussie met de nieuwe minister
van Binnenlandse Zaken, en mogelijk ook met de nieuwe staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, ook
goed zal zijn. Toch is er voor de gemeentefinanciën een aantal wijzigingen voorgesteld, voornamelijk
bestaande uit verfijningen in de verdeling van het Gemeentefonds. De uitgaven van het Gemeentefonds
zijn voor 1978 vastgesteld op 12,4 miljard tegen 10,9 miljard voor 1977. De inkomsten van het Ge
meentefonds belopen 12,3 miljard terwijl het totaal geraamde nadelig saldo van 140 miljoen een gun
stiger beeld geeft dan vorig jaar. Dit lijkt gunstig, maar de Vereniging Nederlandse Gemeenten waar
schuwt terecht in haar brief van 24 oktober j.l. aan de Tweede Kamer'. De tojestand van de gemeente
lijke financiën is lang niet zo gunstig als zij er op het eerste gezicht uit ziet. De laatste jaren is een
aantal maatregelen genomen dat tot verbetering heett geleid. Deze maatregelen kwamen echter na een
lange periode waarin de uitkeringen aan de gemeenten minimaal waren gehouden. De budgettaire te
korten alsmede het aantal artikel 12-gemeenten waren daardoor hoog opgelopen. De maatregelen van
nu zijn nog slechts relatieve verbeteringen." De verdeling van het Gemeentefonds is 1 ,8 miljard voor
lager onderwijs, 10,3 miljard algemene uitkering en 210 miljoen aanvullende bijdrage- Het bij de
meerjarenraming 1 978 voorziene extra accres van 45 miljoen is gehandhaafd en de extra 50 mi 1 joen
i.v.m. de personeelsproblemen bij de gemeentelijke sociale diensten is voor 1978 verlengd. Verder
bleek het mogelijk de prijscompensatie 1977 bij te stellen tot 6%, hetgeen ook in de volgende jaren
doorwerkt. Het volume-accres, vastgesteld op 3,5%, blijft echter ook dit jaar weer achter bij de re-
ele uitgavenstijging. De herverdelingsmaatregelen in de verfijningsuitkeringen hebben daarentegen
zeker voor onze gemeente een positievere uitwerking. Hierdoor zijn wij in staat de kostenstijging op
te vangen.
Dankzij een aantal niet verwachte meevallers, een wat afnemende inflatie en de meerjarenbegro
tingen heeft de Leeuwarder gemeentehuishouding rekeningsoverschotten waardoor vele bij de raad en
de burgerij levende wensen kunnen worden gerealiseerd. Toch kan bij het besteden van deze meevallers
een verschil van inzicht bestaan tussen een meerderheid van deze raad en mijn fractie- Wij zijn en blij
ven van mening dat deze voordelige rekeningssaldi zo moeten worden besteed dat voor de komende jaren
daaruit niet meer extra lasten voortvloeien dan door het nu aanwezige kapitaal kan worden gedekt.
Dit betekent meer concreet dat wij niet voor projecten zijn die met dit geld gefinancierd voor de toe
komst nog eens extra personeelslasten met zich mee brengen. Tegen deze achtergrond moet u ook onze
claim zien om de vernieuwing van het Cambuurstadion naar voren te halen. Natuurlijk mag u hier niet
uit concluderen dat de Leeuwarder problemen zich beperken tot het besteden van overtollige geldmid
delen aan leuke dingen zonder zicht op de toekomst. Teleurstellend is het dat de zogenaamde juli-circu-
laires telkenjare zo laat komen dat de begrotingsvoorstellen en meerjarenramingen nader aangepast
moeten worden. Voor zover wij tot dusver kunnen overzien blijven door beperking in de inkomsten
en uitgavensfeer de resultaten wel gelijk, maar is er elk jaar veel extra werk nodig om de cijfers bij
te stellen. Verder is het wat ironisch dat de nader vastgestelde slechte bodemgesteldheid de gemeente
Leeuwarden een extra uitkering oplevert van 1,1 miljoen. Mede door deze verfi jningsuitkeringen kon
een vorig jaar niet verwachte extra ruimte in de begroting ontstaan die in de meerjarenraming door
werkt. De in de meerjarenraming 1977-1981 aangekondigde extra verhoging van de eigen inkomsten
- b.v. in de sfeer van de onroerend goedbelasting - kon ook thans nog achterwege blijven. U zult be
grijpen dat ik met deze mededeling niet ontevreden ben. Daarnaast, ik stipte het al aan, is de begro
ting voor 1978 en de meerjarenraming 1978-1982 sterk beïnvloed door de gunstige rekeningsresultaten
van de voorgaande jaren. De extra stortingen in het Fonds Stadsvernieuwing die hierdoor mogelijk wer
den hebben onze instemming. Ondanks deze grote bijdragen aan het Fonds Stadsvernieuwing kunnen
wij verwachten dat de stadsvernieuwing ons in de komende jaren voor grote financiële problemen en
offers zal stellen. Wij moeten hopen dat nieuwe wettelijke maatregelen, bedoeld om de stadsvernieu
wing landelijk op gang te houden, niet strijdig zullen zijn met de tot dusver in Leeuwarden gevolgde
werkwijze. Een goede planning, zowel gerekend naar de tijd als naar de beschikbare middelen, blijft
noodzakelijk. Ook de individuele burger zal bereid moeten zijn voor de stadsvernieuwing offers te
brengen en hij zal soms moeten aarevaarden dat zijn particuliere belangen moeten wijken voor gemeen
schapsbelangen. Het volkshuisvestingsbeleid in de komende jaren zal sterk afhankelijk zijn van de
resultaten van de stadsvernieuwing. Drs. H.J. Viersen, directeur-generaal van de Centrale Directie
voor de Volkshuisvesting, uitte dezer dagen in Eindhoven zijn zorg dat via allerlei ingewikkelde
rijkssubsidieregelingen in de sfeer van de volkshuisvesting de vrijheid van de gemeentebesturen nog
slechts een afspiegeling is van wat de gemeentelijke autonomie doet veronderstellen. Door deze sub
sidieregelingen wordt wel technisch en financieel antwoord op deze problematiek gegeven, maar geen
bestuurlijk antwoord. Hij acht het gewenst dat op dit terrein de financiële bevoegdheden van het rijk
naar de gemeente worden overgeheveld. Met die visie kunnen wij het eens zijn, omdat hef beslissings
niveau zo laag mogelijk behoort te liggen. Uit de in behandeling zijnde ontwerp-wef op de stadsver
nieuwing weten wij dat het gemeentelijk optimisme over de financiële regelingen voor de aangewezen
stadsvernieuwingsgebieden veel te groot is geweest. Verder is er nog geen antwoord op de noodzakelijke
financiële regeling voor de exploitatie van welzijnsvoorzieningen in de stadsvernieuwingsgebieden.
Een goede coördinatie en voorlichting, zowel op het gebied van planning en inspraak als financiële
consequenties achten wij hier van het grootste belang. Voorts is naast de extra uitkeringen aan het Fonds
Stadsvernieuwing nog een aantal beleidswijzigingen mogelijk gebleken, nu de financiële armslag waf
ruimer is geworden. Deze betreffen o.m. de mogelijkheid werken uit te voeren die zonder deze extra
financiële middelen van de meerjarenplanning afgevoerd hadden moeten worden, nu de gemeente
Leeuwarden nauwelijks meer kan rekenen op A.C.W.-subsidies. Naast hef voor Leeuwarden vrij gun
stige beeld van de algemene uitkering met de diverse verfijningsuitkeringen is het beeld van de doel
uitkeringen minder rooskleurig, ondanks de structureel verhoogde uitkeringen voor het onderwijs. De
in voorgaande jaren opgelopen achterstand door het steeds achterblijven van de onderwijsuifkeringen
bij de algemene uitgavenstijgingen is hiermee nog niet goed gemaakt. Toch loopt het uit de algemene
middelen te dekken onderwijstekort wat terug. Daarentegen worden de tekorten op de politiebegroting
groter en de verwachting is niet dat daarin de volgende jaren verbetering zal komen.
Kon ik in mijn vorige financiële beschouwingen opmerken dat het eigen beleid van de gemeente
slechts besfond bij de gratie van de vrijgevigheid van de rijksoverheid, thans kan ik hieraan toevoe
gen dat het eigen beleid mede beperkt wordt door de tekorten in de doeluitkeringen, nu de rijksover
heid voor de gemeente Leeuwarden niet meer zo gul blijkt te zijn als wij hadden verwacht.
Met het financiële beleid t.a.v. hef Gemeentefonds kunnen wij ons in grote trekken verenigen.
Met het financiële beleid van de andere departementen t.o.v. de gemeenten zijn wij minder tevreden.
Het gemak waarmee sommige departementen over de gemeentelijke beurs beschikken baart ons zorgen.
Wij maken ons daar allen schuldig aan. De gemeente doet een financiële aanslag op haar ingezetenen,
de burgerij vraagt voor steeds meer, vaak niet meer op gemeentelijk terrein liggende zaken, geld van
de gemeente en tenslotte bepaalt de hogere overheid steeds vaker waf de gemeente uit eigen en alge
mene middelen moet opbrengen voor het door die hogere overheid gewenste beleid. Deze laatste aan
slag geschiedt dan onder de noemer van rijksbijdrageregelingen. Ik vind dit een verontrustende ont
wikkeling. Het zwaard van de rijksbijdrageregeling sociaal-cultureel werk hangt reeds enige tijd boven
ons hoofd. Demissionair staatssecretaris Meijer heeft inmiddels laten weten dat de geplande uitvoering
per 1 januari a.s. niet meer te realiseren is. Er bestaat ook nog onvoldoende duidelijkheid over de vorm
en de inhoud van de regeling, maar toch worden bepaalde constructies uit de concept-rijksbijdragere
geling reeds gehanteerd, hoewel de Vereniging Nederlandse Gemeenten er bij de staatssecretaris van
C.R.M. op had aangedrongen hier niet op vooruit te lopen. De V.N.G. heeft ook terecht gewaarschuwd
dat geen nieuw financieel probleemgebied voor de gemeenten gecreëerd mag worden. Wij achten het
van groot belang dat bij de burgerij op deze terreinen geen begripsverwarring ontstaat. Nog niet dui
delijk is welke beslispunten, plannen en projecten in het kader van de rijksbijdrageregeling sociaal-
cultureel werk getoetst zullen moeten worden en op welke wijze dat zal moeten gebeuren. De ervaringen
tot nu toe, zoals met de rijksbijdrageregeling voor de Kinderdagverblijven, doen vrezen dat de financiële
aanslag op de gemeenten aanzienlijk zal toenemen. Verschillen in plaatselijke omstandigheden zijn
immers niet in vaste normeringen te vertalen.
Evenals in de voorgaande jaren geven de begrofingssaldi voor de planningsperiode en de aanvaar
ding van de daarop van diverse zijden aangedragen voorstellen tot beleidswijziging en -ombuiging
een sterk afnemend begrotingsoverschot te zien. Bleek uit de voorgaande meerjarenraming in 1981 weer
een tekort te vrezen, de huidige cijfers geven zelfs voor het daarop volgende jaar nog een batig saldo
van 80.000,te zien. Vanzelfsprekend worden de cijfers steeds minder zeker voor elk verder weg
liggend jaar, maar wij moeten trachten de begroting ook voor de verderaf liggende tijd zo geloofwaar
dig mogelijk te houden, om te voorkomen datjeen te grote discrepantie onrstaat tussen de begroting
en de rekeningsresulfaten. Ik merk nu al dat wij er te gemakkelijk van uitgaan dat de rekening een
zeer groot overschot laaf zien. Wij moeten ons niet rijker rekenen dan wij zijn.
Wij spreken nu over het laatste jaar van de eerste aan deze raad aangeboden meerjarenplanning
en tevens over hef eerste jaar van de meerjarenplanning waarmee de nieuwe raad in september 1978 van
start gaat. Het wa? even wennen, maar wij hebben geleerd deze meerjarenbeleidsplanning op een goede
wijze te hanteren. De mogelijkheid tot aanpassing en bijstelling is, waar nodig, ruimschoots aanwezig