2? 52.
Mevr. Smit; Op de meeste punten zijn wij het met het financiële beleid roerend eens; daarover
heb ik dus weinig op te merken. T.a.v. de besteding van de meevallers hebben wij tot dusverre geen
bezwaren tegen de voorstellen die thans in de begroting zijn opgenomen, maar bij de besteding van
deze gelden moeten wij de toekomstige consequenties niet vergeten; dat is het enige dat ik gezegd
en bedoeld heb.
De uitbouw van een efficiency-orgaan in de zin zoals weth. Ten Brug dat voor ogen heeft is naar
mijn mening het overwegen waard zolang dat niet leidt tot een nieuw ambtelijk instituut binnen de
gemeente dat een eigen leven gaat leiden. Mogelijkheden zijn wellicht te verkennen. Het moet niet
als een teken van wantrouwen worden gezien. Hetzelfde geldt voor het voorstel van de heer Visser
om de mogelijkheden van een subsidieverordening te verkennen.
De Foarsitter: Ik soe in inkele opmerking meitsje wolle oer itjinge de hear Miedema frege hat. Wy
hienen al in ófspraek makke mei steatssiktaris Schaefer, mar dy is fuort gien en dat is dus net réali-
searre. Wy meitsje nou balans op hokker wichtige punten wy mei de nije steatssiktaris bisprekke moat-
te, wy hawwe al in datum ófsprutsen dat wy dy balans fêststelle sille. Dêr sil seker de problematyk fan
lokaesjesubsydzje by wêze. Weth. Rijpma en ik sille op koarte termyn in gesprek oanfreegje mei de
nije steatssiktaris. Wy sille op de ien of oare manier seker de ried op'e hichte stelle fan it resultaet
dêrfan
Ek oer de sudtangint soe ik noch hwat sizze wolle. Ik tocht dat it forstannich wêze soe om dêr op
dit momint net fierder oer to praten. Mei greate subsydzje-objekten leit it hiel subtyl. Wy binne der
yn gearwurking mei de provinsje mei dwaende; wy fine fêst wol gelegenheit om dêr op tiid mei de
ried of de bitrutsen kommisjes oer to praten, ek fansels hwat de urginsje oanbilanget. It soe net for
stannich wêze om op dit momint dit oangeande bipaelde ütspraken to dwaen. Wy soenen dêr swierrich-
heden mei krije kinne by it oerliz dat plak hat oer de subsydzjeproblematyk, dat leit net sa maklik.
Ik hoopje dat de hear Miedema dêr bigryp foar hawwe sil.
N.a.v. een opmerking van de heer Van der Wal zou ik u willen verzoeken nu niet verder te spre
ken over het al of niet instellen van een commissie voor de stadsvernieuwing. Het college heeft daar
nog geen standpunt over. Wij komen, zoals ik al heb gezegd, in het voorjaar met een nota over de
raden en commissies. Ik zou u willen vragen om, als daarin geen voorstellen hieromtrent zouden staan
- ik weet niet wat er in zal staan; de commissie die met de nota bezig is hoort wat hier besproken is -,
die zaak dan aan de orde te stellen; dan heeft het college op dit punt ook stellig een standpunt inge
nomen. Uit praktische overwegingen vraag ik dus daar vandaag niet verder over te discussiëren.
De heer Ten Brug (weth.): Ik heb inderdaad niet gereageerd op de opmerkingen van de heer Knol
m.b.t. het streven naar een nog meer doeltreffende informatie bij de begroting. Hij heeft zijn opmer
kingen gemaakt in de sfeer van: het moet eigenlijk zo zijn dat iedereen het kan snappen en beoorde
len. Ik heb er hierom niet op gereageerd omdat hij nog geen aanwijzingen heeft gegeven in welke rich
ting hij het zou willen zoeken. Ik ben best bereid om daar nader met hem over te praten. Ik ben niet
graag bereid om nog meer stukken te produceren, want dat lijkt mij moeilijk. Het is mogelijk dat wij
op bepaalde punten de zaak anders zouden kunnen opzetten. Wij zijn natuurlijk voor een groot deel
gebonden, maar dat weet de heer Knol ook welWellicht is het mogelijk om de vereenvoudiging-Knol,
als ik het zo mag zeggen, op een aantal punten te wijzigen of anders schematisch op te zetten. Wij
hebben dat een paar jaar geleden voor het eerst bij de stukken gedaan om te kijken of een wat glo
baler overzicht voor de raad iets gemakkelijker zou zijn. Wij zouden misschien iets kunnen doen in
de geest van het stuk dat de heer Knol hier vanmiddag heeft gegeven en dat hij gebruikte als kapstok
voor zijn verhaal. Ik ben graag bereid er aan mee te werken dat het voor derden wat beter te begrij
pen wordt. Wat de efficiencybewaking betreft heb ik begrepen dat ook mevr. Smit zich daarmee kan
verenigen, m.n. dan in de zin van mijn antwoord in eerste instantie. Ik dacht dat wij daar maar eens
met elkaar over zouden moeten praten in de Commissie voor de Financiën, te meer omdat een aantal
van de aangegeven punten al in de commissie die zich met de meerjarenraming bezig houdt aan de
orde zijn geweest; er is wel aanleiding daar eens over van gedachten te wisselen.
Dan nu nog iets over de kwestie van de taxatie. Het is inderdaad zo dat wij met de grondslag
van 1974 zitten. Daar moeten wij ook naar toe rekenen, want anders zouden wij een heel vreemde
situatie krijgen. De woningen die in 1974 getaxeerd zijn zijn nu natuurlijk ook veel meer waard dan
toen, wij kunnen dit niet veranderen, de wet geeft daar trouwens ook geen mogelijkheden voor. Ik
dacht dat wij wat de mogelijkheden in de toekomst betreft in het oog moeten houden dat wij streven
naar een totaal-opbrengst; daarbij moeten wij ook nog blijven binnen de limieten. Je kan niet zon
der meer zeggen: De taxaties zullen wel veel hoger zijn dus wordt de opbrengst hoger. Als de taxa
ties hoger worden dan zullen de tarieven iets naar beneden geschroefd worden om de opbrengst te ha
len die wij menen te moeten halen. Je kunt niet automatisch zeggen: De taxaties gaan omhoog, de ta
rieven blijven gelijk en dus wordt de opbrengst hoger. (De heer Visser: Er zit ook een jaarlijkse index
in.) Juist, dat zit er wel bij, maar die indexering haalt waarschijnlijk niet de geweldige sprong die
in de taxatie zit. Op dit moment is dit zelfs al een probleem waarover een aantal gemeenten zich
gaan beraden, want het blijkt dat de woningen in verhouding tot de industriegebouwen aanmerkelijk
meer in waarde stijgen; aangezien er geen onderscheid is wat de toepassing betreft zou je dan wel
heel vreemde situaties krijgen want als je die waarde omhoog wilt halen dan betekent dat dat de
zaak voor de woningen extra zwaar belast wordt. Hoe wij daar uit moeten komen weet ik niet. Op
initiatief van de gemeente Haarlem zullen een aantal gemeenten zich daarover beraden.
De heer Van der Wal is nog even terug gekomen op mijn opmerkingen over het onderwijs. Ik heb
nu begrepen - dat is dan voor het eerst - dat Axies alles overziende vindt dat het nergens naar lijkt.
Ik wil daar niet verder op ingaan, ik wil het eigenlijk alleen maar constateren. Wij hebben hierover
meerdere malen uitvoerig gesproken in afdelingsvergaderingen. Ik heb eigenlijk een beetje het idee
dat de heer Van der Wal niet door heeft wat er precies gebeurt met het onderwijs in Leeuwarden en
dat is erg jammer.
De heer Visser: Er is nog een puntje blijven hangen, dat is mijn vraag naar de wijziging van de
heffingsgrondslag van de onroerend goedbelasting
De heer Ten Brug (weth.): Ik heb dat ook gehoord en gelezen. Naar ik meen wordt dit gekoppeld
aan de hele operatie die er straks moet komen wat betreft de bestuurlijke herindeling. Als dat waar is
dan hebben wij nog wel even de tijd.
De heer Rijpma (weth.): Er zijn voor mij nog een paar puntjes over gebleven. Laat ik eerst maar
even ingaan op de opmerking van de heer Knol over de temporisering. Daar zitten toch meer voetan
gels en klemmen aan dan zo op het eerste gezicht lijkt, want er zijn ook subsidieregelingen voor in
dividuele burgers die alleen maar genoten kunnen worden als wij t.a.v. de wijk waarover het gaat
duidelijke uitspraken doen m.b.t. de continuïteit, wat er in 10 jaar, in 15 jaar, in 20 jaar gebeurt.
Anders komen zij doodgewoon niet in aanmerking voor de individuele subsidies die er zijn. Er is het
subsidie van 2.250,per woning voor iedere straat die verbeterd wordt. Wij kunnen er dus niet om
heen om voor alle vooroorlogse wijken waar de bewoners aandringen op verbetering in ieder geval aan
te geven wat het toekomstperspectief van die wijk is. Als wij dat niet doen dan treedt er in de wijken
waar wij niet aan toe komen heel duidelijk een extra verpauperingsproces op.
De heer Miedema heeft gevraagd naar de mogelijkheden van het Lijempf-terreinHet Lijempf-
terrein is gezien alle problematieken die er waren even blijven rusten. Ik moet er bij zeggen dat er
op het ogenblik in mijn map ten minste 10 aanvragen zitten voor terreinen voor kantoren. Die passen
echter niet op het Li jempf-terrein want het zijn allemaal vestigingen die zich bewegen tussen de
600 m2 en ruim 1 .000 m2. Zij passen qua omvang niet op het Li jempf-terreinEr is één aanvraag - daar
wordt op het ogenblik over gediscussieerd - die enigszins op dat terrein met zijn groot aantal m2 in
gepast zou kunnen worden, maar de urgentie van die aanvraag is van dien aard dat wij nog een aan
tal weken de tijd hebben om daarover tot uitspraken te komen. Natuurlijk is het Li jempf-terrein pro
visorisch ontsluitbaar. Als er iemand is die zich daar wil vestigen en die daar ook de nodige financi
ële middelen heeft om dat terrein te ontsluiten dan kan dat. (De hear Miedema: Om hoefolle arbeids-
plakken giet it by dizze 10 oanfragen en hokker mooglikheden sjogge jo dêroan to foldwaen nou't
dit reéle oanfragen binne?) Het gaat om een aantal arbeidsplaatsen tussen de 500 en 1 .000. Die plaat
sen vinden wij per se niet op het Li jempf-terrein, die zullen wij moeten vinden in de gebieden waar
over de discussies in deze raad al hoog opgelaaid zijn en waarover ze waarschijnlijk met enige emoti
onaliteit weer zullen oplaaien, maar andere gebieden zijn er niet. De Hemrik komt voor deze vesti
gingen niet in aanmerking. U weet dus wel waar ik over praat.
Er zijn nog een paar opmerkingen gemaakt over de stadsverwarming. De heer Eijgelaar heeft daar
in eerste instantie al wat informatie over gegeven. Wij hebben in de laatste vergadering van de stuur
groep voor Camminghaburen met de directeur van Frigas over deze zaak gediscussieerd, wij hebben
contact gehad met de heer Braaksma van de afdeling E.B.O. die een symposium heeft bijgewoond en
een aantal gesprekken heeft meegemaakt over stadsverwarming. Wij zullen in een raadsvergadering
van januari ja of nee moeten zeggen voor het hele gebied, later kan het eigenlijk niet. (De Voorzitter:
Wij proberen het in januari te doen, maar het moet nog in b. en w.) Volgens mij is het noodzakelijk
dat de beslissing in januari wordt genomen
De heer De Vries (weth.): De heer Buising heeft in mijn beantwoording de bevestiging gevonden
van zijn vrees dat straks de voeding van het Gemeentefonds voor de sociaal-culturele voorzieningen