gemaakt op een stuk van het voortuintje of wanneer op grond van politieke besluitvorming de tot dus
verre zo rustige straat ineens tot verkeersader wordt gepromoveerd c.q. gedegradeerd, met alle onrusten
gevaar vandien. De school waar de kinderen naar toe gaan, de kwaliteit en de omvang van de voorzie
ningen die er op alle mogelijke gebieden van het maatschappelijk en sociaal-culturele leven zijn of
juist niet zijn, het huis waarin wordt gewoond of waarnaar het verlangen uitgaat, de normen die worden
aangelegd en gehanteerd om het geld voor al die dingen te verdelen, de hoogte van de gemeentelijke
belastingen en tarieven, het wordt allemaal door de burger terecht op de rekening van de gemeenteraad
geschreven hetzij aan de credit- hetzij aan de debetkant.
Onze begroting is er dit jaar een met een gematigd optimisme o.a. wat de financiële aspecten van
het beleid betreft. Hoewel collega Knol zich hierover in de loop van de middag nader en vooral diep
gaander hoopt te uiten dan waartoe ik in staat ben, wil ik niet nalaten nu al op te merken dat onze
fractie uw stellingname t.a.v. de manier waarop de subsidiecriteria voor A.C.W.-geIden worden gehan
teerd, waarover u op blz. 1-7 van de aanbiedingsbrief schrijft, graag ondersteunt; de situatie zou zich
immers kunnen voordoen dat bepaalde gemeenten in aanmerking zouden komen voor de besteding van
A.C.W.-geld terwijl de werkloosheid in andere gemeenten ontstaat. Het is wellicht aan te bevelen dat
ook in het verband van de V.N.G. aandacht aan dit aspect wordt besteed. Het rayon Leeuwarden moge
dan momenteel een lager werkloosheidspercentage kennen dan 8, dat betekent echter niet dat de energie
die wij behoren te besteden aan het terugdringen van de werkloosheid ook maar een ogenblik zou mo
gen verslappen.
Onze fractie betreurt het dat over de verdubbeling van het traject Dronrijp-kop Afsluitdijk waar
op ook door deze raad zo vaak werd aangedrongen nogal wat stof is opgewaaid. Wij stellen ons als
fractie ook graag achter hetgeen u schrijft over de weg Leeuwarden-Heerenveen-Meppel hoewel onze
verwachtingen hieromtrent niet zo hoog zijn gespannen. Tijdens de behandeling van het preadvies in-,
zake het ontwerp-Structuurschema Verkeer en Vervoer heeft onze fractie zich met zoveel woorden po
sitief opgesteld t.a.v. het belang van verdubbeling van deze weg; dat doen wij nog. De verbinding via
het zuiden is voor Leeuwarden van minstens evenveel belang als die via het westen, vandaar dat ik
nog weer grcag eens de gelegenheidibenut op de urgentie er van te wijzen.
Ik sprak zonet over de aanspreekbaarheid van de raad door de burger. In dit verband wil ik opmer
ken dat onze fractie blij is dat de commissie uit deze raad die zich zal bezig houden met het bestuderen
en toetsen van het rapport "Een goede raad" nu binnenkort aan de slag kan. Wij achten dit een bijzonder
belangrijke zaak omdat de gemeenteraad dringend aan een betere bewerktuiging toe is. Ik hoop zo met
een in het kader van enkele opmerkingen over o.a. de stadsvernieuwing en het welzijnsbeleid te wijzen
op de noodzaak tot het stellen van prioriteiten. Die noodzaak beperkt zich natuurlijk niet tot deze
twee voorbeelden, de raad wordt er praktisch bij alles waarmee hij zich bezig houdt mee geconfronteerd.
Maar hoe wordt de raad in staat gesteld om op verantwoorde wijze tot hef afwegen van zulke prioritei
ten te komen? Daartoe zal de raad zo vroeg mogelijk bij de dingen die komen gaan moeten worden
betrokken. Ook in de voorbereidende fase, m.a.w. bij het bepalen van de doelstellingen die aan de be- I
sluiten ten grondslag liggen, zal de raad een dikke vinger in de pap moeten hebben. Het systeem van
de informatieverstrekking aan de raad zal hier en daar misschien enige verbetering behoeven. Voor be
langrijke beslissingen zal de raad vooral ook meer tijd gegund moeten worden om iedereen in de gele
genheid te stellen zich een zo gefundeerd mogelijk oordeel te vormen. Hoe vaak heeft de raad nu al
niet het gevoel door de gevolgde procedures in tijdnood te raken? Van die maar al te bekende positie
van "slikken of stikken" die - dat geef ik graag toe - veel vaker door omstandigheden of ijzeren voor
schriften, kortom door onmacht, dan door onwil van personen wordt veroorzaakt, moeten wij af als
wij als raad tenminste willen voldoen aan de eisen die de burger terecht aan ons stelt. In dit verband
moge ik alvast een suggestie doen. Er zijn naar ik meen al enkele gemeenten die het rapport "Een goede
raad" hebben getoetst op zijn bruikbaarheid voor de eigen raad. Als bij die gemeenten navraag wordt
gedaan naar conclusies en resultaten op korte termijn zodat die aanwezig zijn voordat wij beginnen
kan het werk dat er in Leeuwarden moet gebeuren misschien wat gemakkelijker worden.
Het is nu ook de tijd om als gemeenteraad zich eens wat dieper te buigen over de regio evenals
over de plaats die onze gemeente in de regio inneemt. De termijn waarover de betreffende gemeenschap
pelijke regeling van kracht is loopt langzamerhand ten einde en voordat die regeling wordt verlengd
kan het nuttig zijn - in dit geval is het zelfs nodig - dat er eens goed wordt gekeken naar wat er in de
afgelopen jaren is gebeurd en hoe dat is gebeurd. Ik wil overigens wel duidelijk stellen dat onze frac
tie voorstandster is van verlenging van de betreffende gemeenschappelijke regeling, m.a.w. voorstand
ster van het doorgaan met de regio. Er zal echter hier en daar wel iets veranderd moeten worden, want
ook als je er van uitgaat dat de regioraad zijn zwaartepunt veel meer zal moeten vinden in het overleg
dan in de daadwerkelijke bestuurlijke activiteit - zoals u van mening blijkt te zijn in de antwoorden op
de vragen die ik u daarover heb gesteld - dan nog isde reden voor het ontstaan van de regioraad ge
weest de vrees voor de uitholling van de lokale democratie en daardoor de afbrokkeling van het lokale
bestuur; beide zijn immers de grote pijlers van de democratie zoals die in ons land vorm heeft gekregen.
Juist hierom is het naar de mening van onze fractie nodig een soort van mentaliteitsverandering te be
werkstelligen - althans om dat te proberen -, want het feit dat er na veel moeite toch geen regionale
regeling voor het ophalen van huisvuil komt is er wel een bewijs van hoe moeilijk het is om tot een
goede samenwerking te komen. Ik laat het bij dit ene voorbeeld en wil nu nog even ingaan op de plaats
die Leeuwarden in de regio inneemt. Vorig jaar heb ik bij deze gelegenheid gezegd dat Leeuwarden
wellicht een dienende functie in de regio kan vervullen. Daarmee bedoel ik dat de centrumfunctie die
Leeuwarden als provinciehoofdplaats heeft meebrengt dat de voorzieningen die wij daardoor hebben of
nastreven ook duidelijk hun uitstralende effecten op de regio moeten en kunnen hebben. Als er b.v. op
het gebied van werkgelegenheid, op het gebied van infrastructuur en op het gebied van het tertiair
onderwijs in Leeuwarden voorzieningen op een redelijk hoog peil aanwezig zijn zal de regio daar on
getwijfeld van mee kunnen profiteren. Daarom kan, dacht ik, het nastreven van een dergelijk voor-
zieningenpeil ook een gemeenschappelijk belang van de regio zijn; zo helpt de een de ander en om
gekeerd. Dat ik even op deze problematiek ben ingegaan zou overigens ingegeven kunnen zijn door het
geen de heer Berg eind oktober op de bijeenkomst over dit onderwerp in de Provinciale Bibliotheek zei.
Hij relativeerde de zaak terecht met zijn stelling dat het nog wel een jaar of tien kan duren voordat
er van het feitelijk in werking treden van de nieuwe bestuurlijke organisatie sprake zal zijn. Dat met
name maakt het filosoferen over de regio tot een betrekkelijk iets; gelukkig maar, zou je zeggen, dan
hebben wij nog voldoende tijd om te leren. Dit ontheft ons echter niet van de plicht om ons degelijk
te verdiepen in de vraag: Verder met de regioraad en zo ja, hoe, nu de eerste periode dat de regioraad
actief is geweest bijna is afgelopen?
Op het terrein van de ruimtelijke ordening vraagt de stadsvernieuwing momenteel terecht veel
aandacht en zonder al te zeer in bijzonderheden te treden zou ik hierover graag een paar opmerkingen
willen maken. Een van de belangrijkste factoren die het tempo van de stadsvernieuwing bepalen is de
kostenfactor. Daarop gespitst lees ik in het nummer van 23 september van het weekblad van de V.N.G.
dat er voor de interim-saldoregeling in 1978 meer cjeld beschikbaar komt. Dat lijkt dan heel wat maar
de domper komt al gauw, want op 21 oktober schrijft hetzelfde blad dat er voor 1978 101.800.000,
wordt uitgetrokken en dat is dan 1.800.000,meer dan over 1977 want dit jaar is het totaalbedrag
100 miljoen gulden. Bovendien wordt dit bedrag over zes gemeenten verdeeld waarvan vijf in de rand
stad; de zesde is Groningen. Of er in 1978 andere gemeenten bij komen of dat er in dezelfde gemeen
ten meer gebieden worden aangewezen wordt nog onderzocht, zo staat in de begroting van het Mini
sterie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening; en dat noemt het blad dan optimistisch. Wat geldt
er dan voor de andere gemeenten die ook voor de noodzaak van vernieuwing staan? Wat geldt er dan
- om maar weer naar huis terug te keren - voor Leeuwarden? Het antwoord op deze vraag is in wezen
al gegeven tijdens de vergadering van de afdeling II van deze begrotingsbehandeling: Het pessimisme
dat ik op dit punt uitsprak werd door u volledig gedeeld. De komende Wet op de stadsvernieuwing' izal
er, vooral wat de beschikbaarstelling van de middelen betreft, heel anders uit moeten zien als de voor
loper er van - de interim-saldoregeling - doet vermoeden, tenminste als Leeuwarden er in redelijke
mate van zal kunnen profiteren. Ik ben er erg bang voor dat wij ook de stadsvernieuwing voor een groot
deel alleen zullen moeten financieren en dus komt het neer op het stellen van prioriteiten: Hoe hoog staat
de stadsvernieuwing op het lijstje van onze verlangens, behoudt de stadsvernieuwing ook op de iets lan
gere termijn de plaats die zij nu heeft, hoe verdelen wij het geld over de diverse projecten en over de
tijd en bovendien - en dat is bepaald niet het aardigste - hoe vertellen wij aan de burger dat bepaalde
dingen op een bepaalde termijn gewoonweg onmogelijk zijn? Overigens komt hier nog iets bij: Onze
fractie vraagt zich n.l. af of het college zich wel in voldoende mate verzekert van de steun en de in
vloed die parlementsleden, afkomstig uit onze regionen, kunnen verlenen en uitoefenen wanneer voor
bepaalde stadsvernieuwingsprojecten bij het rijk een beroep op diverse subsidieregelingen wordt gedaan.
Ik hoef u niet te zeggen dat dit soms van beslissend belang kan zijn voor het toekennen van subsidie.
Bij onze fractie bestaat de indruk - nu druk ik mij wat voorzichtig uit - dat dit niet of niet voldoende
gebeurt. Mocht ik gelijk hebben dan wil onze fractie u bij deze dringend aanraden dit voortaan wel te
doen.
De opmerkingen die ik tot nu toe maakte gelden uiteraard niet alleen de interim-saldoregeling. Ik
bedoel ze ook, misschien met nog meer nadruk, voor de lokatiesubsidies waarover voor onze diverse
projecten, al of niet onder de stadsvernieuwing vallende, met het rijk wordt onderhandeld of nog on
derhandeld moet worden. Hier komt ook Camminghaburen even in het beeld; daarover zei de wethouder
tijdens de vergadering van de afdeling II o.a. dat er min of meer vanuit de stelling "take it or leave it"
wordt onderhandeld. Dat is een bijzonder onaantrekkelijke onderhandelingspositie en het onderstreept
weer eens dat er toch wel fundamentele fouten kleven aan de verhoudingen tussen de rijksoverheid en het