]A' bB \S éj toezicht kon leiden. Wat wij echter intussen wel zien is dat Leeuwarden, vooral buiten de stadsgrachten, bezig is zijn eigen gezicht te verliezen, denk even aan de Willemskade en aan de HuizumerlaanHier uit blijkt dat het welstandstoezicht zoals dat heden ten dage nog functioneert niet is opgewassen tegen andere belangen, de kolos zoals je het bouwproces kunt noemen en waarvoor het welstandstoezicht alleen een hindernis is die genomen moet worden. Minister Gruijters heeft eens in de Eerste Kamer ge zegd: Wie in dit land rondgaat mag zich afvragen of het welstandstoezicht wel zo effectief is. In feite heeft het welstandstoezicht geen enkel machtsmiddel. Het bestaat bij een regeltje in de wet dat de gemeentebesturen verplicht vóór het verlenen van een bouwvergunning een advies van een deskundig college te vragen. Dat advies kan door de gemeentebesturen worden opgevolgd, maar men kan het ook naast zich neerleggen. In het laatste geval kunnen de welstandstoezichthouders slechts slikken en zeg gen: Wij hebben ons best gedaan, het is niet anders. Ook vroeger werd reeds de behoefte gevoeld om een bepaalde regelende bevoegdheid in het leven te roepen t.a.v. het bouwen en verbouwen en ook t.a.v. het uiterlijk van gebouwen. Welstandsvoorschriften bestonden reeds in de 17e eeuw, bij de totstandkoming van de Amsterdamse grachtengordel speelden ze een belangrijke rol. Wat de recen te geschiedenis betreft, kort na de inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 ontstonden er wel standscommissies of schoonheidscommissies, zoals ze toen werden genoemd, hoewel dit toezicht nog geen wettelijke basis had. Pas in 1965 gebeurde dit door middel van de Woningwet van 1965 als wet telijke bevestiging van een al lang bestaande praktijk die zich bediende van welstandsbepalingen in de Bouwverordening volgens art. 34 betreffende het bouwwerk op zichzelf, het bouwwerk in verband met de bestaande omgeving en het bouwwerk in verband met de verwachte ontwikkeling. Wij vragen ons af of de uitvoering van het huidige welstandstoezicht gezien de maatschappelijke ontwikkelingen nog wel voldoet aan de bedoelingen van de wet. Want waar steunt het welstandsadvies op? Op de wenken en voorschriften en op de Bouwverordening. O.i. kunnen deze juist eerder een belemmering zijn voor een goed welstandsadvies dan een positieve factor. Immers, juist die aspecten die te maken hebben met vormgeving en juist die aspecten die te maken hebben met de kans om kwalitatief een goed advies uit te brengen worden bemoeilijkt door het feit dat de wenken en voorschriften nu eenmaal een bepaald patroon van leven opleggen en door het feit dat de Bouwverordening een aantal ma ten kent die eerder met de technologische ontwikkeling te maken hebben dan met datgene wat wij o.i. welstandstoezicht zouden moeten noemen en waar de mens zich in deze maatschappij wel bij voelt. Wij vragen ons af of het advies niet veel meer zou moeten steunen op door het gemeentebestuur i.e. de raad vastgestelde doelstellingen en of in dat verband het advies niet veel meer zou moeten wor den gericht op het bouwwerk in relatie tot de gebouwde omgeving, de criteria die door de raad zijn vastgesteld voor de toekomst van die omgeving in aanmerking nemende. Dit houdt in dat de raad doel stellingen moet vaststellen. Dit vraagt dus ook een stedebouwkundige benadering en niet alleen een architectonische benadering van het welstandstoezicht. Ook zou het o.i. zeer gewenst zijn dat, nu door de gemeenteraad een structuurplan voor de binnenstad is aangenomen en er dus vrij gedetailleerde criteria bestaan waar het welstandstoezicht op kan steunen - in ieder geval voor de binnenstad -, veel meer zaken in dit welstandstoezicht worden betrokken. Ik noem er enkele: de openbare weg, het openbaar water, straatmeubilair, beplanting, civiel-technische werken. Het zou dan een multi-func- tioneel welstandstoezicht worden dat naar welstandszorg zou moeten toegroeien. Vanzelfsprekend zou dan in dat kader ook het facet monumentenzorg moeten worden betrokken en niet in de laatste plaats. Volgens ons zou er reeds nu door het welstandstoezicht van vandaag een horizontaal overleg moeten plaats vinden met Monumentenzorg en zou men er ook over kunnen denken of onze Welstandsadvies- commissie hiërarchisch niet een plaats zou moeten hebben onder de Friese Schoonheidscommissie om zo een breder draagvlak te krijgen. Wij hebben ons ook afgevraagd waarom onze gemeente drie jaar terug bedankt heeft voor het lidmaatschap van de Landelijke Federatie Welstandstoezicht. Ik heb in middels begrepen dat dit uit zuinigheid geweest is. Het lijkt ons, juist nu het welstandstoezicht over al in discussie is, zeer gewenst lid te zijn van een dergelijke organisatie, gezien de congressen en publikaties van deze federatie. Die paar honderd gulden kunnen wij nu wel weer missen, dacht ik. In onze visie m.b.t. een integraal welstandstoezicht, waarin niet alleen de opdrachtgever en de ar chitect een rol spelen maar ook de gebruiker - een en ander zal zich zo veel mogelijk in de open baarheid moeten afspelen omdat juist het niet weten waarom een plan niet wordt geaccepteerd een zekere geprikkeldheid veroorzaakt -, zou moeten worden gedacht aan een opzet waar meer disci plines bij worden betrokken dan thans het geval is. Het uitgebrachte advies zal ten dienste moeten staan van de gemeentebestuurder zodat dit tevens de rol zal kunnen vervullen van bewaker van de door de gemeenteraad geformuleerde doelstellingen. Een ander belangrijk facet is de fase waarin het welstandstoezicht wordt ingeschakeld. In de meeste gevallen zal bij kleinere verbouwingen of bouw werken het advies van de commissie aan b. en w. opgevolgd kunnen worden. Indien echter de commis sie bij grotere bouwwerken of complexen van gebouwen niet al in de ontwerpfase wordt ingeschakeld zal het welstandstoezicht niet goed kunnen functioneren omdat dan in een latere planfase geen om keerbaarheid meer mogelijk is. Ook hierom zou een andere werkwijze van het welstandstoezicht ge wenst zijn, n.l. een meer actieve opstelling. Je kunt proberen de plaatsen op te zoeken waar de eerste gedachten over een bouwplan worden geformuleerd en proberen harmonie te brengen in het koor van veelstemmige belangen daar waar tegenstellingen aan de orde van de dag zijn, tegenstellingen tus sen groepen, personen en krachten die ieder voor zich een eigen prioriteit bij het bouwproces stel len. Het welstandstoezicht heeft geen macht, maar het kan wel trachten mee te sturen in plaats van vaak alleen passief af te wachten en dan te beoordelen. Dat wil zeggen, het actief bevorderen van de welstandsprovisie. Hoe dit alles in onze gemeente zou moeten worden gerealiseerd is pas na verdere studie aan te geven. Bij de Federatie Welstandstoezicht en bij de B.N.A. is het welstandstoezicht in discussie. Er zijn diverse enquêtes verricht en studies gemaakt en men is het er wel over eens dat het welstandstoezicht zal moeten worden aangepast aan maatschappelijke ontwikkelingen. De gemeente Haarlem heeft zijn verordening op het welstandstoezicht herzien en verplichting tot openbaarheid ingesteld; alle zaken het uiterlijk van de stad betreffende worden aan het welstandstoezicht onder worpen. De gemeente Loenen heeft een adviescommissie op basis van artikel 61 van de Gemeentewet ingesteld, regelende dorps- en landschapsschoonmilieuhygiëne en monumenten. Instelling van een dergelijke commissie zou ook de mogelijkheid scheppen om gebruikers in te schakelen. De provincie Overijssel heeft meerdere disciplines samengebracht in Het Oversticht, een provinciale onafhanke lijke stichting waarin het welstandstoezicht, de landschapscommissie en de monumentencommissie samenwerken. Thans nemen alle gemeenten deel aan deze organisatie. Hierdoor is ook in gemeenten vanuit Het Oversticht een interdisciplinaire aanpak mogelijk. De landschapscommissie schenkt ook aandacht aan wegen, hoogspanningsleidingen, aardgasleidingen e.d. Nog te veel zaken raken ook in onze gemeente bij het huidige welstandstoezicht tussen wal en schip. Een voorbeeld is het aanne men in de raad van een plan zoals de Lekkumerweg die vooral in Lekkum een totaal ander dorpsgezicht zal veroorzaken en ook landschappelijk invloed heeft. Dit heeft in de beoordeling van het plan geen rol gespeeld, ook niet bij de raad, want men is daar dan niet genoeg attent op. Wij vroegen u vorig jaar met de provincie een gesprek op gang te brengen m.b.t. de vraag of een dergelijke multi-func- fionele aanpak in Friesland niet wenselijk zou zijn. Inmiddels is het z.g. rapport Houben verschenen, samengesteld door een adviescommissie en ingesteld door de bestuurscommissie van de provinciale Friese Schoonheidscommissie, zodat verwacht kan worden dat Leeuwarden wel zal worden uitgenodigd om deel te nemen aan een stichting zoals in het rapport wordt voorgesteld. Wij kunnen thans de wen selijkheid van de in dit rapport voorgestelde organisatie nog niet beoordelen, maar dit zal ongetwij feld bij het voorstel dat wij in het komend jaar van het college verwachten ter sprake komen. Ik kom thans tot enige concrete vragen over die punten uit mijn betoog die o.i. op korte termijn veel aandacht vragen. In de eerste plaats is er de vraag om de verordening van het welstandstoezicht zo te veranderen dat daar waar de gemeenteraad duidelijk de criteria heeft uitgesproken deze in het advies moeten worden meegenomen en dat het advies niet uitsluitend mag berusten op de wenken en de voorschriften in de Bouwverordening en dat voorts behalve over bouwwerken advies wordt gegeven over andere aangelegenheden waarbij het uiterlijk aanzien van de stad en het landschap in het geding is of kan zijn en dat dit bij openbaarheid van vergadering in de verordening wordt geregeld. Om nu de hele zaak goed duidelijk te stellen komen wij met de volgende motie: "De raad van de gemeente Leeuwarden, bijeen op 13 december 1977, vraagt het college van b. en w. te komen met een nota betreffende het welstandstoezicht om te komen tot een ombuiging van dit toezicht zoals door mij zojuist is uiteengezet en in die voorstellen onder meer aandacht te besteden aan de volgende punten: - de openbaarheid van vergadering - de multi-functionaliteit - het tijdig inschakelen van het welstandstoezicht - overleg met monumentenzorg - het inschakelen van de gebruiker - toetsing aan eerder door de raad vastgestelde doelstellingen en hierbij te betrekken: - het rapport van de commissie Houben - de werkwijze van Het Oversticht - het rapport van de B.N .A.: Welstandstoezicht of Welstandszorg - de verslagen van het congres van de Federatie Welstandstoezicht 1976 - de experimenten van de gemeenten Haarlem en Loenen t.a.v. het welstandstoezicht en verzoekt voorts b. en w. op een zodanig tijdstip met deze nota te komen dat deze nog in deze raadsperiode kan worden behandeld." De motie is behalve door mij getekend door de heer Van der Wal van Axies.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 35