4
lokale bestuur. Het accepteren van subsidie onder zulke strenge voorwaarden dat je eigen doelstellingen
de mist ingaan of het niet accepteren van subsidies kan eigenilijk niet eens meer onderhandelen worden
genoemd, het is veel meer mishandelen. Ook daarom nogmaals: Maak gebruik van alle kanalen, ook
politieke, die er maar te bedenken zijn.
Ik zou in het kader van de ruimtelijke ordening nog een enkele opmerking willen maken over het
functioneren van de project- en contactgroepen. Met name het overleg tussen deze twee groepen laat
hier en daar te wensen over, in een enkel geval zit het zelfs zo vast als een huis. Daar zijn natuurlijk
verschillende oorzaken voor aan te wijzen maar daarop wil ik nu niet ingaan, omdat zich daartoe mis
schien binnen niet al te lange tijd een betere gelegenheid zal voordoen, n.l. wanneer de beide rapporten
over het functioneren van project- en contactgroepen in deze raad aan de orde komen. Een van de beide
rapporten is klaar, maar het wordt tijd dat ook het andere rapport op tafel komt zodat er op korte ter
mijn discussie over deze zaak kan plaats vinden. Ik sluit mij in dit verband nog graag even aan bij de
opmerking die collega Ten Hoeve enige weken geleden maakte en die inhield dat sommige gebieden
misschien te groot zijn om door één projectgroep en één contactgroep te worden bewerkt. Er wordt in
onze fractie met de gedachte gespeeld om te komen tot een raadscommissie voor de stadsvernieuwing
in dezelfde geest als de Commissie Ruimtelijke Ordening die zich echter wat haar werkzaamheden be
treft beperkt tot de stadsvernieuwing als zodanig. Ik ga daar nu niet op door omdat ook dit beter be
sproken kan worden bij de gelegenheid die ik zopas al noemde. Onze fractie zou er op willen wijzen
dat er de afgelopen jaren misschien over een te breed front is gewerkt. Er zijn, zo mogen wij dacht ik
wel stellen, nogal wat plannen gereed gemaakt - zowel voor de binnenstad als voor de Schil - die
misschien hun gebreken hebben, maar zeker ook hun kwaliteiten. De uitvoering er van laat echter naar
de mening van velen in het algemeen te lang op zich wachten en dat heeft ongunstige gevolgen. Het
wekt b.v. frustraties bij de mensen als zij merken dat er eigenlijk niets meer gebeurt nadat zij uitgebreid
hebben in- en uitgesproken over de plannen die op hun situatie slaan. Het bevordert de ontvolking van
zowel de binnenstad als de Schil, hetgeen wij toch juist willen tegengaan. Het kan de indruk wekken dat
het tempo van uitvoering van de plannen te veel afhangt van incidentele douceurtjes in de vorm van
rijkssubsidie, kortom, het verslechtert de omstandigheden waaronder de plannen tot uitvoering moeten
worden gebracht. Je zou kunnen zeggen: Hoe langer het duurt eer een plan tot uitvoering komt des te
kleiner wordt de kans dat het uitgevoerd wordt en dat kan nooit onze bedoeling zijn. Er zou langzamer
hand eens wat meer planmatig gebruik van het Fonds Stadsvernieuwing gemaakt kunnen worden. Zonder
de omvang van dit fonds ook maar in het minst te willen overschatten kan toch gesteld worden dat er de
laatste tijd meer in is gestort dan er van besteed is. Laten wij er eens werkelijk gebruik van maken. Onze
fractie ziet eigenlijk steeds meer de noodzaak op zich af komen van een bi js tel ling of, als u wi It, een
herbezinning op de planning voor de stadsvernieuwing in zoverre dat er - gezien in het licht van de
beperkte mogelijkheden - duidelijk wordt vastgesteld in welke volgorde en op welke termijn wij de plan
nen uitgevoerd willen zien. Dat heeft ook zijn onaangename consequenties, daarvan zijn wij ons wel
bewust, wij zullen er vele illusies armer door worden maar in ieder geval een paar zekerheden rijker
en dat is uiteindelijk toch het duidelijkst, ook voor de burger.
Het tot stand komen van de dagschool voor volwassenen is een feit waaraan onze fractie bij deze
gelegenheid niet zonder meer voorbij wil gaan. Het is een erg belangrijke vorm van tweede-kans-onder-
wijs voor degenen die om welke redenen ook niet aan hun eerste kans zijn toegekomen of die niet ten
volle hebben kunnen benutten. Wanneer je de voorgeschiedenis nog eens naloopt kom je tot de conclusie
dat deze moeder-mavo tot stand is gekomen in een tijdsbestek dat eigenlijk onwaarschijnlijk kort was,
vooral wanneer bedacht wordt dat ook onderwijsmolens in het algemeen niet het snelst malen en dat de
faciliteiten die van rijkswege beschikbaar worden gesteld om de zaak financieel rond te krijgen ongeveer
omgekeerd evenredig zijn aan de urgentie er van zoals die in diverse nota's en stukken van rijkswege
wordt beleden. Erkentelijkheid aan bestuur en directie van het Fries Avondcollege is hier zeker op zijn
plaats. Een tweede belangrijke zaak die uit het onderwijshoofdstuk kan worden opgediept is het verlengen
van de brugperiode tot 3 jaar aan de Stedelijke Scholengemeenschap. Een belangrijk initiatief, dit opschui
ven in de tijd van de keus: havo of atheneum. De tijd moet natuurlijk leren of dit plan aan de verwachtingen
zal voldoen maar het past in ieder geval voortreffelijk in de gedachten over onderwijsvernieuwing zoals
die vandaag de dag leven. De aanvraag voor de dag-meao-school die wij sinds jaren op de lijst hadden
is inmiddels gehonoreerd. Mede doordat deze meao wordt ondergebracht bij het detailhandelsonderwijs
wordt er een waardevolle uitbreiding gegeven aan het aantal voorzieningen voor voortgezet onderwijs
in Leeuwarden. Wat de integratie van kleuter- en basisonderwijs betreft moeten er het komende jaar
concrete voorstellen kunnen komen wanneer je tenminste afgaat op wat er in de aanbiedingsbrief staat.
U schrijft o.a. ook dat de werkgroep die haar licht heeft laten schijnen over de beheersvormen en de
ouderparticipatie aan haar opdracht heeft voldaan en dat u ons nader zult berichten. Ik zou u willen
vragen: Kunnen in de Commissie Onderwijs op korte termijn het resultaat hiervan en de stand van zaken
5
op het punt van de integratie tussen kleuter- en basisonderwijs op tafel komen?
De gebouwensituatie is overal in de stad voortdurend onderwerp van gesprek, o.a. in Aldlan-west
en in Goutum liggen wat dit betreft knelpunten ongeveer zoals wij die in het verleden in Bilgaard wel
hebben meegemaakt. In het algemeen zou onze fractie er op willen aandringen om bij het behandelen
van dit soort moeilijkheden de nodige slagvaardigheid en souplesse niet achterwege te laten hoewel wij
uiteraard begrip hebben voor plotseling opduikende problemen in de vorm van bezwaarschriften of be
lemmeringen van andere aard.
Wat het welzijnsbeleid betreft staan er de komende kabinetsperiode en dus ook tijdens de periode
waarover ons beleidsplan gaat tamelijk belangrijke veranderingen voor de deur. De Kaderwet op het
specifieke welzijn die vermoedelijk van kracht wordt legt meer verantwoordelijkheid bij de plaatselijke
overheid dan tot nu toe het geval was. Het is verleidelijk om nu al wat bespiegelingen te houden over
de vraag hoe dat beleid t.a.v. het welzijnswerk er in Leeuwarden uit moet komen te zien, hoe b.v.
onze functionele raden en commissies in zo'n gewijzigde situatie hun plaats moeten vinden. Maar het zou
misschien niet zo zakelijk zijn daar nu al op in te gaan omdat, zoals tijdens de afdelingsvergaderingen
werd aangekondigd, in januari a.s. de betreffende rapportage aan de raad zal plaats vinden. Dan hopen
wij, concreter dan nu zou kunnen, over de materie te discussiëren. In ieder geval zou onze fractie het
zeer op prijs stellen indien deze discussie zodanig vroeg zou plaats vinden dat de noodzakelijke ver
anderingen in de structuur nog in deze raadsperiode kunnen worden aangebracht.
Overigens wil ik mij wat het welzijnsbeleid betreft beperken tot enkele algemene opmerkingen.
Zoals ik al zei legt de nieuwe Kaderwet op het specifieke welzijn meer verantwoordelijkheid bij de
gemeenten, zoveel meer dat de gemeenten bij het nemen van beslissingen, bij het stellen van priori
teiten en het bewaken daarvan praktisch volkomen zelfstandig worden, dit in tegenstelling tot de situa
tie waarin de gemeenten nu nog verkeren. Dat is een stuk bestuurlijke decentralisatie waarnaar het ver
langen altijd is uitgegaan. Nu het echter bijna zover is rijst de vraag of de mate waarin van rijkswege
de financiële middelen worden toegekend - hetgeen voortaan immers zal plaats vinden via de verhou
dingswet rijk-gemeenten - wel voldoende zal zijn om dat zelfstandige, gedecentraliseerde beleid ook
echt handen en voeten te geven; onze fractie heeft daar wel twijfels over. Wij zijn er eigenlijk wat
bang voor dat het juist door deze nieuwe manier van financieren gemakkelijker wordt om bezuinigingen
aan te brengen daar waar de gemeenten die zelf niet zouden willen. Dit alles leidt des te klemmender
tot de noodzaak om te streven naar het tot stand komen van een plan voor het welzijnsbeleid waarin
ook hier weer duidelijk de prioriteiten die de raad wenst te stellen worden aangegeven. Bij het opstel
len van zo'n welzijnsplan heeft de gemeente uiteraard ook tot taak de inspraakmogelijkheden zo ruim
mogelijk te maken. Het ontheft anderzijds het "veld" - om mij ook eens aan het jargon te bezondigen -
niet van de verplichting een open oog te houden op de realiteit die er, ik herhaal het, ondanks de
veranderde conceptie in ieder geval in financieel opzicht vermoedelijk niet zo veel rianter op wordt.
Ik zou hier nog aan vast willen knopen dat het beroepsmatige, specifieke welzijnswerk eigenlijk in een
bevoorrechte positie verkeert vergeleken met veel andere activiteiten en terreinen die dan misschien
niet specifiek zijn maar in ieder geval wel tot het welzijn van de mensen strekken, omdat op die andere
terreinen, waarvan b.v. de amateursportbeoefening kan worden genoemd - maar er zijn veel meer -, veel
middelen nog altijd moeten worden verschaft via andere wegen dan door overheidssubsidies. Dan valt te
denken aan koekacties, het ophalen van oud papier, maar vooral ook aan de bereidheid om zich ten
koste van veel vrije tijd in te zetten voor anderen. Bij al dat professionaliseren, optimaliseren, demo
cratiseren, integreren en subsidiëren is het soms een verademing om mensen mee te maken die bereid
zijn, ongesubsidieerd, nog gewoon doodmoe te worden voor een goede zaak.
Ik wil mijn opmerkingen over het welzijnsbeleid afronden met het noemen van één concreet punt
dat onze fractie nogal zorgen baart en dat is de door C.R.M. afgekondigde bouwstop voor bejaarden
oorden. De indeling voor de pleeghuisverzorgingsgebieden die het C.O.Z. op dit punt hanteert is de
voorlopige richtlijn voor het ministerie om eventuele verklaringen van geen bezwaar af te geven. Onze
fractie is er bang voor dat dit voor de situatie in Leeuwarden een zeer ongelukkige ontwikkeling zou
betekenen en zij wil u dringend vragen te doen wat in uw vermogen ligt om te voorkomen dat bejaarden,
nog meer dan nu het geval is, in een hun vreemde omgeving moeten worden gehuisvest. In gebieden
waar het probleem van de overbebedding duidelijk speelt zullen andere oplossingen gevonden dienen
te worden dan het plaatsen van bejaarden uit andere gemeenten. Die oplossingen zullen in de eerste
plaats moeten worden aangedragen door de instantie die de bouwstop afkondigt en daardoor de lagere
overheden dwingt tot maatregelen waar deze zelf beslist niet achter staan, maar er ligt hier naar de
mening van onze fractie ook duidelijk een taak voor de provinciale overheid.
Boven alles waarover wij deze dagen spreken en boven alles wat wij de komende tijd van plan zijn
te doen hangt nu nog, afgezien van de beperkingen en onmogelijkheden die wij toch al inbouwen, de
dreiging van wat in het kader van de plannen van het nieuwe kabinet allemaal moet worden bezuinigd.