/9S 38' $1 deren op de consequenties. Dat hadden wij ook al eerder gedaan t.o.v. de jonge mensen die in het ge ding zijn. Wanneer een bedrijf gaat sluiten springen de vakbonden meteen op - naar mijn mening te recht -, zeggen dat deze werkgelegenheid niet verloren mag gaan en vragen of er een ander bedrijf is dat verder wil gaan. Iets in deze sfeer proefden wij ook t.a.v. de verplichting tegenover deze jonge ren. Het was geen wettelijke maar meer een morele kant van de zaak. Wij hebben het af moeten leggen. Als fracties hebt u waarschijnlijk inzage gehad in de bijlage bij de brief van het bestuur van Krats waarin het bestuur qua doelstelling, qua methodiek en qua programmering nog eens de verschillen heeft opgesomd. Indien je niet thuis bent in het welzijnswerk komt het zodanig op je af dat je je afvraagt hoe het mogelijk is dat men elkaar niet heeft kunnen vinden. Hoe bestaat het dat het bestuur en de me dewerkers geen formule hebben kunnen vinden om bij elkaar te komen. Los daarvan heeft het bestuur van Krats mede op ons verzoek nog een keer de mogelijkheid geopend om de medewerkers de zaak in overweging te geven zodat toch nog een gesprek mogelijk is. Op 19 december is die mogelijkheid ook voorbij en ik koester in dat opzicht geen enkele verwachting na alles wat wij in het gesprek van 6 de cember met elkaar hebben besproken. Als je dan ziet dat er de volgende dag weer uitvoerige publika- ties zijn, dan zeg je dat de accentlegging, hoewel de publikaties niet apert onjuist zijn, toch weer zodanig is dat het sfeerbederf niet is verdwenen maar is toegenomen. Afijn, wij geloven het wel. Waar zitten wij op dit moment mee? Wij zitten nu met de situatie dat het hier een zaak betreft - ik kom nu bij de opmerkingen van de heer Jansma - die zowel C.R.M. als de gemeente aangaat. Wij hebben in het kader van de herschikking van middelen en mankracht vorig jaar voor de eerste keer en dit jaar voor de tweede keer de mogelijkheid gehad om in adviserende zin hierop in te spelen. Welnu, op 25 februari is de zaak in de raad geweest, er is toen een beslissing genomen n.a.v. het rapport - de heer De Pree heeft nog eens de historische feiten op een rij gezet - en naderhand hebben wij aan C.R.M. bericht welk besluit de raad van de gemeente Leeuwarden had genomen. Dit besluit behelsde niet alleen de kwestie Araloe en Krats maar bevatte ook een stuk of zes, zeven elementen die verschuivingen inhielden op het ter rein van de besteding van de middelen. Welnu, het heeft een aantal maanden geduurd, tot mei, voordat wij van C.R.M. een bericht ontvingen waarin gezegd werd dat deze zaak akkoord was bevonden. In de tussenliggende tijd waren de besturen echter bij elkaar gaan zitten. Daarbij was ook een begeleider van het B.O.F. In juni ontdek je dan plotseling dat men, helemaal los van de intentie van de beslissing van deze raad, op een totaal vrijblijvende manier met elkaar bezig is te praten en dat men zegt tussen september en januari samen te zullen programmeren maar het verder wel te zien als het niet mocht lukken. Net alsof er niets aan de hand was, terwijl de bijl toch aan de wortel van het Rui terskwartier lag. Op dit moment bevinden wij ons dus in de volgende situatie. Qua accommodatie is het Ruiterskwar- tier niet meer beschikbaar en de mensen moeten afvloeien. Bij het Arbeidsbureau is een ontslagproce dure in gang gezet, maar het betekent dat de medewerkers tot 1 maart 1978 betaald moeten worden. Dat is een stukje verplichting dat op gemeente en rijk samen rust en ik dacht dat wij daarover wel met C.R.M. tot overeenstemming zullen komen. Daarna is er tussen de sociaal-culturele instellingen een soort "deal" die men de L.O.A.C.-regeling noemt. Deze regeling brengt de verplichting met zich mee dat een instelling een ontslagen functionaris gedurende een bepaalde tijd een aanvulling moet geven op zijn werkloosheidsuitkering tot maximaal het bedrag van zijn salaris. (De hear Jansma: As hja dy krije, dy wurkleasheitsutkearing.) De heer Jansma plaatst een vraagteken dat ik in twee bijeenkom sten ook heb geplaatst, maar het is een zaak die deze twee mensen heel bewust hebben ingecalculeerd in hun standpuntbepaling. Dat is een zaak waar de gemeente en naar mijn gevoel ook het rijk buiten staan. Het Ministerie van C.R.M. heeft ook heel nadrukkelijk gezegd dat dat een zaak was waar het ministerie niets mee te maken wilde hebben. Men zei dat het een zaak tussen het bestuur van het Rui- terskwartier en deze functionarissen was. Dat wat betreft Araloe. Het tweede punt betreft Krats. Het is natuurlijk juist dat wij 3 of 4 jaar geleden al meenden dat er in Leeuwarden ruimte was om voor de werkende jongeren en in het bijzonder voor de werkloze jon geren een stuk sociaal-cultureel werk tot stand te brengen. Wij zijn inmiddels 3 of 4 jaar verder. De heer De Pree heeft al gezegd dat het getalsmatig niet goed gaat met het sociaal-cultureel werk in onze stad. Dat is inderdaad zo. Ik vind het b.v. bijzonder jammer dat het vormingswerk voor jonge volwassenen gewcon heeft moeten afhaken, omdat men niet meer in staat is voldoende cursisten voor de activiteiten aan te trekken. Nu zal Krats zijn doelstellingen waar moeten maken en dat zal in deze context een moei lijke opgave kunnen worden. Natuurlijk begrijp ik best - dit in antwoord op de opmerkingen van de heer De Greef - dat je uiteindelijk deze instelling de kans moet geven om met goed gemotiveerde functionarissen te beginnen en niet met mensen die in de teugel hangen, want dan weet je bij voor baat al dat de zaak afgeschreven kan worden. Als gemeente Leeuwarden willen wij graag meewerken om de start van Krats mogelijk te maken met de middelen die de gemeente daarvoor beschikbaar kan stellen. Wij zitten natuurlijk met een andere component, dat is het Ministerie van C.R.M. Dat is echter een afzonderlijk hoofdstuk. Hoe het verder moet met de accommodatie - de heer Jansma informeerde daarnaar - weet ik op dit moment niet precies, maar wij zijn bereid daarover met het bestuur van Krats te overleggen en waar mogelijk enige hand- en spandiensten te verlenen. Zo zit het op dit mo ment en ik hoop dat wij tot een redelijke afwikkeling van deze zaak kunnen komen en dat m.n. Krats er in zal slagen haar doelstellingen ook realiteit te laten worden. De heer De Pree: Het antwoord van de wethouder was voor mij niet geheel duidelijk. Betekent het antwoord dat hij heeft gegeven dat hij geen moeite heeft met de motie? T.a.v. de motie heb ik gezegd dat je een motie altijd moet zien in samenhang met het verhaal daar omheen. Het gaat hier natuurlijk om de gemeentelijke poot van de zaak, als C.R.M. niet zou willen meedoen dan hangen wij natuurlijk. De heer De Vries (weth.): Het is duidelijk dat wij niet kunnen beslissen over wat het rijk moet doen. Wij kunnen alleen zeggen wat onze intentie is en als zodanig is die duidelijk. De Voorzitter: Met deze toelichting geloof ik dat wij ja tegen de motie kunnen zeggen. (De heer Ten Brug (weth.): Waarbij de goedkeuring van ged. staten wat de datum betreft nog een rol speelt.) Dus voor zover het in de mogelijkheid van de gemeente ligt. Hiermee is dit punt afgehandeld. Ik geef nu de heer De Greef het woord die zal spreken over de geluidsisolatie van het jeugdcen trum Hippopotamus. De heer De Greef: Zonet hebben wij over een andere instelling in het beroepsmatig jeugdwerk gesproken waarbij eveneens de huisvesting een probleem blijkt te zijn. Als Krats geen huisvesting zal blijken te hebben zal de start van deze instelling ook moeilijk gaan. Misschien is in dit verband de suggestie om te kijken of Krats in het gebouw van de V.J.V. kan worden gehuisvest het overwegen waard. Aan Hippopotamus zit een lange voorgeschiedenis vast. Ik wil daar niet lang over uitweiden. Waar het hier om gaat zijn enkele praktische zaken waar wij de aandacht op willen vestigen. Wij weten dat het college van b. en w. moeite heeft gedaan om tot een oplossing te komen. De stand van zaken is op dit moment echter zo dat er een wat onoverzichtelijke situatie is ontstaan. Het wordt naar onze mening steeds duidelijker dat de kwaliteit van de accommodatie - ik bedoel dan niet alleen het kaaspakhuis maar ook de tuin en het voorpand wat je als totale accommodatie moet zien - in zijn to taliteit geluidshinder en overlast teweeg brengt voor de omgeving. Ik dacht dat het jongerencentrum in het verleden daar alle aandacht voor heeft gehad. Er bestond echter alleen een enorme spanning tussen wat er in dat centrum gebeurde en het lawaai en de overlast die de omwonenden konden verdra gen. Tijdens de afdelingsvergadering is gezegd dat er een onderzoek door T.N.O. zou worden ingesteld naar mogelijkheden voor het oplossen van dit probleem, m.a.w. in welke-mate isolatie hiervoor een oplossing kon zijn. De vraag is echter wat nu precies de opdracht is die T.N.O. heeft gekregen. Wan neer kunnen wij de resultaten daarvan tegemoet zien en hoeveel geld gaat dat kosten? Ik zou er n.l. op willen wijzen dat de richting waarin tot nu toe is gewerkt, n.l. proberen om vanuu de bestaande accommodatie een oplossing te vinden, maar één kant van de zaak is. Daarbij heeft altijd - de laatste tijd in sterkere mate heb ik de indruk - een zekere mate van scepsis bestaan t.a.v. de haalbaarheid van de oplossing van dit probleem. Ik dacht dat zo langzamerhand ook vanuit een andere hoek - ruim telijke ordening, bestemmingsplannen voor m.n. dit gebied - duidelijk wordt dat dit een gebied is waar een woonbestemming op valt. Ook kunnen wij serieus de vraag stellen of de situering van de accommo datie in dit gebied niet van invloed zal zijn op de toekomst van het jongerencentrum in dat gebied. Wij zijn van mening dat wonen en een geringe garantie voor leefbaarheid zullen betekenen dat ook zal moeten worden nagedacht over mogelijke verplaatsing van het centrum. Waar wij op zouden willen aandringen is om dat facet bij het oplossen van het probleem te betrekken. Wij realiseren ons daarbij meteen dat dat nog grotere problemen met zich mee kan brengen omdat er aanzienlijke financiële con sequenties aan vast zitten. Er drukken nog aanmerkelijke kapi taal lasten op die accommodatie die je niet zo maar even onder de tafel kunt schuiven. Dat betekent dus dat je daarvoor een oplossing moet zien te vinden. Wij willen er op aandringen dat het college binnen de eerste drie maanden van het nieuwe jaar een uitzicht biedt op een oplossing waarin enerzijds de resultaten van het onderzoek van T.N.O. worden betrokken en aan de andere kant gekeken wordt wat de relatie is tussen de woonbe stemming en het jongerencentrum in dat gebied. Ik heb daarover een voorstel - mede-ondertekend door de heer De Pree -, hoewel ik denk dat ik dat eigenlijk niet behoef in te dienen omdat het voor stel zoals wij dat geformuleerd hebben niets anders inhoudt dan zo snel mogelijk proberen te kijken naar wat mogelijk is. Dat is niet alleen noodzakelijk omdat de situatie de bewoners, die onlangs nog een brief hebben geschreven, de strot uithangt maar ook omdat het jongerencentrum zelf eigenlijk niet kan functioneren. Daarom moet in het belang van beide partijen zo snel mogelijk een oplossing worden ge vonden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 47