16
schonken aan het feit dat scheiding van de functies wonen, werken en recreëren grote verkeersstromen
veroorzaakt. Het beleid zal gericht moeten worden op het integreren van deze functies teneinde de
groeiende verplaatsingsbehoefte structureel af te remmen. In dit verband willen wij nogmaals opmerken
dat voor de behoefte aan nieuwbouw na Camminghaburen o.i. het oostelijk gedeelte van de Hemrik
uitermate geschikt is. Ons streven is er voortdurend op gericht geweest nieuwe inzichten op het ge
bied van de ruimtelijke ordening, volkshuisvesting en verkeer in de raad aan de orde te stellen. Wij
hebben de indruk dat wij hierin wel enigszins zijn geslaagd, hoewel daarvoor eerst wel dure advies-'
bureaus als Dwars, Heederik en Verhey moesten worden ingehuurd om de meerderheid van de raad te
overtuigen. Daarnaast heeft Axies zich er met volle overtuiging voor ingezet om de invloed van de
bevolking op de ruimtelijke ordening en het daarmee nauw samenhangende verkeersbeleid te vergro
ten door informatie te verstrekken aan groepen belanghebbenden en door hun gerechtvaardigde ver
langens in en buiten de raad te ondersteunen. Hoewel nog lang niet ideaal, is het systeem van project
en contactgroepen een stap in de goede richting gebleken. De invloed van de georganiseerde wijk
bewoners tegen de door de gemeentelijke deskundigen bedachte plannen op de raad is duidelijk toe
genomen, een o.i. verheugende ontwikkeling. Concluderend mag je stellen dat de kritiek van Axies
op het gevoerde ruimtelijke ordenings- en verkeersbeleid niet ten onrechte is gebleken en dat de na
druk die wij hebben gelegd op de inhoudelijke kanten van het beleid, zoals: voor wie wordt er eigen
lijk gebouwd, waarom moeten kleine woningen worden afgebroken terwijl daar juist bij jongeren zo'n
behoefte aan is, waarom moet het snelverkeer altijd ten koste van het langzaam verkeer worden be
vorderd en hoe is de samenhang tussen wonen, werken en verkeer, niet tevergeefs is geweest.
Wat de gemeentelijke onderwijsproblematiek betreft past alleen maar bescheidenheid. De reden
hiervan is dat in vergelijking met het ruimtelijke ordeningsbeleid gemeenten veel minder beleidsruimte
hebben. Voor Axies heeft deze beperkte beleidsruimte echter nooit betekend dat de gemeente geen
eigen onderwijsbeleid zou kunnen voeren. Wij hebben ons altijd op het standpunt gesteld dat het ge
meentebestuur zich als schoolbestuur voor het openbaar onderwijs en als lagere overheid die verant
woordelijk is voor wat wel wordt genoemd de bloei van het onderwijs actief moet inzetten om de kwa
liteit van het onderwijs te verbeteren. Axies heeft als richtsnoer voor dit beleid altijd het accent ge-
legd op een vermaatschappelijking van het onderwijs waarbij voor haar centraal stond: Ten eerste: Meer
accent op algemeen vormend onderwijs i.p.v. kennisgericht onderwijs. Hiertoe is door Axies in de loop
der jaren een pleidooi gehouden voor het opnemen in de leerplannen voor het basisonderwijs van vak
ken als natuureducatie, kunstzinnige vorming, sexuele opvoeding, maatschappij-oriëntatie, enz. Ten
tweede: Een relatie leggen tussen onderwijs en welzijn waarbij onderwijs gekoppeld wordt aan de leef-,
woon- en werkomstandigheden van verschillende groepen in de samenleving. Ten derde: Een democra
tisering van het onderwijs waarbij ouders en leerkrachten meer greep op de inhoud en de organisatie
van het onderwijs wordt toegekend. In de onderwijspolitiek van de afgelopen jaren zijn alle aspecten
die door ons aan de vermaatschappelijking van het onderwijs worden toegekend aan de orde geweest.
Wanneer wij komen tot een beoordeling van de mate waarin onze ideeën vorm en inhoud hebben ge
kregen dan kunnen wij constateren dat er nog een groot werkterrein braak ligt, niet alleen omdat bij
een aantal facetten zoals democratisering van het onderwijs nauwelijks ontwikkelingen op gang zijn
gebracht maar ook omdat gekozen oplossingen afwijken van onze opvattingen en van die van de wer
kers in het veld. Om een paar voorbeelden te noemen: De leerplanontwikkeling vertoont naar onze
mening een statisch beeld waarin mondjesmaat en te veel vanuit het standpunt van de inspectie ver
nieuwingen zijn uitgeprobeerd; het kennisgericht aspect van het onderwijs voert nog te veel de boven
toon, waarbij geconstateerd kan worden dat didactische vernieuwingen en de begeleiding van leerlin
gen in de school hierop afgestemd worden. De sleutel om hier veranderingen in aan te brengen ligt
volgens ons in de werkwijze van de Schooladviesdienst, de bijscholing van leraren en de invloed die
aan ouders kan worden toegekend. Wat de relatie tussen onderwijs en maatschappij betreft kan worden
opgemerkt dat, hoewel de ideeën omtrent onderwijs aan groepen in achterstandssituaties in de loop der
jaren sterk in ontwikkeling zijn geweest, de initiatieven die het gemeentebestuur in samenwerking met
de betrokkenen heeft ontplooid niet bepaald kunnen worden getypeerd als een actief stimuleringsbe
leid. Dit past volgens ons in de taakopvatting van het gemeentebestuur t.a.v. het onderwijsbeleid. Te
veel ruimte is naar onze mening ingeruimd voor het onderwijsbeheer, te weinig aandacht wordt er be
steed aan het oppikken en het stimuleren van initiatieven vanuit het onderwijsveld, oudercommissies
e.d. Het best komt deze opstelling wellicht tot uitdrukking in het huidige beleidsplan waarin het
ontwikkelen van een onderwijsbeleid door de gemeente wordt afgewezen, omdat de mankracht er voor
ontbreekt en de gemeente niet in staat moet worden geacht, of de pretentie kan hebben, een eigen
beleid te voeren. Kortom, de indruk wordt gewekt alsof er te weinig ruimte is om een gemeentelijk
beleid te voeren en alle tijd op gaat aan het onderwi jsbeheer waardoor de beleidsmarge waarbinnen
de gemeente eigen initiatieven kan ontplooien wordt verdoezeld. O.i. kan gesteld worden dat het on
17
derwijsbeleid in Leeuwarden in een achterstandssituatie dreigt te verzeilen.
Naast de ruimtelijke ordening en het onderwijs heeft het welzijnsbeleid in de afgelopen jaren
sterk onze aandacht opgeëist. Van alle beleidssectoren heeft het welzijnsbeleid wellicht de stormach-
tigste ontwikkeling doorgemaakt. Zo heeft een aanzienlijke uitbreiding plaats gevonden van het aan
tal voorzieningen bij het jeugd- en jongerenwerk, het wijkgebonden jeugdwerk, de samenlevingsop
bouw, maatschappelijke dienstverlening en op het gebied van het sociaal-cultureel en sportief voor
zieningenpatroon. Ook is er sprake van een verschuiving in de verhouding tussen het particulier ini
tiatief en de overheid, omdat de overheid door haar subsidie-politiek steeds meer druk op het welzijns
werk kan uitoefenen, waardoor politieke uitgangspunten een grotere rol gaan spelen. Hierbij kwam nog
dat het functioneren van nogal wat welzijnsinstellingen in de praktijk veel kritiek opwekte zodat aller
lei maatschappelijke initiatieven ontstonden waaruit nieuwe subsidieverzoeken voortvloeiden. Omdat
een samenhangende visie op het welzijnswerk ontbrak moest de raad wel een ad hoc-beleid voeren,
waarbij naar onze indruk bestuurlijke criteria vaak de sleutel vormden voor het oplossen van subsidie
problemen. Wij kunnen ons tenminste veel discussies herinneren waarin door het college werd beweerd
dat de subsidie-aanvragen bij het rijk moesten worden ingediend en niet bij de gemeente, omdat het
niet tot haar taak behoorde. Voor wat betreft de doelstellingen van het welzijnsbeleid is er de laatste
jaren een duidelijke kentering te bespeuren. N.a.v. het verschijnen van de knelpuntennota is duidelijk
geworden dat de welzijnsvoorzieningen gericht moeten worden op groepen in achterstandssituaties. Een
van de grootste wijzigingen die wordt voorgesteld is de decentralisatie van het welzijnsbeleid, wat
neerkomt op het toekennen van meer taken en bevoegdheden aan de gemeenten. Zo zullen de gemeenten
in de nabije toekomst een beleidsvisie moeten ontwikkelen op basis waarvan een welzijnsplan moet
worden vastgesteld. De grootste knelpunten die zich daarbij in Leeuwarden kunnen voordoen zijn naar
onze mening het ontwikkelen van een beleidsvisie en het betrekken van de bevolking hierbij. Wij zijn
wat dit betreft vrij pessimistisch, omdat het college in het verleden, b.v. bij de herstructurering van
het jeugd- en jongerenwerk, en ook vandaag de dag bij de herstructurering van de functionele raden
te veel de nadruk legt op kwantitatieve en bestuurlijke aspecten van het welzijnsbeleid en te weinig
invulling geeft aan de inhoudelijke aspecten. De vrees bestaat bij ons dat de bestaande welzijnsvoor
zieningen en overlegkaders, zoals de functionele raden, te sterk als uitgangspunt van het toekomstig
welzijnsbeleid zullen worden genomen, waardoor een bezinning op de wenselijkheid van bepaalde voor
zieningen en de daaruit voortvloeiende overlegstructuur achterwege blijft, kortom, dat er een beleid
zal worden gevoerd van oude wijn in nieuwe zakken.
Aan het slot gekomen van deze laatste algemene beschouwing, die ik namens de politieke groepe
ring Axies hier mocht uitspreken, kan ik u nog een verheugende mededeling doen. Momenteel zijn er
ver gevorderde besprekingen gaande over een samenwerkingsverband van links-progressieve partijen en
groeperingen teneinde de functie die Axies acht jaar lang in deze raad heeft vervuld over te nemen in
de volgende zittingsperiode van deze gemeenteraad. Zoals reeds aan het begin van deze beschouwing
gesteld werd, neemt de onvrede met het door de drie grote partijen gesteunde gemeentebeleid eerder
toe dan af. Vooral het door de P.v.d.A. getoonde gebrek aan politieke moed om via de bestaande links-
progressieve meerderheid in deze raad en een mogelijk te vormen linkse meerderheid in het college van
b. en w. een daadwerkelijk links-progressief beleid te voeren maakt het eens te meer noodzakelijk dat
de functie van Axies in de raad wordt overgenomen. De actieve verdediging van de belangen van de
economisch zwakkeren in onze gemeente tegen de kapitaalkrachtige belangengroepen dient te worden
voortgezet; evenzo de strijd tegen de steeds toenemende invloed van de techno-bureaucraten op het
gemeentebeleid via automatiseringen, gecompliceerde planningsmethodieken en eenzijdige deskundo-
logie die maar al te vaak de privacy van het individu bedreigt en zal leiden tot een conformistische
maatschappij, waar afwijkend gedrag onmiddellijk zal opvallen. In de verwachting dat de fakkel van
Axies door de nieuw te vormen groepering zal worden overgenomen besluit ik deze laatste algemene
beschouwing met u allen te danken voor de aandacht die u ons al die jaren vaak tegen wil en dank -
dat realiseren wij ons ook wel - hebt geschonken.
De heer Spoelstra is inmiddels ter vergadering gekomen.
De Voorzitter schorst, om 15.50 uur, de vergadering voor de pauze.
De Voorzitter heropent, om 16.10 uur, de vergadering.
De Foarsitter: De hear Singelsma is nou oan bar en dus geane wy op in oare tael oer. Ik woe noch
tsjin de hear Singelsma sizze dat ik forline wike op in gearkomste fan sa'n 150 minsken yn Utert wie,
dêr't, leau ik, frije minsken by wienen dy't Frysk forstienen. De gearkomste gyng der oer dat net alles