3 t 1 De Voorzitter: Dames en heren, ik wil graag beginnen met u bijzonder hartelijk welkom te heten op deze vergadering. Wij staan voor de eerste vergadering van de raad in het nieuwe jaar. Velen star ten zowel in hun privé-leven als met betrekking tot de taken waarvoor zij zijn gesteld, met frisse moed en hebben het stellige voornemen hun uiterste best te doen er iets goeds van te maken. Daarbij wordt men dan gesterkt door de wensen van geluk en voorspoed die men van familie, vrienden en be kenden voor het nieuwe jaar mocht ontvangen. Het is net een flonkering, het beleven van een roes. Nadenkende over de harde realiteit van het leven zijn er dan heel velen die de stille hoop koesteren dat het hen gegeven mag zijn het nieuwe jaar in goede gezondheid en in goede harmonie temidden van gezin en eigen meestal betrekkelijk kleine kring te beleven. In breder verband lijkt het er vaak op dat het alsmaar moeilijker wordt werkelijk vrij, zonder angst en in een goede verstandhouding te kunnen samenleven in een steeds gecompliceerder wordende maatschappij. Een maatschappij die naar het schijnt ook steeds harder wordt en waarin velen zich in toenemende mate afvragen of er nog wel hoop mag zijn op een vredelievende samenleving tussen mensen en volkeren. Op ons allen en in het bijzonder op degenen die met bestuurstaken zijn belast rust de moeilijke taak om al datgene te doen wat in hun vermogen ligt om de hoop die velen gelukkig blijven koesteren in vervulling te doen gaan. Ook een gemeenteraad draagt een grote verantwoordelijkheid bij het ne men van vele beslissingen en het treffen van allerlei regelingen en voorzieningen waar de burgers in hun dagelijks leven vaak zo direct mee worden geconfronteerd. Niet het nastreven van eigen interes sen, doch de belangen van die burgers zullen daarbij steeds voorop moeten staan. Het feit dat vaak zo verschillende en soms zelfs geheel tegenstrijdige belangen tegen elkaar afgewogen moeten worden maakt het dikwijls zo moeilijk tot beslissingen te komen die zowel voor de betrokkenen als voor de be stuurders zelf als juist worden ervaren. In dit verband wil ik graag enige passages citeren uit een artikel van dr. Troostwijk in het Tijdschrift voor Openbaar Bestuur van 20 december j.l. die als volgt luiden: "In deze spanningsvelden moet de bestuurder zijn werk doen, zich bewust blijvende dat in ons bestel hij vertegenwoordiger is van althans een deel van de burgers, geroepen om naar eer en geweten be slissingen te nemen en het overleg niet tot in het oneindige voort te zetten. Hij zal zich op het zijn van vertegenwoordiger moeten blijven instellen en onze democratie zou ten dode opgeschreven zijn als de vertegenwoordigers, heen en weer geslingerd tussen inspraak, achterban en niet zelden elkaar bevechtende actiegroepen, geen besluiten meer zouden durven nemen. Dat eist een bepaalde menta liteit die fundamenteel afwijkt van die van de van zijn gelijk bij voorbaat overtuigde magistraat van enkele decennia geleden. Dat eist ook een welonderbouwde stellingnamegeflankeerd door moed en zo nodig verloochening van politiek eigenbelang." Tot zover dr. Troostwijk. Deze raad begint aan de laatste fase van zijn zittingsperiode. U zult daarbij naar verwacht mag worden nog voor een aantal zeer belangrijke en tevens moeilijke beslissingen worden geplaatst. Als voorbeelden mag ik noemen: de vaststelling van het Verkeersstructuurplan; de daarmee samenhangen de bouw van een parkeergarage onder het Wilhelminaplein waarvoor inmiddels door de minister van Economische Zaken onder bepaalde voorwaarden een subsidie van 3 miljoen gulden is toegezegd; het aanwijzen van het gebied waar de volgende woonwijk, dus die na Camminghaburen, moet komen; vast stelling van het structuurplan Schil-oost en van het structuurplan Huizum-west; aanpassing van ons stelsel van raden en commissies waarbij de ontwikkelingen in de welzijnssector bijzondere aandacht zullen moeten krijgen. In vervolg op een kort geleden door u genomen beslissing kan ik u meedelen dat de minister van Economische Zaken ons dezer dagen eveneens een subsidie heeft toegezegd van maximaal 735.000,voor de herinrichting van de Nieuwestad N.Z. en de Weerd. Een ander zeer gewichtig probleem waar wij nu maar ook in de toekomst voortdurend mee gecon fronteerd zullen worden is het stimuleren van de werkgelegenheid. De werkloosheid is een van de meest verbijsterende problemen waar wij mee worden geconfronteerd. Het niet hebben van werk kan niet worden gecompenseerd door een stelsel van sociale uitkeringen, hoe belangrijk die op zichzelf ook mogen zijn. Het niet hebben van een duidelijk doel, het gevoel moeten hebben overbodig te zijn, het is een angstaanjagend perspectief. Velen die nu in het arbeidsproces zijn opgenomen leven in angst over de vraag of het zo zal blijven. Jongeren die bezig zijn aan het voltooien van een opleiding moe ten dikwijls tot de conclusie komen dat er voor hen voor kortere of helaas soms langere tijd geen plaats is in het arbeidsproces. Uit werkloosheid vloeit veel ellende voort, in het gezin, voor de samenleving, doch bovenal voor degenen die het direct treft. Het is daarbij ellendig te moeten constateren dat er in ver schillende sectoren wel meer en vaak zelfs belangrijk werk zou zijn, vooral in de diensverlenende sector, maar dat daarvoor helaas geen geldmiddelen beschikbaar zijn. Bestuurders, ook die van gemeen ten, hebben een grote verantwoordelijkheid om al datgene te doen wat binnen hun mogelijkheden ligt om de werkgelegenheid te bevorderen, niet alleen voor nu maar ook voor de toekomst. Bij het afwegen van prioriteiten zal daar rekening mee gehouden moeten worden en dat terwille van de talloze gezin nen die met het fenomeen van de werkloosheid worden geconfronteerd. Voor zover nu kan worden overzien gaat het niet om een tijdelijk verschijnsel. Ir. Vredeling, vice-voorzitter van de Europese Commissie, zei vlak voor de kerstdagen in een interview daarover het volgende: "In de landen van de Europese Gemeenschap is een dezer dagen de 6 miljoenste werk loze ingeschreven. In de O.E.S.O. - de rijke niet-communistische landen van Europa en Noord Ame rika - zijn het er al 17 miljoen; dat zijn er net zoveel als de hele werkende bevolking van een groot land als Italië. Ook in 1978 zullen er alleen in de landen van de Europese Gemeenschap iedere dag weer 3.000 mensen op straat komen te staan." Ik wil nog een gezaghebbend man citeren en wel prof. Van den Beid. Hij zei bij de opening van de Kamer van Koophandel op 30 november j.l. o.m. het vol gende: "Grote delen van het bedrijfsleven kampen met een verliessituatie. Dat was in 1972/1974 al zo, blijkens een desbetreffend onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Sindsdien is daarin geen verbetering gekomen, eerder het tegendeel, hetgeen mede een gevolg is van de lange duur van recessieve invloed. Veel werkgelegenheid staat dus nog op de tocht, hetgeen o.m. naar vo ren komt uit de omvangrijke steun aan individuele bedrijven die wellicht oploopt tot circa één mil jard gulden in 1978." Aldus prof. Van den Beid. De aarzelende wereldconjunctuur en het feit dat op korte termijn nog weinig tekenen van herstel zichtbaar zijn zal vrij zeker inhouden dat het aantal werklozen in ons land in 1978 nauwelijks zal kun nen dalen en naar verwacht moet worden boven de 200.000 zal blijven liggen. Misschien dat enige ken tering op wat langere termijn valt te verwachten door een systematisch bevorderen van omscholing en het stimuleren van het willen en kunnen aanvaarden van andere arbeid. Reeds eerder heb ik opgemerkt dat het beeld van de werkloosheid ook in Leeuwarden de laatste jaren relatief aanzienlijk is verslechterd. Enkele jaren geleden nog lagen wij in deze gemeente steeds gunstiger dan het gemiddelde van Friesland en was de situatie hier bijna gelijk aan het landelijk gemid delde. Over de eerste 11 maanden van 1977 bedroeg de werkloosheid onder de mannelijke beroepsbe volking, uitgedrukt in percentages van de afhankelijke mannelijke beroepsbevolking: - in Nederland 4,8 - in Friesland 5,7 - in Leeuwarden 6,8 Uit die cijfers blijkt dat het werkloosheidscijfer in Leeuwarden 11% boven het Friese gemiddelde is uitgekomen (vorig jaar was dat 0,4%), een ontwikkeling die toch wel tot een zekere verontrusting aan leiding moet geven. De werkloosheid onder de vrouwelijke beroepsbevolking, uitgedrukt in percentages van de afhankelijke vrouwelijke beroepsbevolking, was over de eerste 11 maanden van 1977: - in Nederland 7,1 - in Friesland 9,0 Een percentage voor Leeuwarden is niet bekend, maar wel is bekend dat het aantal in Leeuwarden in 1977 is toegenomen. De werkloosheid onder de vrouwelijke beroepsbevolking blijkt vrij sterk toe te ne men. Enerzijds kan deze toename worden toegeschreven aan een verhoogde wens om deel te nemen aan het arbeidsproces, terwijl anderzijds de arbeidsmarkt onvoldoende groei van het aantal arbeidsplaatsen, m.n. in de kantorensector, te zien geeft. Niettegenstaande deze vrij sombere gegevens kunnen wij evenals vorig jaar toch constateren dat de bedrijfsactiviteiten in Leeuwarden reden geven tot relatieve tevredenheid. De gelddiensten van de P.T.T. geven nog steeds een geleidelijke groei te zien. Er hebben zich geen bedrijfssluitingen van enige betekenis voorgedaan. Er is een vrij grootaantal aanvragen voor de aankoop van industrieterrein in de Hem- rik en er is tevens een zekere interesse voor kantorenvestiging. Wij kunnen op dit momentgemakkelijker aan aanvragen om industrieterrein voldoen dan aan aanvragen in de kantorensector. Dat laatste probleem zal zeer bijzondere aandacht van het gemeentebestuur blijven vragen. Dat de raad van deze gemeente in zijn laatste vergadering van december vorig jaar zonder lange discussies een zeer moeilijke maar voor de werkgelegenheid heel belangrijke beslissing nam m.b.t. het vrij maken van een deel van de Hemrik voor industrievestiging, acht ik van grote betekenis en ik was daarover bijzonder verheugd. Wij mogen n.l. niet al te gerust zijn over het feit dat wij hier in Leeuwarden de laatste jaren nog niet werden geconfronteerd met belangrijke bedrijfssluitingen. Er is ook in deze gemeente een aantal bedrijven die het moeilijk hebben, waar in feite een terugloop van personeel moet worden geconstateerd door dat in openvallende plaatsen niet wordt voorzien. Het is niet nodig dat ik de namen van die bedrijven hier noem. Sommige er van hebt u zelf de afgelopen maanden in de kranten kunnen lezen, bij andere zou het slechts onrust geven, waar niemand enig belang bij heeft. Hoewel het gemeentebestuur niet direct een erg grote invloed kan uitoefenen op de werkgelegenheid, kan het daar indirect toch wel een essentiële bijdrage aan leveren. Wij zullen mede daarom moeten blijven vechten voor verbetering van de infrastructuur en overigens bij het afwegen van prioriteiten - zoals ik al eerder opmerkte - aan de werkgelegenheid grote betekenis moeten toekennen. Ons apparaat tracht voorts daar waar mogelijk in directe zin een helpende hand te bieden. Dat geldt in het bijzonder voor de afdeling Economische

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1978 | | pagina 2