24
Voorstreek, meer buiten de binnenstad langer en goedkoper parkeren. Daarbij is voor de grote par
keerterreinen aan de rand van de stad aan een entreeheffing gedacht die ongeveer gelijk zal zijn
aan datgene wat het eerste uur voor de parkeergarage moet worden betaald, wanneer het een par
keerterrein in de buurt van het station betreft mag men daar de gehele dag of eventueel meerdere
dagen staan. Dit voorstel m.b.t. het parkeerbeleid krijgt u over afzienbare tijd via commissies in de
raad.
Door de heer Knol is gevraagd of 22.000,per plaats voldoende is. Er zijn verschillende in
lichtingen ingewonnen. De hardste inlichting is dat onze dienst in samenwerking met een deskundige
nagerekend heeft of het inderdaad voor 22.000,zou kunnen. Zij zijn tot de conclusie gekomen
dat het een reëel bedrag is. Ik kan het realiteitsgehalte van dit bedrag niet zelf garanderen, maar
ik moet aannemen dat het uitgangspunt dat de deskundigen hebben ingenomen een reëel uitgangspunt
is. De variabele kosten zijn lager geraamd dan vroeger en zijn getoetst aan de variabele kosten van
Haarlem, Den Bosch en Maastricht. Uit die plaatsen heeft men ons meegedeeld dat hetgeen wij ver
onderstel lenderwijs in onze opzet hadden opgenomen te royaal was en dat de bedragen die er nu in
zitten zelfs nog enige ruimte laten. Er is dus geen sprake van dat wij het aangepast hebben aan welke
veronderstelling van het bedrijfsleven dan ook omdat het ons zo goed uit kwam. Wij hebben het in
die zin aan het bedrijfsleven getoetst dat wij hebben nagegaan hoe het in andere plaatsen reëel func
tioneert. De afschrijvingen hebben wij voor een deel naar achteren geplaatst. Ik zou zeggen dat dit
niet helemaal een ongewone situatie is. Wij hebben hetzelfde gedaan bij het ziekenhuis dat wij en
kele jaren geleden hebben gesticht. De aanloopverliezen van de eerste jaren zijn ook daar verscho
ven naar de volgende jaren. (Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: Dat is een heel andere zaak. Dat
gaat over de exploitatie van een ziekenhuis waarbij je de tarieven in overleg met het C.O.Z. kunt
vaststellen.) Het doel is hetzelfde, n.l. een ziekenhuisbedrijfeen parkeerbedrijf de gelegenheid
geven om in te spelen op een situatie die komen gaat. Een zekere aanpassingsperiode is niet abnor
maal. Ik zou haast zeggen dat dit in de moderne bedrijfseconomie haast meer regel dan uitzondering
wordt.
De inbreng van de gemeente is m.n. door de heer Knol aangeroerd. Inderdaad, de gemeente
heeft een behoorlijke inbreng in de exploitatie van deze parkeergarage. Dit kan niet ontkend wor
den en ik geloof ook niet dat dit ontkend moet worden. Het is ook de gemeente die in hoge mate ver
antwoordelijk is voor parkeervoorzieningen en tot die parkeervoorzieningen hoort ook het parkeerbe
leid. Zoals een kruispunt reconstrueren ook al gauw een miljoen gulden kost, zo zijn ook de bedra
gen die voor het parkeren nodig zijn niet met tienduizenden guldens af te doen. Ik meen niet dat de
gemeentelijke inbreng in deze parkeergarage abnormaal groot is. Met het bedrijfsleven is op basis
van de uitgangspunten die in de exploitatie-opzet zijn genoemd overeenstemming verkregen over de
garanties die het de eerste 5 jaar geeft. Ik dacht dat de garanties van het bedrijfsleven behoorlijk wa
ren. ledereen verlangt altijd van de ander dat er een grotere inbreng ontstaat. Als ik echter naar de
mogelijkheden en de belangen zoals die voor het bedrijfsleven aanwezig zijn kijk dan meen ik dat
het bedrijfsleven vooral in de risico's die de eerste 5 jaar naar voren komen in belangrijke mate deelt.
Ik acht betrokkenen ook in dat opzicht solvabel gezien het feit dat misschien de zwakste onder deze
deelnemers - de zwakste omdat de participanten vele zijn - toch beschikt over een reële achtergrond
die aanwendbaar is wanneer dat noodzakelijk mocht zijn. Wij hebben in de berekening die 1 miljoen
gulden gezien als a fonds perdu. Ik zou de raad willen vragen om dat zo te laten. Ik dacht dat er een
mogelijkheid was om in de volgende jaren via het opstalrecht dat in eerste instantie op een symbolisch
bedrag is gesteld - ook al weer om in de aanloopperiode het functioneren van dit bedrijf mogelijk te
maken - een zodanige aanpassing te doen plaats vinden dat ook dat miljoen weer in de beschouwin
gen kan worden betrokken. Uit de winst - als die gemaakt wordt - kun je maar één keer uitkeringen
tot een bepaalde omvang doen. Via het opstalrecht dat op het ogenblik nog een symbolisch bedrag
betreft maar waarvan duidelijk in de stukken staat dat dit in de toekomst een aanpassing kan onder
gaan kunnen eventuele bedragen op een zinvolle wijze bij de gemeente terug komen. Als de raad
meent dat dat geregeld moet worden dan zou het naar mijn gevoel op deze manier goed kunnen. Mis
schien is het ook op grond van andere redenen zinvol om dit in het achterhoofd te houden. De Wet
op de vennootschapsbelasting zou wel eens van een zodanige aard kunnen zijn dat ook deze stichting
vennootschapsbelasting zal moeten betalen. Zekerheid daaromtrent is nu niet te verkrijgen. Ik moet
er bij zeggen dat een parkeergarage die dezelfde structuur heeft als de onze al 6 jaar lang functio
neert zonder dat er vennootschapsbelasting is betaald. Een van de door ons geraadpleegde inspecteurs
heeft ons meegedeeld dat het vrijwel zeker is dat wij niet in de vennootschapsbelasting vallen. Een
andere deskundige die wij hebben geraadpleegd heeft alle formuleringen naar boven gebracht en als
die formuleringen letterlijk worden genomen betekent dit dat het wel degelijk mogelijk zal kunnen
zijn dat er over de winsten van de parkeergarage vennootschapsbelasting betaald zal moeten worden.
25
Het lijkt mij dan mogelijk om via het heffen van een redelijk opstalrecht de winsten in ieder ge
val niet buiten de gemeente te verschuiven maar die naar het gemeentelijk bestel toe te halen. Even
tueel kan dan het doel van de stichting om meerdere parkeergarages van de grond te brengen misschien
worden gerealiseerd via een gemeentelijk fonds waarin naar rato de raad er in wil participeren reser
ves worden opgebouwd voor het tot functioneren laten komen van andere parkeergarages. Indien de
Stichting Parkeergarages wel onder het vennootschapsrecht valt zit er wel aan vast dat ook de Wet
op de Investeringsrekening van toepassing zal zijn. Dat betekent dat in de aanvangsjaren, wanneer
er verliezen zijn, negatieve uitkeringen kunnen worden gedaan. Een percentage voor wat die uit
keringen betreft is niet bekend, maar het zou in de orde van 11% a 12% kunnen liggen. Dit betekent
dat er dan nog via de belastingwetgeving een tegemoetkoming in de parkeergarage te realiseren zou
zijn van 1,3 tot 1,5 miljoen gulden. Op dit moment kunnen wij geen zekerheid verkrijgen m.b.t. de
vennootschapsbelasting. Het advies dat wij van de deskundigen hebben gekregen is om de kwestie
rechtstreeks aan het ministerie voor te leggen en een beslissing van dit ministerie uit te lokken. Er
is enige tijd mee gemoeid, hetzelfde is n.l. gedaan met de N.V. Stadsherstel die nu niet meer onder
de vennootschapsbelasting valt. Dit is echter wel gepaard gegaan met enige aanpassing van de sta
tuten, In dit geval zou het in de toekomst misschien noodzakelijk kunnen zijn om, wanneer wij ze
kerheid willen hebben over de vraag of het b.v. beter is om niet onder de vennootschapsbeslasting
te vallen, hier en daar statutaire aanpassingen te plegen.
Er is gevraagd naar de koppeling van het gebouw. Dit punt is in de discussie betrokken via een
motie van de raad. Omdat het niet mogelijk was zoals ook in de raadsbrief staat om in dit kort tijds
bestek een algehele afronding van het probleem van de inrichting van het Wilhelminaplein te krijgen,
is met wat "natte vingerwerk" geschat dat aan de parkeergarage een miljoen gulden dienstbaar ge
maakt zou kunnen worden. Wij dachten dat dit overeenkomstig de bedoeling van de motie was zoals
die door de heren Heidinga en Jansma is ingediend en zoals die met medewerking van de raad door
het college is overgenomen. Wij moeten op korte termijn komen met een inrichtingsplan en wij moe
ten eveneens op heel korte termijn de raad inlichten over de knelpunten die in het komende jaar wat
verkeersbeweging en gebruik van het plein betreft te verwachten zijn.
Verder is een vraag gesteld over de procedure die de stichting zal voeren bij het aanwijzen van
een bouwer. Wij hebben met een groot aantal ondernemingen schriftelijk en gedeeltelijk ook mondeling
contact gehad. Deze procedure zal uiteindelijk resulteren in het aanwijzen van een onderneming die
twee dingen tegelijkertijd zal moeten doen. De onderneming zal zowel het ingenieurswerk, het ont
werpen van de parkeerkelder, moeten doen als ook de parkeergarage moeten bouwen. Dat deze twee
dingen in één hand moeten zijn komt omdat de tijdsduur die wij beschikbaar hebben zo beperkt is.
Een andere procedure ware mogelijk indien wij een half jaar meer tijd hadden. Dan zouden wij aan
een onafhankelijk ingenieursbureau opdracht kunnen geven om een ontwerp voor deze kelder te ma
ken en daarna via een beperkte openbare inschrijving bouwers kunnen oproepen om hun prijs voor
dit ontwerp te noemen. In de situatie waar wij op dit moment in verkeren is deze procedure onmoge
lijk en zal aan één bedrijf zowel tot een ontwerp als tot een prijsstelling gekomen moeten worden.
Met de Dienst Stadsontwikkeling zullen wij een nauwkeurige controle moeten houden op de calcula
ties die aan ons worden voorgelegd. Misschien is het het eenvoudigst om te zeggen dat er gewerkt
zal moeten worden met een open begroting die van alle kanten controleerbaar is en door onze dienst
ook gecontroleerd zal worden. Als de dienst niet beschikt over voldoende deskundigheid voor die con
trole zal zij zich uiteraard de nodige externe deskundigheid op dit gebied verschaffen. De procedure
is op dit moment zo ver gevorderd dat het niet onwaarschijnlijk is dat de Stichting Parkeergarages,
als u die stichting daartoe in staat stelt, nadere gesprekken gaat voeren over een te sluiten overeen
komst. Wij zullen u over de hele procedure en de zaken die met die procedure verband houden graag
- zoals de heer Miedema heeft gezegd - via ter visie leggen van de nodige stukken informeren zodat
u de zaak kunt volgen. Daarmee kunt u ook de verantwoordelijkheid van de stichting mede bepalen.
Dat dit project het bedrijf wat de heer Singelsma noemt zou zijn aangeboden is onjuist. (De hear
Singelsma: Bredero is ek net frege?) Bredero heeft geen uitnodiging. (De heer Eijgelaar (weth.): Hoe
komt de F.N.P. dan aan dit verhaal?) Dat weet ik niet, dat zou u aan de F.N.P. moeten vragen.
Bredero is niet "in the picture" voor de procedure zoals ik u die op dit moment schets. (De hear Singels
ma: Hokker bidriuw dan?) Ik heb u toegezegd dat wij de besprekingen, nadat u ons hebt gemachtigd
om die besprekingen te voeren via het eventueel goedkeuren van dit voorstel, verder op gang zullen
brengen en dat wij u via schriftelijke informatie op de hoogte zullen stellen. (De heer Van der Wal:
Met wie? Dat hebben wij nog niet gehoord.) Bij dit bedrijf is een van oudsher in Leeuwarden opere
rende onderneming heel nauw betrokken. Het werkgelegenheidsaspect zowel in de uitvoerende sfeer
als in de ingenieurssfeer gaat dus niet aan Leeuwarden en naaste omgeving voorbij.
Ik ben het met de uitroep van mevrouw Smit waarmee zij begonnen is, n.l. wie niet waagt, zal