16 van dit soort kelders in b.v. Amsterdam bij de R.A.I, of in Groningen is. Bedragen van 30.000, per plaats heb ik in dit verband horen noemen. Dan nu iets over de veronderstellingen die aan de verwachte exploitatieopzet ten grondslag lig gen. De grootste onzekere factor is hierbij de bezettingsgraad van de garage. Na een verwachting van 50% in eerdere rapporten van de D.S.O. komt het bureau Dwars, Heederik en Verhey nu tot een maximale bezetting van 42%, terwijl de heer Finke, adviseur van de grootwinkelbedrijven, 21% be rekent. In de raadsbrief worden de exploitatiemodellen uitgevoerd op basis van de bezettingsgraad zoals die door Dwars, Heederik en Verhey worden verwacht. Over de heer Finke wordt dan helemaal niet meer gesproken. Mijn vraag is: Waarom niet? In samenhang met de bezettingsgraad wordt een aanvangstarief haalbaar geacht van 1,25 per uur. Gelet op de tarieven die elders worden gehan teerd komt ons dit wel reëel voor, mits hier een totaal parkeertarievenbeleid aan ten grondslag ligt en bovendien de controle op parkeerovertreders duidelijk wordt geïntensiveerd. Vooral aan dat laatste mankeert vandaag de dag nogal wat. Dan de kostenkant van de exploitatie. Hierbij valt op dat de variabele kosten nu opeens zo veel minder zijn dan in vorige rapporten van de D.S.O. Werd er eerst 590.000,per jaar geraamd, in de nieuwe opzet komen wij 2 ton lager uit. Met name de personeels- en energiekosten zijn nu belang rijk minder. Vraag: Heeft de D.S.O. er eerst met de pet naar gegooid of zijn de kosten aangepast aan de wensen van het bedrijfsleven? Ook met de berekening van de kapitaal lasten is het een ietwat merkwaardige zaak. Afschrijving in de eerste 5 jaar wordt niet nodig gevonden. Alleen de rente over geïnvesteerd kapitaal wordt ten laste ven de exploitatie gebracht. Bovendien is een veronderstelde levensduur van 15 jaar voor de installaties behoorlijk lang te noemen. Vraag: Zijn ook deze lasten aangepast aan de wensen van het bedrijfsleven en is hef college ook voornemens dit systeem van berekening van kapitaal lasten door te voeren in de gemeentelijke meerjarenraming? Dan zou er n.l. nogal wat ruimte ontstaan. Ook het activeren van de aanloopverliezen, weliswaar vooraf gelimiteerd, betekent een verschuiving van lasten naar latere jaren. Een laatste opmerking m.b.t. de exploitatie-opzet wil ik plaatsen bij de veronderstelling dat de tarieven jaarlijks met 6% kunnen toenemen. Deze veronderstelling levert dan dusdanige tarieven op dat hiermee in de praktijk nauwelijks kan worden gewerkt. Een uurtarief van 1,33 lijkt mij echt niet hanteerbaar. Een schoksgewijze tariefsverhoging ligt m.i. veel meer voor de hand. Dan wil ik nu een paar kanttekeningen plaatsen bij de inbreng van het rijk, het bedrijfsleven en de gemeente. In eerdere rapporten rekende de D.S.O. nog op een subsidie van 50% van rijkswege. De 3 miljoen die wij nu krijgen is dus belangrijk minder. De voorwaarde waaronder deze 3 miljoen wordt verstrekt, m.n. de eis dat bovengronds parkeren op het plein achterwege moet blijven, past helemaal in onze visie. Ook de voorwaarden t.a.v. het openbaar vervoer hebben onze instemming. In mijn be schouwing van vorig jaar heb ik namens mijn fractie gesteld dat zonder een duidelijk gebaar vanuit hef bedrijfsleven deze parkeerkelder snel vergeten kon worden. Welnu, het intussen gevoerde over leg heeft geleid tof een exploitatiegarantie vanuit het bedrijfsleven gedurende 5 jaar tot een bedrag van 532.000,Zo op het eerste gezicht geen onaardig bedrag, maar bij nadere bestudering van de voorwaarden waaronder deze garantie wordt verstrekt gaan de wenkbrauwen toch wel even omhoog. Met name de begrenzingen die aan de kostenkant zijn ingebouwd hebben tot gevolg dat belangrijke doorschuivingen naar latere jaren plaats vinden, jaren waarin de gemeente het volledige risico zal gaan dragen. Als bankman stel ik dan bovendien bij mijzelf de vraag: In hoeverre zijn de participan ten in de exploitatiegarantie solvabel om eventuele aanspraken te kunnen verzilveren? Dan kom ik nu bij de inbreng van de gemeente. In de discussie die in onze fractie heeft plaats gevonden heeft dit punt wel de meeste tongen los gemaakt. Laat ik echter eerst die inbreng eens op een rijtje zetten. Dat is in de eerste plaats het verstrekken van een garantie voor de betaling van rente en aflossing tot een bedrag van 11 miljoen gulden met als zekerheid een negatieve hypotheek clausule op een grote ondergrondse betonnen doos. Dan de derving van parkeergelden ten bedrage van een kwart miljoen. De wethouder heeft deze bijdrage in de vorige raadszitting wat al te veel willen kleineren. In de sfeer van de exploitatiegarantie tekent de gemeente voor 153.000,en na 5 jaar voor het gehele exploitatierisico met daarbij datgene wat van de eerste 5 jaar wordt door geschoven aan kapitaal lasten. Vervolgens de inbreng van de grond tegen een symbolisch bedrag van 25,per jaar. Tenslotte nog een bedrag van 1 miljoen gulden a fonds perdu, een gift aan de stich ting die deze exploitatie gaat verzorgen. In de raadsbrief wordt wel gesproken over de eventuele compenserende opbrengst van de verkoop van grond ten behoeve van een pleinafsluitend gebouw, maar als er nu ergens een kwetsbaar punt is waar het college altijd zo dierbaar over doet - ik denk b.v. aan de boerderij aan het Kalverdijkje - dan is het hier toch wel. Verkoop van grond op deze plaats zal mijn fractie dan ook zeker niet ondersteunen. Wij vinden deze koppeling gewoon onjuist, vooral ook omdat deze inbreng met hetzelfde effect ook wel op een andere manier is te regelen, waar 17 bij bovendien wordt voorkomen dat de gemeente op voorhand de zeggenschap over dit miljoen kwijt is. Gedacht kan dan worden aan een constructie van een renteloze lening waarbij aflossing plaats vindt naar gelang de exploitatieresultaten dit toelaten. Gedacht kan ook worden aan een construc tie waarbij, ook al weer afhankelijk van de bedrijfsresultaten, dit miljoen tenminste terugkomt via de vaststelling van de hoogte van het erfpachtsrecht. Een combinatie van beide constructies is uiter aard ook mogelijk. Afhankelijk van het antwoord van het college overweeg ik om namens mijn fractie hierover een uitspraak van de raad te vragen. Ik mis in de financiële opzet de mogelijkheden die de W.I.R. kan bieden. Ik mag toch wel aan nemen dat de Wet op de Vennootschapsbelasting niet aan deze stichting voorbij zal gaan. De over heid geeft en de overheid neemt. Ook mis ik in de raadsbrief een zinsnede over het schenkingsrecht, al of niet verschuldigd over dat miljoen. Alle financiële aspecten zo overziende komt het ons voor dat de gemeente duidelijk de grootste inbreng levert en dat de gemeente ook duidelijk het grootste risico loopt. Toch menen wij dat het, met inachtneming van onze wensen t.a.v. dat miljoen, verantwoord is deze inbreng te leveren en deze risico's te aanvaarden, niet zozeer vanwege de veronderstelling dat deze parkeerkelder in haar derde levensjaar al in de plus zal zitten, zoals sommigen onder ons heel optimistisch veronderstellen, maar gewoon vanwege het feit dat deze kelder de mogelijkheid schept een aantal van onze wensen te vervullen en een aantal problemen op te lossen, m.n. ten aanzien van het parkeren. Toch blijven er nog problemen. In de eerste plaats kan gedurende de bouw de verkeerstoestand rondom het plein wel eens wat chaotisch worden. Oplossingen worden in de raadsbrief niet of nauwelijks aangedragen. Ook de verkeersafwikkeling na de gereedkoming dient naar onze mening met de grootste zorgvul digheid te worden geregeld. Dan de bestemming van het plein nadat de kelder klaar is. Op onze ex cursie langs de verschillende porkeergelegenheden in den lande hebben wij gezien dat een oplossing hiervoor niet zo simpel is. Vandaar ook dat mijn fractie met grote nadruk wil wijzen op de noodzaak van een goed herinrichtingsplan. Hier kan eventueel het pleinafsluitend gebouw in mee spelen, maar beslist noodzakelijk is dat o.i. niet. Dit waren zo de opmerkingen die ik namens mijn fractie wil maken. Nog één puntje. Het komt ons voor dat de samenstelling van het bestuur van de stichting die de parkeergarage gaat beheren op dit moment juist is. Wij kunnen ons echter voorstellen dat na afloop van de 5 jaar - de periode waar in het bedrijfsleven participeert in de exploitatiegaranties - overwogen gaat worden om de samenstel ling van het bestuur op een andere manier te doen plaats vinden. Dat kan natuurlijk altijd via arti kel no. 19 van de garantievoorwaarden. Ook hierover wilde ik graag de mening van het college horen. De hear Miedema: Ut namme fan myn fraksje soe ik graech inkele opmerkingen meitsje wolle oer de bou fan de parkearkelder. Ik soe dan bigjinne wolle mei in opmerking en in fraech oer de konsept- statuten. Yn de konsept-statuten stiet under artikel 4 dat it bistjur ut 11 leden bistiet. Boargemaster en wethalders fan Ljouwert wize 3 leden oan fan hwa't ien ut harren formidden komt en hja bipale hwa't de foarsitter en de "vice"-foarsitter binne. Sa't it hjir stiet haldt dat neffens üs yn dat dy 3 leden bipale hwa't de foarsitter en de "vice"-foarsitter binne, mar dat hoecht net ien fan dy 3 to wezen. (De Foarsitter: Dat is wol de bidoeling.) Mar it stiet der net. Yn it riedsbrief op side 3 under "Rechtsvorm" stiet: "terwijl aan de gemeente een drietal zetels in het bestuur is toegekend, waar onder de voorzitter." Nei jou ynterrupsje soe dat goed wêze, mar nei Ijs miening stiet yn de konsept- statuten net eksakt dat de foarsitter levere wurde moat troch dy 3 leden fan it gemeentebistjur. Der stiet allinnich mar dat hja him oanwize. Ik tocht dat dat noch ris op'e nij bisjoen wurde moast. It muoit ös dat it kolleezje, sjoen de tiid dy't it ta syn foldwaen hie, op dit momint net by steat west hat om to foldwaen oan de moasje dy't wy forline jier as fraksje yntsjinne hawwe oer de plein- ofslutende gebouwen. De tasizzing fan de minister m.b.t. it subsydzje en it hiel strakke tiidskema hwer- yn it kolleezje op dat momint twongen waerd hat it b. en w. miskien unmooglik makke oan de utfie- ring fan dizze moasje tomjitte to kommen. Wy hawwe der ek wol bigryp foar, mar wy forwachtsje dochs wol dat it kolleezje binnen net al to lange tiid mei syn idéen komt oangeande dizze saek. Ik bliuw efkes by it punt fan it strakke tiidskema. It is eins hwat in rare saek dat jo as ried dit foorstel oan- furdzje en dat jo safolle jild votearje as garansje, wylst der net iens in boutekening is fan it gefal. Wy witte net hoe't it der öt komt to sjen, der is neat oer de oannimmer bikend. As men nou tige krï— tysk wêze woe dan soe men sizze: Wy witte allinnich dat der in gat groeven wurdt dêr't wy miskien yn falie kinne. Sa fier wol ik lykwols net gean. Ek op dit punt hawwe wy bigryp foar it tiidskema hweryn dizze hiele saek ta in foorstel komme moast en ik leau dat it réeler is om op dit momint it kolleezje tank to bringen foar it feit dat it de stikken sa fier roun hat dat de ried, mei hwat goede wil miskien, in bislissing nimme kin. Hwat de oannimmer oanbilanget, dit is net sa'n maklik punt. Sjoen de rjochtsfoarm wurdt de stichting opdrachtjower en de stichting bipaelt dus hwa't de oan-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1978 | | pagina 9