De heer Rijpma (weth.): Het college heeft geen standpunt bepaald over deze brief. De brief is in strijd met de uitgangspunten die wij voor dat gebied hebben aanvaard. De heer Janssen: Ik neem aan dat u op dezelfde lijn als ik zit. De heer Rijpma (weth.): Ik zit niet op een andere lijn. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 9 en 10 (bijlagen nos. 167 en 168). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 11 (bijlage no. 169). De heer Knol: In augustus l 969 hebben wij in het plan Bilgaard grond met bestemming éénlagige kan toorbouw voor 75,per vierkante meter verkocht. Het is nu 9 jaar later en het college stelt nu voor om grond met bestemming kantoorbouw te verkopen voor 100,per vierkante meter; het bekende een heidsprijsje in de gemeente van de laatste jaren. Ook nu weer wordt er geen nadere motivering gegeven over de totstandkoming van die prijs. Er worden geen normen gehanteerd die verband houden met de be bouwingsdichtheid, de bebouwingshoogte en de arbeidsplaatsen die geschapen worden. Zou de lijn van augustus 1969 doorgetrokken worden, dan zou men, rekening houdende met de inflatie-intensiteit, op een grondprijs van rond 140, 150,per vierkante meter zitten. Dit betekent op deze oppervlak te een bedrag van ongeveer twee ton. Mijn vraag is: Waarom wordt nog steeds geen nadere motivering gegeven bij de vaststelling van die grondprijs? Waarom wordt nog steeds die motivatie achterwege gela ten? Mijn fractie begint het wat vervelend te vinden en zal bij volgende gelegenheden, wanneer weer zoiets aan de orde komt en er weer geen nadere motivering wordt gegeven, tegen dit soort voorstellen stemmen. De heer Rijpma (weth.): Wij hebben in het gebied Bilgaard verschillende stukken grond verkocht, zowel voor scholenbouw als voor andere doeleinden. Onze prijs is langzaam gestegen en in deze prijs is dus niet meer meegenomen dan de trend. Een analyse, in de zin van welk bedrijf is het, wat zijn de werk zaamheden er van, welke arbeidsplaatsen neemt het bedrijf voor haar rekening, is tot dusver in het be leid geen uitgangspunt geweest. In het bestemmingsplan Hemrik zijn grondprijzen vastgesteld die reke ning houden met objectieve normen zoals ligging, oppervlakte en de ligging t.o.v. verschillende zaken. Het zijn objectieve criteria die daar gehanteerd zijn, de subjectieve criteria die u, mijnheer Knol, naar voren brengt zijn njet gehanteerd. Zulke criteria zouden ook niet in de Hemrik hanteerbaar zijn, gezien de voorwaarden die wij van Economische Zaken hebben aanvaard. Hier is dus ook niets meer gedaan dan geringe prijsverhogingen, die uit de jaarlijkse kostenstijging voortvloeien, in de prijs mee te nemen. De heer Knol: Ik heb gezegd dat het indexcijfer van de geldontwaarding sinds augustus 1969 geste gen is van 100 tot 185. Als de wethouder zegt dat dit verdisconteerd is, dan kan ik dat niet goed volgen. Hij haalt ook het voorbeeld aan van de verkoop van grond aan het onderwijs. Het is een bekend gegeven dat de grondprijs voor onderwijsdoeleinden wordt vastgesteld door Den Haag. Daarover hebben wij geen zeggenschap, dus die vergelijking gaat helemaal niet op. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 12 (bijlage no. 164). De heer Ten Hoeve: Op 14 maart hebben wij uitvoerig over deze zaak gesproken. Het standpunt van onze fractie was toen verdeeld. Een deel van de fractie wilde deze gebouwen niet verkopen aan de A.B.N. Een ander deel van de fractie wilde, zij het met pijn in het hart, akkoord gaan, maar dan wel onder stringente voorwaarden. Over deze voorwaarden is nadrukkelijk gesproken en nu komt hier een voorstel, waarbij aan een aantal van die voorwaarden niet wordt voldaan. In het geheel wordt niet meer dan één winkel opgenomen. Er was een uitdrukkelijke wens, ook in het kader van de hele planning van voetgan gersgebieden, bereikbaarheid van het centrum en routes die naar het centrum leiden, om daar meer win kels in onder te brengen. Een ander punt is de hoogte van de bebouwing. Wij hebben uitdrukkelijk ge zegd dat de bebouwing, gezien het geheel, niet hoger dan elf meter mag zijn. De afwijking die in de 21 raadsbrief wordt geconstateerd bedraagt dertien meter. Als men de maquette van het complex nameet, kan het ook nog weieens zo zijn dat de hoogte niet dertien meter maar vijftien a zeventien meter bedraagt. Het moet duidelijk zijn dat eisen van de raad ook werkelijk eisen zijn en dat er niet mee gesjoemeld kan worden; zeker niet op deze manier. Mijn fractie kan dan ook niet akkoord gaan met dit voorstel. Er komt nog een punt bij. Jammer genoeg hebben wij voor verschillende delen van de stad nog geen bestemmingsplannen waarin wij een aantal dingen zouden kunnen regelen. Als wij toevallig eens over panden beschikken, dan kunnen wij daarin ook betrekken, zoals wij b.v. bij de panden aan de St. Ja- cobsstraat hebben gedaan, dat het bouwplan dat er komt in overeenstemming is met de wensen van de raad. Ook die toetsing moet plaats vinden. Ik zal mij voorzichtig uitdrukken, maar in mijn fractie wa ren wij niet zo gelukkig met dit plan; ook dat is een afweging. Een andere opmerking is dat er iri de tijd dof deze zaak nu gespeeld heeft ontwikkelingen zijn ge weest op het gebied van de prijzen. De heer Knol heeft daar zonet ook al over gesproken en nog steeds blijft in de voorstellen de prijs van 300.000,gehandhaafd. Ook dit lijkt ons niet juist. De markt waarde van dit soort zaken moet zeker meespelen. Verder kwam ik er door informatie achter dat er in het vorige raadsbesluit sprake was van het pand Prins Hendrikstraat 11b. Misschien is het een fout geweest, dat weet ik niet, maar dit pand staat nu niet in het voorstel genoemd. Er is alleen sprake van het pand 11a. Verder heeft het mij bevreemd dat ik bij de ter inzage gelegde stukken de ambtelijke adviezen niet heb gezien. Ik ben van mening dat die er wel zouden moeten zijn. Wij hadden, naar ik meen, duidelijk afgesproken dat die ter inzage zouden liggen. Om de zaak nog even op een rij te zetten: wij hebben duidelijk een aantal uitgangspunten op tafel gelegd waaraan voldaan moest worden; dat waren de minimum eisen. Wij hadden veel bedenkingen en daaraan wordt niet voldaan, daarom zullen wij tegen dit voorstel stemmen. Ik wil wel zeggen dat de raad toen in meerderheid heeft besloten dat de panden aan de A.B.N. verkocht zouden kunnen worden. Ons advies is: ga opnieuw met de A.B.N. praten, ook over het bouwplan en ook over de prijs. De hear Miedema: Dit underdiel fan de agenda hat myn fraksje oanlieding jown ta wiidweidige dis kusjes. It is in bilangryk punt yn ds stêd, it is ek in bilangrike bislissing dy't wy joun nimme moatte. As ried hawwe wy winsken kenber makke - de hear Ten Hoeve hat it ek al sein - hwerunder wy ré wêze soe- nen om to forkeapjen. Oan dizze winsken is yn syn totaliteit net foldien. Wy hawwe sterk de yndruk dat in tige wichtich part fan us winsken wol honorearre is. Hwat wie it probleem? Wy hawwe dddlik de winsk hearre litten dat wy de hichte fan de bibouwing beperke woenen, wy hawwe ek dddlik de winsk hearre liften dat wy tige graech in moaije rinroufe fanof it stasjon nei de binnenstêd hawwe woenen. Wy mien- den doe dat dat allinne mar réalisearre wurde koe troch it opnimmen fan in tal winkels yn dizze nijbou. Nou komt it kolleezje mei it foorstel. Der is underfusken in plan, der binne hwat gegevens en ik kin net oars sizze dan dat myn fraksje it in aerdich plan fynt. De rinroute kin men fan stelle dat der to min win kels yn sitte, de hear Ten Hoeve seit dat ek. Ik bin fan bitinken dat men foar in aerdige rinroute net per- foarst winkels nedich haf. Ik tocht dat de architekten fan dizze undernimming der yn slagge wienen om in tige oantreklik plan foar dit diel fan de Prins Hindrikstrjifte to meitsjen. Myn fraksje is fan bitinken dat it dan ek wol ris in winstpunt wêze kin dat der hwat minder winkels binne. Wy moatte it sintrumge- biet net fierder dizze kant dthelje as needsaeklik is. Nou't der in oplossing jown is troch de ynventivi- teit fan de architekt en der in oantreklike rinroute makke wurde kin sunder mear winkels op to nimmen, jowt dat by ds fraksje gjin inkel probleem. Dan de hichte. Oan de westkant fan de Prins Hindrikstrjifte is de hichte fan de dakgoat fan it hoek pand 12.20 meter. Der komt it dak noch by. It heechste punt fan dit gebou is 13 meter. Dat is in hichte dy't foar myn fraksje folslein oanfurdber is. Dit wienen inkele opmerkingen oer it plan. Nou docht him it probleem foar: hoe bioardielje jo yn syn totaliteit dizze saek en hoe komme jo ta in bislissing dy't forantwurde is. Ik leau dat jo der mear yn biluke moatte. It giet net allinne om de forkeap fan in pear panden en de nijbou fan de A.B.N., mar it giet om eaf dat in tige wêzentlik punt wêze moat yn ds bilied. Ik wol it kolleezje priizgje nou't it de léste jierren dddlik der op dt is om goede kontakten mei it bidriuwslibben to lizzen. If kolleezje praet mei dizze minsken en seit: Hwat wolle jimme en hwat kinne wy. Men probearret sa'n sfear yn Ljouwert op to roppen dat der eat ta stdn komt. Wy hawwe meiinoar ek bisluten dat wy de aide stêd opknappe siI Ie en de forwurding tsjin gean sille. Wy freegje oeral hwer't it mooglik is om subsydzje en nou docht hjir him it gefal foar dat in undernimmer in nij pand fêstigje wol en de wurkgelegenheit dy't der yn Ljouwert is feilich stelle wol op dit punt. Hy wol panden yn de Prins Hindrikstrjifte dy't dddlik gjin funksje mear hawwe en dy't oan de forwurding priis jown binne opknappe en nijbou plege sunder dat hy fan us of fan de ryksoerheit subsydzje freget. As wy dat allegearre byinoar faeije, dan binne wy op dit momint op in wichtich punt yn ds gemeentlik bilied bilanne. Dit kin wol ris it kearpunt yn it gemeentlik bilied wêze. As dit oergean moat om in heale meter hichte of in winkeletalaezje, dan lade wy as gemeenteried fan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1978 | | pagina 11