*3Z De heer Buising: Ik zou u willen vragen wat uw beweegredenen zijn om de uitleg die u van plan bent te geven over het afvoeren van dit punt van de agenda pas dan te doen. De Voorzitter: Anders moeten wij twee keer over hetzelfde praten. Wij zullen de uitleg geven als wij straks bij dat punt komen. (De heer Buising: U geeft dus een uitleg voor u met dat punt be gint?) Ik ben bereid om het uit te leggen voor het punt in discussie komt. Kan de raad daarmee in stemmen? De Raad stemt hiermee in. Punt 22 (bijlage no. 178). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 23 (bijlage no. 181). De Voorzitter: Ook dit punt kan van de agenda worden afgevoerd, want het verzoek is ondertussen ingetrokken. Het punt is dus niet meer relevant. Punten 24, 25 en 26 (bijlagen nos. 159, 158 en 171). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. De Voorzitter: De logica brengt met zich mee dat wij eerst punt 28 en vervolgens punt 27 behan delen. Punten 28, 27 en 29 (bijlagen nos. 186, 185 en 184). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 30 (bijlage no. 180). Mevrouw Visser—van den Bos: Ik heb de behoefte om de gevoelens van de wijk te vertolken, nu het er van gaat komen dat het wijkcentrum met de bibliotheekvoorziening gebouwd wordt. Men is daar natuurlijk bijzonder blij mee. Tot mijn genoegen heb ik gelezen dat de mensen uit de wijk be trokken zullen worden bij de bouw. Kunt u echter alleen nog vertellen wanneer het startschot voor de bouw gegeven zal worden? De heer De Vries (weth.): Wij hebben in totaal acht jaar over deze procedure gedaan, met veel vallen en opstaan. Het ligt voor de hand dat wij ons graag aansluiten bij de woorden van waardering van de kant van mevrouw Visser over het feit dat het er nu dan van gaat komen. Mevrouw Visser vraagt nog naar het moment waarop het startschot gegeven zal worden. Er zit nog één zaak onder de oppervlakte, n.l. de goedkeuring van ged. staten. Zodra die goedkeuring er is, zullen wij alles in het werk stellen om de inschrijving en de aanneming voor de bouw te bespoedigen. Na overleg met de Bouwcommissie zullen wij proberen in ieder geval voor de winter van 1979-1980 deze zaak vol ledig beschikbaar te hebben. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 31 (bijlage no. 160). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 32 (bijlage no. 154). De heer Buising: In het algemeen bestaat er in onze fractie geen bezwaar tegen het gestelde in bijlage no. 154. Wij kunnen dan ook wel akkoord gaan met de wijziging van de gemeentebegroting en van de begrotingen van de takken van dienst voor het dienstjaar 1976. Toch zou ik er nog een paar opmerkingen over willen maken. /5JS De eerste opmerking is dat het totaal van de voordelen over de dienstjaren tot en met 1975 groter moet zijn dan het op bladzijde 8 van de raadsbrief genoemde bedrag van 2.456.000,Dit bedrag, gevoegd bij het voordeel over 1976, levert nog niet de 6 miljoen op wat het bedrag is dat ook op bladzijde 8 van de raadsbrief als uitkomst staat genoemd. Het zou de duidelijkheid zeker bevorderd hebben, wanneer in de raadsbrief ook het bedrag van plm. 1,2 miljoen genoemd zou zijn dat reeds eerder door de raad is vastgesteld als voordeel over de dienstjaren tot en met 1975. Mijn tweede opmerking is een meer algemene, die zijn oorzaak vindt in de reacties die in de stad werden gehoord toen het nieuws bekend werd dat er opeens 6,4 miljoen gulden te verdelen was. De reacties waren in de trant van: waar komt dat geld zo opeens allemaal vandaan? Heeft de gemeen te dit geld in het verleden te weinig uitgegeven? Hebben zij het dus verkeerd gedaan? Het is natuur lijk heel goed duidelijk te maken en naar de mening van onze fractie zou het dienstig zijn dat de man van 6 miljoen, i.e. de wethouder van Financiën, dit eens zou uitleggen; het is in dit verband bijzonder jammer dat hij er niet is. Ik neem echter aan dat ik nu antwoord van een ander lid van het college krijg. De Voorzitter: De heer Buising vraagt hoe wij op grond van de bedragen die in de raadsbrief zijn genoemd op 4,5 miljoen gulden komen, want wanneer men de bedragen optelt klopt het niet. Ik wil een poging doen om u een antwoord te geven. De 6 miljoen gulden is samengesteld uit de volgende bedragen. In de saldo-reserve was over de jaren t.e.m. 1974 645.000,gestort. Volgens de eind- wijziging van de begroting over 1975 is er 500.000,aan toegevoegd. Daarmee bedroeg dit rond 1,2 miljoen gulden. Deze twee bedragen vindt u trouwens ook midden op pagina 8. Daar kwam over de rekening 1976 bij een bedrag van globaal 2.465.000, Dit bedrag vindt u bovenaan pagina 8. Achteraf is gebleken dat er nog ruim 2,4 miljoen gulden over was t.e.m. 1975. Dit bedrag vindt u weer midden op pagina 8. Als u deze getallen bij elkaar optelt, komt u op een bedrag van rond 6 miljoen. Van die 6 miljoen gulden was al 500.000,bestemd voor het Universiteitsfonds. Dit is een beslissing van de raad geweest, waarmee u toen bent vooruitgelopen op een beslissing over de bestemming van die 6 miljoen. De raad heeft ook besloten 1 miljoen gulden voor de parkeergarage te bestemmen. Anderhalf miljoen gulden heeft dus al een bestemming, zodat wij nu nog aan 4,5 mil joen gulden een bestemming kunnen geven. Dit is dus een samenvatting van de cijfers. Ik wil nog wel een enkel woord zeggen over de tweede opmerking van de heer Buising toen hij vroeg of wij de zaak zo fout hebben gezien dat nu plotseling blijkt dat er zoveel geld over is. Het geeft ook inderdaad een vreemde indruk als je op een zo laat tijdstip over afgelopen jaren nog een zo royaal bedrag kunt bestemmen. Dat is alleen maar fijn, want stel je voor dat het omgekeerde het geval was. Wat is daarvan de verklaring? Ik wil u enkele van de belangrijkste verklaringen noemen. In de eerste plaats hebben wij achteraf - men heeft er jaren over gedaan - nog een z.g. verfijnings uitkering bodemgesteldheid gekregen. Dit was een bedrag van een miljoen gulden. Die beslissing is erg laat genomen, maar met terugwerkende kracht. Van onderwijsuitkeringen krijgen wij ook altijd in een erg laat stadium de finale afrekening. Toen wij de begroting al t.e.m. 1977 hadden afgeslo ten, kregen wij daarna nog een miljoen gulden boven de doeluitkering van het rijk. De twee punten die ik u heb genoemd belopen dus een bedrag van 2 miljoen gulden. Later is nog een extra winst van Frigas van 2.200.000,-- gebleken. Dit bedrag is ook door verschillende omstandigheden in een laat stadium beschikbaar gekomen. Dit was ook een meevaller waar wij niet op hadden kunnen en mogen rekenen. Dan ben ik nu reeds op 4,2 miljoen van de 4,5 miljoen gulden. De laatste 300.000, zijn gewoon meevallende posten omtrent uitkeringen vanuit het Gemeentefonds. Kortom, het zijn uitkeringen die op een laat tijdstip bekend zijn geworden en waar wij aanvankelijk niet op konden en mochten rekenen. Nu zitten wij dus voor de bijzonder gunstige situatie dat wij aan 4.500.000,nog een extra bestemming kunnen geven; wij gaan daar straks over praten. Ik hoop dat ik duidelijk ben geweest en uw vragen afdoende heb kunnen beantwoorden. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 33 (bijlage no. 146). De heer Visser:Dat de oplossing van geschillen vaak een zaak van de lange adem is, is eveneens gebleken na het besluit van de raad dat het geschil met de provincie inzake de levering van elec- triciteit aan een bindend advies van de commissie van scheidslieden onderworpen is. Belangrijk in de uitspraak van de commissie is de constatering dat aan de hand van het verlopen inkoopcontract en de rekeningen over de periode 1975-1977 op basis van dat contract de provincie een redelijke ver-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1978 | | pagina 17