der in nauwe samenwerking met het buurtcomité Hollanderwijk en de huidige of toekomstige eigenaresse van dit complex woningen." Met betrekking tot deze motie moeten wij opmerken dat de woningvereni ging plannen moet indienen. Indien de woningvereniging de plannen heeft ingediend, zullen b. en w. de raad uiteraard zo spoedig mogelijk voorstellen het rijk om financiële middelen te vragen, weshalve de ze motie overbodig is. Dit is dan het standpunt van het college over de moties als zodanig. De heer Rijpma (weth.): Ik wil beginnen met nog een toelichting op de laatste opmerking van de voorzitter over de tweede motie van de heren Van der Wal en Singelsma te geven. Het is in dit verband niet zo dat wij t.o.v. de Woningvereniging Leeuwarden passief zullen blijven. Wij zullen proberen om van de Woningvereniging Leeuwarden op zo kort mogelijke termijn gedaan te krijgen dat er plannen wor den ingediend die de actieve renovatie van de Hollanderwijk inleiden. De verantwoordelijkheid blijft echter bij de woningvereniging zelf. Wanneer de woningvereniging in het extreme geval niet zou willen meewerken, is de weg niet eenvoudig. Wij hebben echter geen reden om er aan te twijfelen dat de me dewerking van de woningvereniging goed zal zijn. Er zijn in dit verband al een aantal gesprekken ge voerd. Als de woningvereniging doet wat in die gesprekken is toegezegd - daar gaan wij vanuit -, dan hoeven wij geen vertraging te verwachten en zal naar ons gevoel binnen een jaar in ieder opzicht dui delijkheid kunnen bestaan. Er zijn ook opmerkingen gemaakt over een aantal andere buurten, zoals b.v. het Triool. Met betrek king tof deze buurt gaaf men over hef algemeen akkoord met het voorstel van b. en w. Ik zou hef toejui chen, mijnheer Miedema, wanneer de Stadsvernieuwingskorporatie de bewoners van deze buurt van dienst zou kunnen zijn. Ik ga er ook vanuit dat deze corporatie hen ook van dienst wil zijn. Ik meen dat het een goede zaak is wanneer de Stadsvernieuwingskorporatie met de bewoners tot een zodanig gesprek kan ko men dat het onderhoud waarover de heer Miedema heeft gesproken gezamenlijk kan worden opgelost. Wat betreft de renovatie van het Triool is gevraagd of dit nu een pas op de plaats inhoudt of dat er toch nog enige activiteit kan plaats vinden, leder plan tot renovatie voor welke woningen ook in Triool, dat b.v. door de Stadsvernieuwingskorporatie wordt voorgedragen, zal bij de h.i.d. besproken worden. Gezien het feit dat wij op dit moment zouden beslissen dat het Triool blijft bestaan, is het niet uitgeslo ten dat enige renovafiewerkzaamheden in het Triool op gang kunnen komen wanneer er een aanvaardbaar plan wordt gemaakt, hoewel de bewoners daarbij misschien een groter deel van de kosten voor hun reke ning zullen moeten nemen dan in de subsidieregeling is voorzien. De regeling voor particulier woning- bezit gaat, zoals u weet, tot een grens van 65.000,Voor het woningbezit van een corporatie ligt deze grens 10.000,-- lager. Bij renovatie van eigen woningbezit is het soms mogelijk om anders dan bij corporatiebezit tot een andere planvorming en tof een andere medewerking van de bewoner - de bewo ner kan zelf een belangrijke inbreng hebben - te komen. Men hoeft hierbij dus niet per se passief af te wachten, men kan samen met de Stadsvernieuwingskorporatie proberen te doen wat men denkt dat nodig is. leder plan wordt in de Renovatiecommissie, die uit ambtenaren van het rijk en van de gemeente Leeu warden bestaat, afzonderlijk besproken waarbij men uitgaat van de toestand van hef huis en, op den duur, waarschijnlijk ook van de toestand van de omliggende woningen. Stel immers het geval dat er één woning achterblijft t.o.v. de andere woningen wat renovatie betreft, dan zou dit een zeer nadelige invloed heb ben op de omliggende panden. Voor het laatste te renoveren pand zou de regeling wel eens iets gunsti ger kunnen liggen dan voor de eerste panden. Met betrekking tot de Simon de Vliegerstraat zijn o.a. opmerkingen gemaakt over de hoogte van het renovatiebedrag. Ik heb zonet al gezegd dat de grens voor corporatiewoningen lager ligt dan voor parti culiere woningen. Het maakt ook niets uit of er wel of niet centrale verwarming in de woning zit. Als er geen centrale verwarming in zit, wordt het maximale bedrag automatisch verlaagd met de kosten van een c.v. De kosten vormen dus duidelijk een randproblematiek. De problemen die er omheen optreden, zoals de kwaliteit van de woningen na de renovatie, de woonomgeving en de noodzaak om hier en daar pan den tussen een te lanae rij uit te breken om een achtertoegang te verkrijgen, maken het samen met het bedrag dat voor de aankoop op tafel is gelegd toch wel bijzonder moeilijk om tot renovatie over te gaan. Vanuit deze complexe visie, waar meerdere facetten bij betrokken zijn, heeft het college gemeend om hef raadsvoorstel te formuleren zoals het is geformuleerd. U hebt gehoord dat er t.a.v. de motie van mevrouw Brandenburg twee standpunten zijn in het colle ge. Dit betekent niet dat de afstand tussen deze meningen zodanig is dat er, als een van beide standpun ten aangenomen wordt, iets heel ergs gebeurt. Ik kan er begrip voor hebben dat men over de inrichting van het gebied nog eens zou willen praten. Wel is het zo dat dit de ontwikkeling vertraagt. De belangen in dit gebied lopen niet in elk opzicht parallel en bovendien wordt door dingen nog eens te overwegen de snelheid waarmee tot een oplossing kan worden gekomen niet gunstig beïnvloed. Ik ben van mening dat het het best is dat, wanneer zulke pijnlijke beslissingen genomen worden, de remedie zo goed moge 15 lijk op tafel wordt gelegd. Nogmaals, u merkt wel dat, nu een gedeelte van het college met het gefor muleerde b. en w.-voorstel zoals het er ligt en een ander gedeelte met het voorstel van mevrouw Bran denburg instemt, de afstand op de streep niet zo verschrikkelijk groot is. Het is alleen zo dat een deel van het college blijft hechten aan het voorstel om zo snel mogelijk tot nieuwe oplossingen te komen. Ik zal hier niet verder op ingaan, want het zou te gemakkelijk kunnen leiden tot het verdedigen van één standpunt en het te weinig accentueren van het andere standpunt. Beide standpunten worden voldoende verduidelijkt door de raadsbrief en door de gemaakte opmerkingen vanuit de raad. ledereen kan zonder verdere toelichting zijn stem uitbrengen zoals hij meent dat dat het beste voor de wijk is. Ik dacht niet dat er verder grote verschillen zijn die nog een nadere toelichting vereisen. Men heeft hier en daar vraagtekens gezet, maar men zegt toch van de overige problematiek dat er verder gegaan moet worden in de richting van de rapportage en van de raadsbrief. De heer Miedema spreekt nog van het asfalteringsprogramma. Dit is mede afhankelijk van het subsidie dat wij bij het rijk hebben aangevraagd. Wij kunnen natuurlijk afstand doen van het subsidie van 50%. In principe heeft het rijk aanvaard dat er voor de kosten van de definitieve verkeersroutes een subsidie wordt verleend. Het rijk heeft er zelfs in toegestemd dat de Prins Hendrikstraat alvast wordt vernieuwd zonder dat wij het recht op subsidie verlie zen. Men probeert dit alsnog mee te nemen. Dit is echter uitsluitend gedaan omdat er een urgente zaak achter zit. Wanneer wij menen dat in een wijk de urgentie zo groot is dat wij niet op Rijkswaterstaat kun nen wachten, dan is het aan ons om die beslissing te nemen. Dit betekent dat wij het volle pond zullen moeten betalen, maar tot dusverre zijn wij er vanuit gegaan dat wij proberen in te spelen op die 50% subsidie. Daarbij moet natuurlijk ook duidelijk zijn welke wegen voor de uiteindelijke tracering worden aangewezen. Indien het Verkeersstructuurplan en ook de uitwerking van de routes van het verkeer binnen de wijken geen vraagtekens meer oproepen, dan is het voor Rijkswaterstaat beter mogelijk om snel tot be slissingen te komen. Er is een opmerking gemaakt over het achterstallig onderhoud, dat in de renovatie kosten zit. Dat is zo, in iedere renovatie wordt achterstallig onderhoud bij de kostenberekening betrokken. Het betekent echter ook dat in de huurberekening die uit de kosten voor renovatie volgt lang niet alles wordt meege nomen. Er wordt een bepaald percentage van de renovatie kosten meegenomen. Dit houdt in dat daarmee het achterstallig onderhoud is afgekocht, als ik hef zo mag zeggen. Het totale renovatiebedrag wordt niet in de huur doorberekend, doch slechts een bepaald percentage van het te renoveren bedrag. Het beïn vloedt de renovatie uiteraard wel. Als er achterstallig onderhoud is, zullen de kosten voor renovatie on getwijfeld hoger zijn. Dan nog een aantal opmerkingen over hetgeen de heer Singelsma heeft gezegd. De hear Singelsma hat der gjin bitrouwen yn dat itjinge dat yn it riedsbrief stiet ek de bidoeling fan it kolleezje is. Dat fyn ik spitich, foaral hwannear't dat yn it iepenbier sa tftsprutsen wurdf. (De Foarsitter: Hy wit wol better.) Ek al wit hy wol better, dan noch is it in spitige saek dat in riedslid yn it iepenbier seit dat yn wezen de oerheit, yn dit gefal b. en w., net to fortrouwen is en dat jo op in bipael'de manier tusken de rigels troch leze moatte. Ik fyn de manier hwerop de hear Singelsma tusken de rigels iêst nou net de meast oangena- me manier en ik soe it ek nimmen oanriede sa yn if libben to stean en jins neiste sa to mistrouwen as blyk- ber de gewoonte fan de hear Singelsma skynt to wurden. (De hear Singelsma: Oaren finkc ii, mar sprekke it net dt; ik sprek it wol Cit.) De Voorzitter: Ik wil de raad met klem vragen om in de tweede instantie niet dingen te gaan herha len. Het is al erg laaf en ik verzoek u dus om alleen nieuwe elementen ter sprake te brengen. Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: Eerst nog iets over de Wijnhornsferstraat. Door de heer Miedema is daarover een motie ingediend die door het college is overgenomen. In eerste instantie heb ik gezegd dat wij daar niet voor zijn. Het staat ook niet in het vervangende besluit dat ik heb ingediend. Wij komen daar wel op terug bij het vaststellen van het bestemmingsplan. Verder een opmerking over ons voorstel. Hef C.D.A. en de V.V.D. zeggen dat er op de Hollanderhof moet worden gebouwd, omdat dat snel gaat en dat de beste oplossing voor de bewoners is. Nu schrijven de bewoners in hun brief van 11 mei: Mocht de gemeenteraad tot amovering besluiten en er moet nieuw bouw komen, dan moet deze nieuwbouw niet op de Hollanderhof komen maar op de Simon de Vlieger straat. De bewoners hebben daarover zelf een mening en zij hebben m.i. het probleem van de tijdelijke huisvesting heel goed onderkend. Ik ben van mening dat je een stedebouwkundige opzet van een gebied, al is het maar klein, niet moet ophangen aan een tijdelijk moeilijke situatie. Wij moeten er dan met el kaar een oplossing voor zien te vinden. Ik weet dat dit niet gemakkelijk is, maar ik vind niet dat je kunt zeggen: Bouw de hele Hollanderhof maar vol en laat iedereen van de Simon de Vliegerstraat daar maar naar toe gaan, dan zien wij het later wel. Ik denk dat het best in fasen is op te lossen. Er moet dus één plan voor her hele gebied komen, waarom ik in mijn motie heb gevraagd. De realisering van zo'n plan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1978 | | pagina 8