op een prioriteitenlijst die indertijd in de raad aan de orde is geweest n.a.v. de herschikking van middelen en mankracht in het beroepsmatig jeugdwerk. In de brief staat eveneens vermeld dat er een oplossing gevonden zou moeten worden voor het jongerencentrum Hippopotamus. Ik denk dat het college de toezegging aan de raad is nagekomen en inderdaad heeft geprobeerd om een oplossing te vinden. De overige voorstellen die hier staan genoemd liggen veel meer in het structurele vlak. Bij de eerste drie voorstellen die in deze brief staan genoemd is personeel betrokken, hetgeen zou betekenen dat je op een andere manier dan via de besteding van dit bedrag a fonds perdu middelen in de begroting zou moeten vrij maken. Het zou misschien ook wenselijk zijn om de herschikking van middelen en mankracht wat meer procesmatig aan te pakken, omdat het al weer enige tijd geleden is dat de raad dit besluit heeft genomen en er ondertussen nogal het een en ander veranderd is. Ik wijs dan alleen nog maar op de vacatures die op dit moment in het beroepsmatig jeugdwerk bestaan; ik hoop dat deze vacatures snel vervuld zullen worden. Wij zijn voorstanders van de besteding van de middelen voor de verbouwing van dit jeugd- en jongerencentrum. De hear Miedema: Ik soe yn twadde ynstansje fan de P.v.d.A. graech hearre wol Ie hoe't men dy moasje ütleit. As dy moasje mooglik oannommen wurdt, is dit neffens my in prinsipe-utspraek. Yn dat gefal moatte wy noch eksakte foorstellen fan it kolleezje krije - it binne üteinliks gemeente panden - oer de fraech hokker forbouwing der pleats fine sil, hwat it komt to kostjen en hwat men tinkt dat dit oplost. Dat soe ik graech fan de P.v.d.A. to witten komme. De Voorzitter: Ik zou de volgende opmerkingen bij dit voorstel willen maken. Ik moet u aller eerst in herinnering brengen hoe de procedure is geweest. Het college is dit keer niet gekomen met concrete voorstellen aan de raad; dit blijkt duidelijk uit de vorige raadsbrief. Het college heeft een voudig een aantal mogelijkheden genoemd, waaruit gekozen zou kunnen worden bij het zoeken van bestemmingen van die 6,4 miljoen. Het college heeft duidelijk gesteld dat daarnaast ook suggesties uit de raad zouden kunnen komen. Dat is gebeurt en wat de procedure betreft hebben wij toen af gesproken dat het college, gelet op de discussies in eerste instantie, na de eerste pauze met een suggestie zou komen over de besteding van de 6,4 miljoen; iemand moest immers met een voorstel komen. In de eerste instantie zijn verschillende voorstellen gedaan, er is commentaar gekomen op de bouwstenen die het college had aangedragen en er zijn ook andere suggesties vanuit de raad ge komen. Wij hebben de 6,4 miljoen toen verdeeld volgens een voorgelegd patroon. Namens het col lege heb ik daarbij ook het standpunt verdedigd waarom het college een aantal punten niet had mee genomen in de besteding van dit geldbedrag. Als voorbeeld daarvan noem ik het bedrag dat vanuit de raad voor extra afschrijving was bestemd. Het college heeft vervolgens ook de urgentievolgorde aan gegeven die de raad kon amenderen, hetgeen echter niet is gedaan. Deze volgorde is in stemming gebracht. Hippo stond volgens dit urgentielijstje op de zevende plaats. Er werd daarbij gevraagd of het standpunt van het college een unaniem standpunt was. Ik heb toen gezegd; Ja, wat betreft de suggestie die wij zouden doen. Ik heb er bij gezegd dat ieder lid van het college zich de vrij heid voorbehield om zijn stemgedrag te bepalen, nadat de raad op de suggestie van het college had gereageerd. Dit gold niet voor één of twee wethouders, het gold voor alle wethouders. Het op maken van een volgordelijst betrof een unaniem standpunt, maar elke wethouder had zich de vrij heid voorbehouden om niet zonder meer volgens de suggestie van het college te zullen stemmen maar daarbij ook rekening te zullen houden met hetgeen vanuit de raad naar voren werd gebracht. Dit Is de gang van zaken geweest, zoals u ook bii de verschillende stemmingen hebt gemerkt. Iemand, ik weet niet meer wie, riep toen: Hoe kan het nou dat de wethouders zo stemmen? Ik had gezegd dat de wethouders een duidelijk voorbehoud hadden gemaakt t.a.v. het uitbrengen van hun stem. Vervol gens hebben de stemmingen plaats gehad, waarbij de suggesties vanuit het college door de raad zijn aanvaard behalve het laatste punt, Hippo, dat is afgewezen. In de discussie die in de pauze had plaats gevonden was het voor ons uitermate moeilijk om niet een bedrag voor het Fonds voor de Stadsvernieuwing mee te nemen. Ik heb duidelijk gezegd dat wij dit een bijzonder belangrijk punt vinden, maar wij moesten afwegen. Wat het zwaarst woog, moesten wij voorrang geven. In dat kader heb ik gezegd dat wij meenden, mede gelet op het feit dat er op dat moment al acht miljoen gulden in het Stadsvernieuwingsfonds zat, niet een bedrag uit deze 6,4 miljoen gulden aan dit fonds te moeten besteden. Dit zou ten laste gaan van een van de zeven andere punten en nogmaals, wij moesten een keuze doen. Ik heb dus niet gezegd dat wij het Fonds voor de Stadsvernieuwing geen urgentie toekenden omdat er voldoende geld in het fonds aanwezig was, nee, ik heb gezegd dat wij dit wel degelijk een belangrijke zaak vonden maar om de reden van een afweging van de ver schillende punten niet een bedrag beschikbaar hadden gesteld. Toen het laatste punt, Hippo, werd afgewezen, heb ik, na snel overleg in het college, voorgesteld om de 500.000,die toen over 23 was alsnog in het Fonds voor de Stadsvernieuwing te storten; dit fonds vormde echt wel het volgende urgentiepunt bij het college. Toen ik dit voorstel deed, kwam die vervelende opmerking van de heer Buising, die hij overigens heeft teruggenomen; deze zaak is daarmee van de baan. Vervolgens heeft de heer Geerts een motie van orde ingediend, waartoe hij overigens het volste recht had, die met grote meerderheid werd aanvaard. Op dat moment kwam er dus geen stemming over het voorstel van het college om geld in het Stadsvernieuwingsfonds te storten. Het college is wel consequent geweest wat betreft zijn rol in dit hele kader toen het het voorstel deed om deze 500.000,dan maar in het Fonds voor de Stadsvernieuwing te storten. Het college had inconsequent gehandeld indien de raad een ander voorstel was gedaan. Dit is het commentaar van het college. Ik moet u zeggen dat op het moment geen unanimiteit heerst in het college wat betreft de be stemming van de overgebleven 500.000, Geen enkel lid van het college kan dus op dit moment een standpunt namens het gehele college verdedigen. Daarom stel ik voor dat de raad het nu verder maar moet uitmaken. Dit betekent dat een wethouder niet als wethouder maar als raadslid spreekt. Toen er de vorige keer veel opmerkingen over Hippo en over de Harmonie waren gemaakt, heeft wethouder De Vries in een uitvoerig betoog alle pluspunten van Hippo heel duidelijk op tafel gelegd. Wethouder Schaafsma heeft hetzelfde gedaan met betrekking tot de Harmonie. Dat Hippo een urgent punt was, daar stond althans een meerderheid in het college wel achter, anders had Hippo ook geen onderdeel uitgemaakt van het urgentielijstje van het college. Zo is de rol van het college geweest. Nu liggen er deze drie moties, de raad moet het nu verder maar uit gaan maken. Van mijn kant moet ik wel één opmerking maken, nog afgezien van de vraag hoe de P.v.d.A. straks zal reageren op de vraag van de heer Miedema. Indien de motie wordt aangenomen zoals die daar ligt, dan vatten wij dit op dezelfde wijze op als bij de andere bestemmingen, n.l. als een prin cipe-uitspraak. Het geld wordt voor dat doel bestemd en dat betekent dat het college, na het nodige overleg, met geconcretiseerde voorstellen bij de raad komt. De raad neemt de definitieve beslissing nadat de concrete voorstellen zijn gedaan. Dit geldt echter niet alleen voor Hippo, dit geldt voor alle punten waartoe besloten is. (De heer P.D. van der Wal: Nadat de Raja heeft geadviseerd.) Dat is een kwestie van procedure, dat overleggen wij wel. De raad doet alleen principe-uitspraken maar het betekent wel dat de raad, wanneer wij met een verantwoord voorstel kunnen komen, deze prin cipe-uitspraak ook inderdaad heeft gedaan. Ik hoop dat ik voldoende duidelijk ben geweest m.b.t. de voorstellen die er nu liggen. Ik zou de raad dan nu ook willen vragen om verder over de drie mo ties te discussiëren. (De heer De Jong: Gebeurt het wel meer in deze raad dat wij een besluit hebben genomen en drie weken later weer met een ander voorstel komen?) Deze 500.000,heeft nog geen bestemming gekregen. Wel heeft het college toen voorgesteld om het resterende bedrag dan maar voor het Fonds voor de Stadsvernieuwing te bestemmen. Was dit aangenomen, dan had u er nu niet op te rug kunnen komen. De heer Geerts heeft op dat moment echter een motie van orde ingediend en een grote meerderheid van de raad heeft dit voorstel aangenomen. Op zich is dit punt nog volledig open, want er is nog geen beslissing over deze 500.000,genomen. (De heer De Jong: Ik dacht dat in de vorige vergadering het voorstel om een bedrag voor Hippo te bestemmen was verworpen. Is het dan te doen gebruikelijk dat wij na drie weken weer met zo'n voorstel komen?) Formeel is dat per se niet verboden. Ik stel het heel duidelijk: Indien u de vorige keer had besloten deze 500.000,te be stemmen voor het Stadsvernieuwingsfonds, dan was het bestuurlijk onfatsoenlijk geweest indien de raad nu met een ander voorstel was gekomen; misschien waren er toen een paar leden niet die er nu wel zijn waardoor een ander voorstel mogelijk zou worden. Er is echter geen beslissing genomen. (De heer De Jong: Er is een beslissing genomen om het geld niet te besteden aan Hippo.) Jawel, maar de bestemming van deze vijf ton ligt nog open. Op formele gronden kan niemand nu zeggen dat wij dit punt niet opnieuw in discussie mogen brengen, want er is nog geen bestemming voor deze vijf ton. Daarover is geen beslissing genomen en daarom heeft de heer Geerts het voorstel van orde ingediend. De heer De Pree: Een paar korte opmerkingen, vooral naar aanleiding van hetgeen de heer Jansma zonet heeft opgemerkt. De heer Jansma vroeg n.l. waarom er in de motie niet sprake is van opheffen van de geluidshinder maar van verminderen van geluidshinder. Als de verbouwing eenmaal achter de rug is, kun je eindeloze discussies krijgen over de vraag of de geluidshinder al of niet is opgeheven. De een zal dan zeggen dat hij niets meer hoort en de ander dat hij nog weieens iets hoort. Wanneer de term verminderen wordt gebruikt lijkt mij dit beter toetsbaar te zijn, omdat men het er veel snel ler over eens kan zijn of de geluidshinder duidelijk een stuk minder is geworden dan die tevoren was. Men zal het veel minder snel eens worden over de vraag of de geluidsoverlast nu totaal is opgeheven. Meer zit er ook niet achter. Mijn tweede opmerking betreft de vraag van de heer Jansma of de bewoners niet gehoord moeten

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1978 | | pagina 12