30
De heer PD. van der Wal: lk ben het niet eens met deze oplossing ten aanzien van deze brug,
hoewel ik wel met het krediet voor het bouwrijp maken akkoord ga.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 26 (bijlage no. 238).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 27 (bijlage no. 225).
De heer Bijkersma: Mijn zienswijze omtrent aanbestedingen moge u wel bekend zijn. Vorig jaar
hebben wij aangaande de methode van het hanteren van onderhandse aanbestedingen afspraken ge
maakt. Deze afspraken worden naar mijn mening goed nagekomen. Helaas moet ik constateren dat
de afgesproken werkwijze bij het gestelde in deze raadsbrief niet is gevolgd. Afspraak was dat na
registratie van de belangen van de gemeente een lijst van uit te nodigen bedrijven zou worden voor
gelegd aan de leden van de Commissie Openbare Werken indien de gemeente wilde overgaan tot
een onderhandse aanbesteding. Dit laatste is niet gebeurd, maar dit zou misschien op korte termijn
nog wel hersteld kunnen worden. Wat ik ernstiger vind is dat de aangevoerde argumenten betreffende
een eventuele vertraging zoals gesteld in een onlangs gehouden vergadering van de Commissie Open
bare Werken helemaal niet als criteria werden beschouwd. Het gestelde in de raadsbrief is naar mijn
mening dan ook niet juist, ik betwijfel het. Andere in de Commissie Openbare Werken naar voren ge
brachte beweegredenen om over te gaan tot onderhandse aanbestedingen, zoals b.v. de kwaliteit
van sommige aannemers, hebben een zo grote subjectieve waarde dat zij naar mijn mening geen rol
mogen spelen. De mensen die op grond van deze subjectieve waarden worden uitgesloten kunnen zich
daartegen niet verweren. Door deze wijze van handelen sluit u dan ook een grote categorie aanne
mers uit die dit werk ook tot volle tevredenheid hadden kunnen uitvoeren. Op grond van dit laatste
feit is naar mijn mening niet voldaan aan de gemaakte afspraken en ik zal dan ook tegen dit punt
stemmen.
De heer Rijpma (weth.): In de laatste commissievergadering is gediscussieerd over deze aanbeste
ding. Er is nog geen voorstel gedaan welke bedrijven in aanmerking zouden kunnen komen voor de
uitvoering van dit werk. De toezegging dat er meerdere bedrijven zouden komen wordt gestand ge
daan, dat is nadrukkelijk in de commissie gesteld en daarover bestaat geen verschil van mening. Het
gestelde in de raadsbrief is juist. Het is de bedoeling dat dit bouwwerk gefaseerd wordt opgeleverd.
Een gedeelte van dit schoolgebouw moet op 15 augustus 1979 ter beschikking staan. In de eerste we
ken na de bouwvakvakantie wordt verder gewerkt aan de voorbereiding zodat de aanbesteding zo snel
mogelijk kan verlopen. Het is de bedoeling om met de te kiezen aannemer zodanige afspraken te ma
ken dat aan de behoefte van de gemeente om op 15 augustus 1979 de beschikking te hebben over een
gedeelte van het gebouw tegemoet wordt gekomen. De behoefte aan het op tijd ter beschikking heb
ben van een ruimte prevaleert in dit geval dus boven de laagste prijs. Als het een openbare aanbeste
ding zou worden, zou dat kunnen betekenen dat de aannemer er de voorkeur aan geeft om eerst alle
fundamenten te leggen of alle andere werkzaamheden te verrichten om in februari hef gebouw op te
leveren zonder voldoende rekening te hebben gehouden met de fasering. Om deze fasering duidelijk
in de bouw van deze school te brengen en om op tijd klaar te zijn geven wij de voorkeur aan het
werken met één aannemer, te kiezen uit een aantal aannemers, en met een open begroting. Ik meen
dat het belang van de gemeente hiermee is gediend.
De heer Bijkersma: In de Commissie Openbare Werken is gesteld dat men aannemers uit wilde slui
ten op grond van ervaringen. Dat is nu juist het punt waar wij altijd op hebben gehamerd: men mag
niet mensen uitsluiten op grond van subjectieve waarden, want daar zijn geen normen voor. Deze
normen worden door een ander gesteld en daarom zijn wij voorstander van een openbare aanbesteding.
Het bevreemdt mij dat u, terwijl in de Commissie Openbare Werken duidelijk werd gesteld dat het
niet om tijdwinst ging, een dergelijk antwoord geeft.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de heer Bij
kersma wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd.
31
Punten 28 t.e.m. 33|(bijlagen nos. 223, 246, 233, 229, 234 en 250).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 34 (bijlage no. 235).
De Voorzitter: Ik moet u meedelen dat wij alsnog voorstellen om in het besluit aan de achter
zijde van de raadsbrief het gestelde onder II te schrappen. Wij voeren op het ogenblik besprekingen
die het niet geheel uitgesloten doen zijn dat wij toch nog subsidie op dit object krijgen. Daarom
willen wij deze aanbesteding even laten wachten. Wij komen er te zijner tijd op terug. Voor het
overige wordt het voorstel als zodanig volledig gehandhaafd.
De hear Klomp: Us fraksje giet fansels graech akkoart mei dit foorstel hwant dêrtroch wurdt in
efterstan op it mêd fan sportterreinen hwat ynroun. Yn it plan binne lykwols ek parkearfoarsjenningen
opnommen en dy sille yn de simmer grif brukt wurde kinne troch bisikers fan de Froskepolle. Foar
Aldlan-east sil soks in utkomst bitsjutte hwant it komt nou by moai waer wol ris foar dat der oerlêst
untstiet troch auto's dy't troch bisikers fan de Froskepolle delset wurde yn de strjitten en op de plein-
tsjes. Ear't der lykwols yn de Himrik by de nije sportfjilden parkeard wurde kin troch minsken dy't
nei de Froskepolle ta wol Ie, sil der earst in brechje of in brêge oer it wetter tusken de Himrik en de
Froskepolle komme moatte. Hwannear kin de ried it plan foar it meitsjen fan in brechje oer it Wald-
mansdjip tomjitte sjen? It soe moai wêze as tagelyk mei it klear kommen fan de parkearfoarsjenningen
by de sportfjilden ek it brechje klear wêze soe. Oft der dan letter noch rnear parkearromte komme
moat foar de bisikers fan de Froskepolle, sille wy fan de Ontwikkeling dêrfan ofhingje litte. It is nef-
fens üs wol saek om der romte foar to reservearjen.
Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: Ik wilde even een inlichting over de financiën hebben. Ik lees
in de raadsbrief dat er een afschrijving op grond plaats vindt. Nu kan ik mij best voorstellen dat men
op gebouwen afschrijft maar waarom wordt er nu op grond afgeschreven? Misschien kan de wethouder
mij dat uitleggen.
De heer De Vries (weth.): De vraag van de heer Klomp komt neer op een zo goed mogelijke af
stemming ten opzichte van elkaar van de aanleg van de sportvelden, de parkeervoorzieningen en de
brug over het Woudmansdiep. Met betrekking tot deze brug zijn wij bezig om subsidiemogelijkheden
in het kader van de recreatie aan te boren. Wij hebben daar nog geen uitsluitsel over verkregen maar
op het moment dat dat wel gebeurt hopen wij de zaken zo geforceerd mogelijk op elkaar af te stem
men, opdat daarmee de gebruiksmogelijkheden van het gebied van de Froskepolle zo optimaal mogelijk
gebaat zullen zijn.
De heer Ten Brug (weth.): Ook in de gemeenteadministratie is het een bekend probleem of men
nu wel of niet op grond moet afschrijven. Als men op grond afschrijft, dan neemt men in het eerste
jaar lasten op zich. In feite spaart men, want het geld verdwijnt uiteraard niet; dit komt je later
wel tegemoet. Wij hebben hier niet een totaalsysteem voor. Het is al eerder aan de orde geweest
en wij handelen inderdaad wat naar bevind van zaken. Wanneer in het rijkssubsidie voor scholen
geen gelden beschikbaar worden gesteld voor afschrijving van de grond, schrijven ook wij niet af.
Wij schrijven ook niet af op de grondkosten voor woningwetcomplexen. Er is al een begin van be
sprekingen met gedeputeerden geweest om na te gaan of wij hier een algemeen beleid uit zouden
kunnen concluderen. Men is daar nog mee bezig maar het is in ieder geval zo dat ged. staten er op
dit moment bezwaar tegen hebben om incidenteel afschrijvingen op grond te laten plaats vinden. Er
zou dan een totaalplan aan ten grondslag moeten liggen en daar wordt aan gewerkt. Of dat dan be
tekent dat wij dan ook inderdaad niet meer op de grond zullen afschrijven, is vers twee, maar dat
komt dan natuurlijk in de raad aan de orde.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het mondeling door de voorzitter gewijzigde voorstel van
b. en w.
Punt 35 (bijlage no. 232).
De heer Bouma: Ik wil op een paar onderdelen van de raadsbrief nader ingaan, met name op de
door het college genoemde subsidiabele lasten die aan een maximum zijn gebonden en op de sociaal-