2
Als antwoord op de eerste vraag kan ik zeggen dat de zaken van het bestuur van St. Jozef zijn
behartigd door makelaar Popma. Van de contacten die met deze makelaar hebben plaats gevonden
kan het volgende overzicht worden gegeven. In april 1976 heeft de makelaar het complex aangebo
den voor de prijs van anderhalf miljoen gulden. Op basis van een taxatie hebben wij de directeur
van het Grondbedrijf gemachtigd te onderhandelen tot een bedrag van één miljoen. In december
1976 deelde de makelaar mee dat de vraagprijs was gestegen tot 1.750.000,Toen is van ge
meentezijde voorgesteld het complex te verdelen in een voor- en een achtergedeelte, waarbij voor
het achtergedeelte - dus exclusief het Amelandshuis - 700.000,is geboden. De vraagprijs voor
dit gedeelte bleek echter één miljoen gulden te zijn. In februari 1977 hebben b. en w. de Commis
sie voor het Grondbedrijf om advies gevraagd. Deze commissie was van mening dat geen hoger bod
voor het totaal moest worden gedaan dan één miljoen gulden. In april 1977 deelde de makelaar mee
dat de vraagprijs was verlaagd tot 1 .400.000,voor het gehele object. Gezien het feit dat hij
een koper had die plm. 1 .700.000,-- wilde geven, wenste hij een zeer spoedig antwoord. Ook
toen hebben wij het bod van 1 .000.000,gehandhaafd. In juli 1977 deelde de makelaar mee dat
de vraagprijs was verlaagd tot 1 .250.000, Gezien de beweging die in de vraagprijs zat, mocht
er naar ons oordeel van worden uitgegaan dat het uitgebrachte bod van 1 .000.000,niet irreëel
was geweest.
Dat de onderhandelingen niet met succes zijn afgerond, is derhalve een gevolg van het verschil
tussen vraag- en biedprijs; het verschil was te groot.
Het samengevoegde antwoord op de derde en de vierde vraag is als volgt: Voor het gebied waar
in de Amelandsstraat is gelegen geldt nog geen bestemmingsplan. Op 26 september 1977 is voor een
termijn van twee jaar een voorbereidingsbesluit genomen. Deze termijn kan daarna nog met één jaar
worden verlengd. Dit houdt in dat ontwikkelingen welke in strijd zijn met de stedebouwkundige in
zichten zoals die in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan zullen worden vastgelegd kunnen
worden tegengegaan, mits er vóór het tijdstip waarop deze voorbereidingsbescherming eindigt - in
dit geval, bij verlenging, 26 september 1980 - een ontwerp-bestemmingsplan ter visie is gelegd.
Dit ontwerp-bestemm ingsplan hoeft dus niet te zijn goedgekeurd maar moet ter visie zijn gelegd.
Middels het voorbereidingsbesluit c.q. bestemmingsplan zullen zo nodig na onteigening de door de
raad vastgestelde doeleinden verwezenlijkt moeten worden.
De heer Buising is inmiddels ter vergadering gekomen.
De heer Knol: Uit de antwoorden van de wethouder hebben wij vernomen dat de makelaar die
namens de stichting optreedt direct nadat of misschien wel voordat wij de grond aan de Eestraat aan
St. Jozef in april 1976 hebben verkocht met een aanbod is gekomen van de opstallen en de gronden
waarop het St. Jozefpension is gehuisvest. In de betreffende vergadering van 1976 hebben wij de
suggestie gedaan om een koppeling te leggen tussen de verkoop van grond aan de Eestraat en de
verkoop van de grond aan de Voorstreek. Blijkens de notulen van die vergadering heeft de wethou
der toen gezegd dat hij er alle vertrouwen in had dat tot overeenstemming kon worden gekomen
en dat de noodzaak van die koppeling niet aanwezig was en dat er ten aanzien van het bestemmings
plan voor de gronden aan de Voorstreek en aan de Amelandsstraat voldoende rechtskundige middelen
aanwezig waren in het kader van de ruimtelijke ordening om ongewenste ontwikkelingen tegen te
gaan. Dat laatste is, naar uit de antwoorden gebleken is, inderdaad het geval, maar het eerste is
voor de heer Ten Hoeve en mij een zware brok die moeilijk te verteren is. Wat is namelijk het ge
val? Wij verkopen ruim 5.000 m2 hoogwaardige binnenstadsgrond aan de Stichting Huize St. Jozef
en wij koppelen daaraan niet de terugkoop van diezelfde hoogwaardige binnenstadsgrond op een
steenworp afstand. In de notulen van de vergadering van de Commissie voor het Grondbedrijf van
7 februari 1977 lees ik dat de koppeling niet is aangebracht op aandringen van de stichting, aldus
de heer Corée. Nu blijkt dus waarom de koppeling niet noodzakelijk werd geacht, er zit n.l. een
verschil tussen van ongeveer een miljoen. Ik geloof dat wij gewoon te goed van vertrouwen zijn ge
weest, te lief zijn geweest en daardoor deze grote vogel over het net hebben laten vliegen. Ik heb
eens in het telefoonboek naar Koskon B.V. gezocht, maar ik kon het niet vinden. Ik ben bij de Ka
mer van Koophandel geweest en ook dit bezoek heeft mij er niet van overtuigd dat Koskon B.V. gaat
realiseren wat in het kranteartikel staat; ik zie dat gewoon niet zitten. Wij missen dus nu de greep
op het stukje grond dat wij in handen hadden kunnen krijgen en dat is bijzonder jammer. De wet
houder is naar ik meen voorbij gegaan aan de inleiding van onze vragen. In de raadsbrief wordt
deze inleiding ook niet vermeld. In deze inleiding wordt de Leeuwarder Courant geciteerd. In een
bericht in deze krant zegt de makelaar dat het gemeentebestuur geen actieve aankooppolitiek heeft
willen voeren. Hierop heeft de wethouder niet geantwoord. In het bericht staat wel dat beneden de
marktwaarde is geboden, maar goed, dat is een kwestie van wat men er voor geeft en wil geven.
3
De heer Ten Hoeve: Ik heb een aanvullende vraag. De wethouder heeft gezegd dat daar een voor
bereidingsbesluit van kracht is en dat wij, wanneer wij in 1980 een ontwerp-bestemmingsplan ter vi
sie hebben gelegd, de ontwikkeling kunnen beïnvloeden. In dat verband noem ik een voorbeeld dat
ik al eerder heb aangehaald, n.l. het gebied Achter de Grote Kerk. Wij praten al jaren over dit ge
bied maar wij hebben er nog nooit een ontwerp-bestemmingsplan voor vastgesteld; ik geloof dat dit
zes jaar heeft geduurd. Denkt de wethouder dat wij in 1980 wel een bestemmingsplan voor het ge
bied Amelandsstraat gereed kunnen hebben?
Een tweede vraag is of de wethouder er van overtuigd is dat het, wanneer recht gedaan wordt
aan de uitspraak van de raad, gewenst lijkt om aan het eind van de Amelandsstraat een parkeerga
rage te realiseren en dat de gronden na deze transactie mogelijk middels onteigening op een basis
die door het college reëel gevonden wordt kunnen worden overgedragen. Is het niet zeer waarschijn
lijk dat de prijzen toch weer veel hoger zullen worden?
De heer Bijkersma: Ik zou via u, mijnheer de voorzitter, iets aan de heer Knol willen vragen.
Hij heeft gezegd dat deze transactie voor de heer Ten Hoeve en hem moeilijk te verteren was. Be
doelt hij daarmee dat het niet te verteren is of dat het nog wel te verteren is?
De heer Knol: Ik dacht dat het evident was dat de Stichting St. Jozef bepaalde bedoelingen had
met het voorkomen van de koppeling tussen de grond aan de Eestraat en de grond aan de Voorstreek.
Deze bedoeling is nu duidelijk aan het licht gekomen. Als gemeente vertoon je weinig zakelijk in
zicht door deze koppeling niet direct aan te brengen. Het is gewoon een zakelijke redenatie die
een vertegenwoordiger van de V.V.D. wel moet aanspreken.
De heer Bijkersma: Ik heb gewoon de vraag gesteld: Bedoelt u met moeilijk te verteren dat u het
niet kunt verteren of dat u het wel kunt verteren?
De heer Knol: Het is slikken of stikken, natuurlijk.
De heer Rijpma (weth.): Het komt uiteraard bij herhaling voor dat tussen koper en verkoper niet
direct overeenstemming over een te betalen prijs heerst. Dit heeft o.a. tot vertraging geleid in de
realisering van het bestemmingsplan Huizum-Dorp, waar door toevallige omstandigheden - als ik
het zo mag zeggen - toch een oplossing is gevonden. Zo zijn er meerdere objecten op dit moment
waarbij vraagprijs en biedprijs niet met elkaar in overeenstemming zijn. In dergelijke gevallen
komt de gemeente steeds weer voor de vraag te staan of men gevolg moet geven aan de druk of zich
moet houden aan het advies dat deskundigen hebben gegeven. Daarover is ook in de Commissie
Grondbedrijf herhaaldelijk van gedachten gewisseld en het standpunt dat daarbij telkens weer aan
b. en w. is meegedeeld luidt: Wij kunnen het ons als gemeente niet veroorloven om via handje-plak
willekeurig een verschil tussen vraag- en biedprijs weg te werken.
Het heeft weinig zin om terug te komen op de affaire van de verkoop en de koppeling. Het ver
zoek tot realisering daarvan dateert al van lang geleden. Toentertijd zijn al vrij duidelijke afspra
ken gemaakt die op dat moment niet konden worden gerealiseerd, omdat er over de stedebouwkun
dige aspecten van het gebied telkens weer moeilijkheden te voorschijn kwamen. (De heer Ten Hoeve:
Ik moet u even interrumperen. Vier jaar geleden heb ik al in de Commissie voor de Ruimtelijke Or
dening bepleit om deze verbinding wel te maken. Dit is dus ook al geruime tijd geleden.) Ik weet
dat dit herhaaldelijk aan de orde is geweest. Er is ook van gedachten gewisseld over de vraag of het
verantwoord was om die koppeling alsnog te leggen. De conclusie is geweest dat, indien de realise
ring van het nieuwe object enige kans zou hebben, St. Jozef ter wille van de huisvesting van de be
jaarden geen nieuwe obstakels in de weg gelegd moesten worden. De raad heeft zich toen met deze
conclusie verenigd. Indien er wel obstakels in de weg waren gelegd, dan was de realisering van het
nieuwe object zeker ter discussie gekomen. (De heer Knol: Kunt u dit nog wat toelichten? Het is ons
namelijk niet duidelijk wat die obstakels zouden kunnen zijn.)
De Voorzitter: Misschien kan ik nog een aanvulling geven. Het overleg met St. Jozef over een
nieuwe huisvesting dateert van een veel langere periode dan de periode van vier jaar waar de heer
Ten Hoeve, overigens terecht, op wees. Ik moet u zeggen dat het komen tot een beslissing over een
nieuwe huisvesting voor St. Jozef helaas door communicatiestoornissen enorm is vertraagd. Wat ik
nu zeg slaat op een periode van vóór de afgelopen vier jaar. Toen wij op een bepaald moment tot
overeenstemming konden komen over o.a. de verkoop van het terrein en toen inderdaad een eventu
ele koppeling in de Commissie R.O. en in de raad aan de orde werd gesteld, hebben wij ais b. en w.