12
mij af of het een verantwoorde zaak is om in een slecht gebouw waarvan onder meer de muren in slech
te staat verkeren een dergelijk kapitaal te investeren. Er is al eerder een kapitaal in geïnvesteerd en
nu dit kapitaal er nog bij! Omdat dit gebouw, zoals u zegt, nog minstens tien jaar dienst moet doen,
moet u ook komen met voorstellen om dit gebouw veilig en deugdelijk te maken; dat moet dan ook
in de nota komen te staan. Wij kunnen niet dure voorzieningen in een slecht casco onderbrengen.
De heer Rijpma (weth.): Ik kan staande de vergadering geen garanties geven voor de hechtheid
van het gebouw. (De heer Ten Hoeve: U moet eens achter het gebouw van Bureau Voorlichting kij
ken, daar kunt u de hand zo door de muur steken.) Er zijn zeker zwakke plekken in het gebouw.
Het is duidelijk geen nieuw gebouw. Om echter aan een incidentele zwakke piaais ie ontlenen dat
dit gebouw geen tien jaar meer zou kunnen staan, lijkt mij niet juist. Bij het verzoek aan de desbe
treffende dienst om na te gaan of deze investering in dit gebouw zou kunnen worden gedaan is er
van uitgegaan dat de dienst een investering moet adviseren die verantwoord is. Ik wil in dit verband
herinneren aan de stevigheid van schoolgebouwen die in het verleden gesticht zijn. Vóór I960 is
het gebouw van de Tjerk Hiddesstraat afgekeurd en dit jaar is alsnog toestemming gegeven om een
afdeling van de leao-school daarin een tijdelijke huisvesting te laten vinden tot aan het voorjaar
toe. Ik neem aan dat de bouwwijze van deze school even hecht is als de bouwwijze van de Tjerk
HiddesschoolGezien de adviezen van onze dienst ga ik daar in ieder geval wel van uit.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de heer
H. ten Hoeve wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Punt 29 (bijlagen nos. 276 en 276a).
De Voorzitter: Bij dit punt wil ik voorstellen om de aanvullende bijlage 276a in de discussie te
betrekken. Deze bijlage is vanavond op uw tafels gelegd. Ik bied u mijn verontschuldigingen aan dat
u deze bijlage op een zo laat tijdstip hebt gekregen. Het bleek ons echter dat er twee elementen in
stonden die in het eerst voorgelegde besluit enerzijds niet helemaal juist waren en anderzijds een
aanvulling behoefden wat betreft de Raad voor de Bejaardenaangeiegenheden. Daar bestond duide
lijk een misverstand over. Vanochtend hebben wij nog een gesprek met de voorzitter en een bestuurs
lid van de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening gehad. In dat gesprek bleek duidelijk dat er
tussen ons en de Bejaardenraad in die stichting geen meningsverschillen zijn, maar dat de formule
ring zo zou moeten worden als in de aanvullende bijlage is omschreven.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het gewijzigde en aangevulde voorstel van b. en w.
Punt 30 (bijlagen nos. 260 en 260a).
De Voorzitter: Met betrekking tot dit punt zitten wij helaas met hetzelfde probleem. In de aan
vullende bijlage 260a worden twee wijzigingen voorgesteld. De eerste wijziging betreft de formu
lering. Deze moet zijn zoals die in de aanvullende bijlage aan u is voorgelegd. Het andere punt
is van meer principiële aard. Hetgeen nu wordt voorgesteld is meer in overeenstemming met hetgeen
in de Commissie Een goede raad was afgesproken. In het Seniorenconvent van vanmiddag hebben wij
dit punt nog even doorgesproken. Met de Commissie Een goede raad was namelijk overeengekomen
dat het naast de mogelijkheid die nu reeds bestaat, n.l. dat een commissie op eigen initiatief men
sen in een vergadering kan horen en advies kan laten geven, de bedoeling is om ook betrokkenen
in de raadsadviescommissies, indien zij daar zelf om vragen, gelegenheid te geven om punten die op
de agenda staan en in een openbare vergadering worden behandeld te kunnen toelichten. Wij meen
den dat het beter was om dit ook expliciet te noemen om misverstanden te vermijden. Dit is dus de
verklaring waarom wij de aanvullende bijlage pas nu op uw tafels hebben gelegd. Ik stel dan ook
voor om het voorstel met inbegrip van de wijziging in de discussie te betrekken.
De heer Buising: Het versterken en verdiepen van de democratie, ook van de lokale democratie,
is een lange mars met kleine stappen, denk ik wel eens. Wie zich langer dan vandaag of gister met
de plaatselijke politiek bezighoudt zal meer dan eens voor zichzelf tot een conclusie als deze zijn
gekomen. Hoewel de mars lang is en de stappen klein zijn, is de versterking en de verdieping van
de lokale democratie een zeer nastrevenswaardige zaak, sterker nog, het is een noodzaak voor het
voortbestaan van de democratie. Vanavond zet de raad weer zo'n stapje. In het geheel van het ge
meentelijk bestel en de rol die de raad daarin speelt is het misschien niet zo erg opvallend, maar
de raadsbrief bevat enkele belangrijke elementen waarvan onze fractie het waard vond dat die nog
eens genoemd worden. Hoewel de burgemeester slechts voor een gering deel van zijn bevoegdheden
met betrekking tot de openbare orde verantwoording is verschuldigd aan de raad - en dan ook nog
achteraf -, mag het een gunstig teken worden genoemd dat ook ten aanzien van deze sector van het
beleid de zaken in een wat breder beoordelingskader worden gezet. Als ik de verslaggeving ven het
recente V.N.G.-congres goed begrepen heb, dan meen ik dat het verlangen daarnüar van de ver
schillende betrokkenen wel gebleken is. Om praktische redenen kunnen wij wel akkoord gaan met
de vorm die op dit punt gekozen is, n.l. de commissie van advies aan de burgemeester in plaats van
een raadsadviescommissie. Een ander puntje dat ik nog even wil aanstippen is het voorzitterschap
van de raadsadviescommissies. Dit is een punt dat ik zelf in de Commissie Een goede raad heb mo
gen inbrengen, niet omdat ik, zoals de raadsbrief ook al stelt een vorm van dualisme ingevoerd
zou willen zien, maar om de leden van de raad in meerdere mate dan nu het geval is betrokken te
laten zijn bij de ontwikkeling van het beleid. Dit is immers een van de redenen geweest waarom ik
in het verleden een paar maal op het totstandkomen van de Commissie Een goede raad heb aangedron
gen. Dat het voorzitterschap als technisch moet worden opgevat met betrekking tot de agendering is niet
meer dan logisch, maar dit betekent naar de mening van onze fractie niet dat zo'n voorzitter daardoor
ook politiek "kaltgestelIt" is, als ik het zo mag noemen, want behalve voorzitter is hij ook lid van de
commissie en beschikt dus over het stemrecht. U begrijpt dat wij graag met het voorstel akkoord gaan.
De heer Heere: Ik was niet van plan om een algemene beschouwing over het nut en de noodzaak
van het invoeren van deze zaak te houden. Nu ik de algemene beschouwing van de heer Buising heb
gehoord, vind ik hetgeen hij heeft gezegd de moeite van het onderstrepen waard. Wat ik zelf had
willen zeggen is het volgende.
Wij gaan akkoord met het tijdstip waarop dit voorstel wordt gedaan. De Commissie Een goede
raad is weliswaar nog niet klaar met haar eindrapportage maar daar kunnen wij met de instelling
van deze commissies niet op wachten. Wij gaan akkoord met de instelling van twee nieuwe raads
commissies, n.l. de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden en de Commissie voor Regiozaken, en
met de omzetting van de Commissie voor de Volksgezondheid. Ik heb nog wel een opmerking over
het feit dat besloten is om geen Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden en Openbare Veilig
heid in te stellen. Wat het laatste betreft, ik kan begrijpen dat dit niet kon in de vorm zoals aan
vankelijk werd voorgesteld. Van de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden vind ik het ech
ter jammer dat die er niet komt. Ik ben van mening dat in de toekomst belangrijke beslissingen moe
ten worden genomen op het gebied van de bestuurlijke reorganisatie in het algemeen en misschien
ook wel op het vlak van de eigen interne organisatiestructuur. Om deze zaken nu uitsluitend te doen
behandelen in afzonderlijke raadscommissies dan wel in een commissie ad hoe, vind ik wat afbreuk
doen aan het grote belang van deze misschien niet zo spectaculaire maar toch wel gewichtige zaak.
Ik wil hierop graag een reactie horen, misschien kan dit aanleiding geven tot een andere mogelijk
heid in tweede instantie.
Wat het voorzitterschap van de commissies aangaat, de heer Buising heeft net gezegd dat hij
met een voorstel is gekomen terwijl u weet dat de leden van de commissie die afkomstig zijn uit
mijn fractie aanvankelijk niet zoveel behoefte aan dit voorzitterschap in deze constructie hadden
en dat wij uiteindelijk wat aarzelend zijn meegegaan. Mijn fractie als geheel ziet ook nu de ge
wichtige redenen die tot deze wijziging zouden nopen niet helemaal in. Ik merk overigens op dat
het rapport waarop wij ons als raad baseren, het rapport Herstructurering commissies en raden, zich
juist in tegengestelde zin uitspreekt; ik heb hier al eerder op gewezen. Dit rapport zegt namelijk
dat het logisch is dat de portefeuillehouder voorzitter is. Deze afwijking van het rapport hebben
wij nu eenmaal in de Commissie Een goede raad zo aanvaard en wij gaan dus met deze zaak akkoord
voor de komende raadsperiode. Wij nemen ons echter wel voor om daarna maar eens te zien hoe een
en ander heeft gefunctioneerd. Werkt het niet bevredigend dan kunnen wij er nog iets aan doen,
misschien met behulp van een Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden.
Wat de technische kant van deze kwestie betreft heb ik nog enkele vragen en opmerkingen. De
uitdrukking "technisch voorzitterschap" vind ik wat magertjes, ik vind die zelfs gekunsteld. Dit
komt ook, denk ik, voort uit de aarzelingen die toch al bij ons bestonden. Als je een wethouder voor
zitter maakt, dan is hij niet alleen technisch voorzitter maar mag hij ook, naast enkele andere din
gen, de agenda bepalen. Als je een raadslid voorzitter maakt dan moet je dat wat beperken, er kan
dan alleen sprake zijn van een technisch voorzitterschap. Ik vind dit schriel en ik zou daarover graag
nog enige inhoudelijke verduidelijking willen hebben. Het is ook niet helemaal duidelijk wat er pre
cies onder moet worden verstaan.
Een ander punt waar ik nog iets van wil weten is de agendering. Mijn vraag is: Is het absoluut
c« r\^»v fc- «vn* i 2» ,v.-.