14 uitgesloten, mede gelet op de redactie van artikel 5, eerste lid, dat de commissie een punt aan de agenda toevoegt uiteraard zo mogelijk na overleg met de wethouder? Tenslotte een vraag over het horen van belanghebbenden. In mijn aanvankelijke tekst had ik staan dat ik aannam dat de commissie daar in voorkomende gevallen toe bevoegd zou zijn. Uit de aanvulling die wij vanavond hebben ontvangen blijkt dat dit inderdaad het geval is. Wat mij nog wel even van het hart moet is dat ik er op zou willen wijzen dat de belanghebbende, als hij het woord wil voeren over een punt dat op de agenda voorkomt, ook moet weten dat dit punt op de agen da staat. Het is dus van groot belang dat de bekendmaking van de agenda op een zodanig duidelijke wijze geschiedt dat de belanghebbenden daarvan kennis kunnen nemen. Ik zou graag willen weten hoe het college zich voorstelt dit uit te voeren. De Voorzitter: Ik onderstreep graag de woorden die de heer Buising heeft gezegd met betrekking tot de principiële kant van deze kwestie. Ik onderschrijf het volledig zoals hij het heeft geformuleerd. Dan de opmerkingen die de heer Heere heeft gemaakt. Eerst zijn vraag met betrekking tot de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden. Ik zou willen voorstellen om over dit punt nog wat dieper te discussiëren in de Commissie Een goede raad. Daar is alle gelegenheid voor en als in deze commissie tot een andere conclusie zou worden gekomen dan op dit moment het geval is, dan is er niets dat ons belet om vanuit die commissie daarover aan de raad te rapporteren. Er worden in ieder geval geen brokken gemaakt, want als er morgen wat gebeurt, kunnen wij, als men daarmee instemt, zo de Commissie van Openbare Orde gebruiken om daarin de bestuurlijke aangelegenheden te bespre ken. Deze mogelijkheid bestaat via een gesprek in het Seniorenconvent, dan lossen wij dit zo op. Ik stel voor om de principiële kant van de zaak nog een keer in de Commissie Een goede raad aan de orde te stellen, mijnheer Heere. Dan de vraag van de heer Heere over het technisch voorzitterschap. Of dit nu zo'n gelukkige uit drukking is, vraag ik mij ook wel af. U vindt de uitdrukking wel in de raadsbrief maar niet in de verordening als zodanig; dit ter geruststelling. Wij hebben met deze uitdrukking de bedoeling ge had om aan te geven dat op zich hef college als algemene lijn de agenda's blijft opstellen, en ook niet meer. Uw andere vraag hangt hier nauw mee samen, u vroeg namelijk: Heeft de commissie dan geen mogelijkheden om zelf punten op de agenda te zetten? De commissie heeft zelfs twee mogelijkheden daartoe. In de eerste plaats door het punt kenbaar te maken aan de wethouder die er bij zit. Er zouden dan al zwaarwegende redenen aanwezig moeten zijn wanneer de wethouder namens het college niet aan die wens zou voldoen. Ik neem aan dat het over het algemeen om zin nige verzoeken zal gaan. Zou een wethouder eens een keer namens hef college zeggen: Ik voldoe niet aan uw verzoek, dan geeft een ander artikel van deze verordening de mogelijkheid om het punt toch op de agenda te krijgen. Twee leden van de commissie kunnen namelijk aan de commissie zelf voorstellen om eigener beweging adviezen uit te brengen. Onder deze twee leden kan ook de voorzitter zijn, want hij blijft normaal lid van de commissie, zoals de heer Buising zeer terecht opmerkte. Het uitzonderingsartikel slaat duidelijk op deze mogelijkheid. Er hoeven dus maar twee leden van de commissie te zijn die dat punt zelf willen opvoeren - zij hebben de volledige bevoegd heid daartoe - om eigener beweging advies te geven. De enige rem zou zijn dat een commissielid één medestander moet hebben die het er mee eens is om dit punt op de agenda te doen plaatsen te gen de zin van het college. Ik dacht niet dat dit een bezwaar kon zijn, want als hij niet een mede stander kan vinden dan is het waarschijnlijk ook niet zinvol om het punt op de agenda te zetten, dat is althans mijn filosofie. Ik ben het eens met de opmerking van de heer Heere dat belanghebbenden de gelegenheid moe ten hebben om hun standpunten kenbaar te maken, maar daarbij op de hoogte moeten zijn van het tijdstip waarop het punt waarover zij het woord willen voeren behandeld wordt. In de praktijk blijkt degene die belang bij een bepaald onderwerp heeft zeer goed te weten wanneer het punt aan de or de komt. U ziet van tijd tot tijd mensen bij de raadscommissies verschijnen die erg nieuwsgierig en geïnteresseerd zijn naar hetgeen besproken wordt in de commissies. Wat doen wij om de agenda be kend te maken? In Aan de Grote Klok wordt steeds aangekondigd wanneer de verschillende verga deringen plaats hebben. Verder staat op een bord in de bodekamer aangegeven wanneer dit soort vergaderingen plaats hebben. Als men ziet dat er een vergadering is en als men graag wil weten wat er op de agenda staat, dan stapt men even naar de betreffende secretarieafdeling en dan weet men het zo. In de praktijk levert dit volgens mij geen enkel probleem op. Indien straks anders blijkt, dan zouden wij ons er inderdaad op moeten bezinnen hoe hierover meer duidelijkheid geschapen kan worden. Gelet op de praktische gang van zaken tot dusverre heb ik er veel vertrouwen in dat dit geen probleem zal vormen. 15 Mevrouw Visser—van den Bos: Juist omdat mij diverse keren gebleken is dat nog heel wat inwoners van onze stad niet weten op welk een waardevolle wijze wij verschillende keren voorlichting geven in Aan de Grote Klok in het blad Huis aan Huis, zou ik willen vragen of het niet mogelijk is om via de dagbladen die hier in onze stad worden gelezen - Leeuwarder Courant, Friesch Dagblad - nog eens uitdrukkelijk te vertellen wat er in Huis aan Huis in Aan de Grote Klok wordt gepubliceerd. Ik kan u verzekeren dat ik meermalen bij mensen propaganda maak om het blad Huls aan Huis niet zomaar bij het oud papier te gooien maar eens in de maand de rubriek Aan de Grote Klok op te zoe ken. De Voorzitter- Ik zal de pers "ragen om dit nog eens in de rubriek Gehoord en Gezien te plaatsen, want dat is een zeer goed middel om de mensen ergens op attent te maken. Ik zeg u graag toe om nog eens een moedige poging te doen om meer aandacht voor onze pagina Aan de Grote Klok te krij gen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het gewijzigde voorstel van b. en w. Punt 31 (bijlagen nos. 259 en 259a). De hear Jansma: Ik bin seis lid fan de Kommisje foar de Folkssounens, dy't sa'n fjouwer kear per jier byien komt. De leste kear dat de kommisje byien west hat wie yn febrewaris. Myn fraech, bi- nammen oan de portefeuillehalder, is: Sil der noch in gearkomsfe fan de kommisje pleats fine foar 1 septimber? Ik freegje dit binammen om't inkele leden fan de kommisje net riedslid binne en it dan de fraech is oft hja aenst werom komme yn de nije Kommisje foar de Folkssounens en MiIjeuhygiërie Om't it in riedskommisje wurdt, komme hja net werom. It soe miskien forsiannich wêze om noch ris yn dizze perioade mei de net-riedsleden to praten. De heer Schaafsma (weth.): Dit lijkt mij een uiterst gezond standpunt, want dan kunnen wij ten minste afscheid van elkaar nemen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het aangevulde voorstel van b. en w. Punt 32 (bijlage no. 286). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig hei voorstel van b. en v/. Punt 33. De heer Miedema: "Aan de gemeenteraad. De ondergetekenden, de heren J.R. Bijkersma, H. ten Hoeve en W. Miedema, hebben, daartoe aangewezen door de voorzitter van de raad, de geloofs brieven onderzocht die door de benoemd verklaarde leden van de nieuwe raad zijn ingezonden. De 37 bij besluit van 2 juni 1978 door het Centraal Stembureau tot lid van de raad benoemden hebben allen verklaard de benoeming tot lid van de raad der gemeente Leeuwarden te aanvaarden. De ge loofsbrieven met de bijbehorende bescheiden zijn alle binnen de door de wet gestelde termijn in gezonden. Door de burgemeester is overlegd een verklaring, houdende dat alle benoemden hun wer kelijke woonplaats in de gemeente hebben. Uit de ingezonden verklaringen of op andere wijze is ons niet gebleken dat de benoemd verklaarden op het tijdstip waarop over hun toelating moet worden be slist een met het raadslidmaatschap onverenigbare betrekking bekleden. Wij kunnen derhalve de raad rapporteren dat wij alle geloofsbrieven met de bijbehorende bescheiden volledig in orde heb ben bevonden. Dienovereenkomstig adviseren wij als lid van de raad der gemeente Leeuwarden toe te laten: de heren J. de Beer en T.A. Boelens, mevrouw E. Brandenburg-Sjoerdsmade heren J. ten Brug, G. Buising, J.R. Bijkersma, drs. G.J. van den Eist, G.F. Eijgelaar en ir. C.G.H. Geerts, me vrouw H.J. de Haan-Laagland, de heren D.E. Heere, H. ten Hoeve, H. Jansma, J.F. Janssen en C. de Jong, mevrouw J. de Jong, de heren J. Knol, H. Meijerhof en W. Miedema, mevrouw C.J.M. Otsen, de heren dr. W.A. de Pree, A. Pronk, mr. H.S. Pruiksma, ir. C.L. Rijpma, J. Schaafsma, J. Schagen, N. Sterk en P.J. Sijbesma, mevrouw G. Visscher-Bouwer, de heren L. Visser en Gde Vries, mevrouw M.A.D. Waalkens, de heer P.D. van der Wal en de dames J. van der Werf, T. Wie- linga-Graansma, A. Willemsma-de Jong en J.E.M.T. Zondag-Demes. Aldus gerapporteerd in de vergadering van 7 augustus 1978." Was getekend J.R. Bijkersma, H. ten Hoeve en W. Miedema.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1978 | | pagina 8