>3/7 3 mij op dat in de vorige raadsbrief met betrekking tot de aanleg van de c.v.'s een slag om de arm wordt gehouden ten aanzien van het aantal centrale verwarmingen dat wordt aangelegd. Ik mis dit punt in deze raadsbrief. De praktijk leert dat naarmate de verbeteringen vorderen meer mensen er toe komen om toch nog een centrale verwarming aan te laten leggen. Dit vooral omdat naar verhouding de meer kosten van een dergelijke aanleg veel geringer zijn dan in de vorige raadsbrief werd gesteld; er komt namelijk subsidie bij. Het lijkt mij dan dat bij dit complex meer belangstelling zal ontstaan om alsnog een centrale verwarming te laten aanleggen. Evenals de heer Sterk zijn ook wij de mening toegedaan dat een onderhandse aanbesteding de voorkeur verdient. De praktijk heeft wel geleerd dat een openbare aanbesteding niet altijd alles is. Een algemene opmerking die ik zou willen maken betreft de coördinatie die wellicht kan wor den aangebracht bij de renovatie van alle woningen in de stad. Ik bedoel dan alleen de woningen die daarvoor in aanmerking komen. Ik heb nu het idee dat alle woningbouwcorporaties en het Ge meentelijk Woningbedrijf ieder voor zich plannen gaan maken zonder dat daarbij een zekere coör dinatie aanwezig is. Het lijkt mij een taak van de gemeente om daar wat meer sturing in aan te bren gen en daaraan wat meer leiding te geven. Het feit dat een aantal wisselwoningen opgezameld moet worden om de renovatie van de grond te krijgen vergt een lange tijd van voorbereiding. Als dit ge beuren enigermate zou worden gecoördineerd, dan zou het zo kunnen zijn dat het aantal wisselwo ningen kleiner kan zijn en dat is naar mijn mening alleen maar een pré. Mevrouw Van Dijk-van Terwisga: Namens de V.V.D-fractie wil ik gaarne de grote waardering uitspreken voor de wijze waarop hier met het huurderscomité is samengewerkt bij het ontwerpen van de verbeteringsplannen, getuige het geschrift "Verbeter de Wielenpölle? Ja". Als iets zeer positiefs haal ik daaruit aan dat de bewoners die niet op de straatvergaderingen en de besprekingen over de diverse plannen konden of wilden komen door leden van het huurderscomité nadien thuis nog werden bezocht zodat ook werkelijk allen betrokken zijn geweest bij de plannenmakerij. Vervolgens noem ik het feit dat er keuzemogelijkheden waren, althans voor de huidige bewoners. Een volgende be woner zal natuurlijk altijd genoegen moeten nemen met de gemaakte keuze. Wij vonden het jammer - ik haal weer het geschrift aan - dat de h.i.d. een van de juist door de bewoners verkozen plannen minder goed vond en het advies gaf niet het bij de bewoners favoriete plan te kiezen. Gelukkig le zen wij dan ook dat men tot een compromis is gekomen en zo ligt nu dit voorstel voor ons. De raad kan nu het groene licht voor de verbetering geven door het besluit zoals het college dat heeft gefor muleerd in zijn zeven onderdelen goed te keuren. Ook wij stemmen gaarne met dit voorstel in, maar wij zouden wel willen dat de woonomgeving over niet al te lange tijd wordt meegenomen in de plan nen en dat daarbij ook weer de huurders een goede inspraak zullen hebben. De heer Eijgelaar (weth.): Ik wil beginnen de woordvoerders en daarmee hun fracties dank te zeg gen voor de waardering die zij hebben uitgesproken voor de renovatieplannen zoels die vanavond voor liggen en met name voor de renovatie van de woningen in de Wielenpölle. De heer Sterk heeft gevraagd: Als men zoiets begint en de woningen zien er straks weer als nieuw uit, hoe kan men deze woningen dan in een goede staat van onderhoud houden? Dit is in de eerste plaats een kwestie van bewoning, bewoners en Gemeentelijk Woningbedrijf. Het mag weieens ge zegd worden dat door de aard van de bewoning de huurwoningen in het algemeen en misschien de woningen van het Gemeentelijk Woningbedrijf in het bijzonder, snel achteruit gaan. Het komt voor dat er duizenden guldens voor onderhoud moeten worden besteed aan woningen die verlaten worden en weer door andere mensen moeten worden bewoond. Om deze woningen weer in een redelijk aan vaardbare staat van bewoning te krijgen, moet er voor duizenden guldens in opgeknapt worden. Dit is allemaal geld dat geput moet worden uit het onderhoudsfonds van een bepaald complex. Wat kun nen wij daaraan doen? In de eerste plaats kunnen wij een beroep op de bewoners doen om hun wo ningen in een zo goed mogelijke staat te houden. Voor bepaalde complexen woningen hebben wij nu echter ook een zogenaamd klein onderhoudsfonds ingesteld. Dit houdt in dat één a twee keer per jaar iemand van het Woningbedrijf alle bewoners die hieraan meedoen gaat bezoeken en dan het klein onderhoud daar meteen gaat verrichten. Wij hopen dat dit preventief zal werken en dat men kleine onderhoudswerkzaamheden niet laat "versloeren" om later grotere reparaties overbodig te maken. Verder vraagt de heer Sterk of het verhogen van de waarborgsommen niet een oplossing zou kun nen zijn. De vraag die daarbij rijst is hoe hoog deze waarborgsom zal moeten zijn. Bij mensen met lagere inkomens geeft dit waarschijnlijk de nodige problemen, indien zij eerst een hoge waarborg som moeten storten voor zij een woning kunnen huren. Wel is het zo dat deze som van redelijk ni veau moet zijn, maar men kan er dan weer van mening over verschillen wat een redelijk niveau is. In de Commissie voor het Woningbedrijf is dit echter wel een punt van bespreking geweest. Er zul len wellicht voorstellen komen om deze waarborgsommen iets op te voeren zodat de nog te betalen kosten, die ontstaan bij het verlaten van de woning door een bewoner, minder groot zullen worden Dan heeft de heer Knol nog gevraagd - het is ook door mevrouw Van Dijk herhaald - of er niet iets aan de woonomgeving kan worden gedaan. Ik hoop dat het binnen het kader van het geheel mo gelijk is om inderdaad de nodige aandacht daaraan te schenken, omdat ik vind dat het beslist nodig is om met het opknappen van de woninc ook de hele omgeving aan te pakken. Waar deze omgeving reeds is opgeknapt zien wij dat dit vaak een tijdelijke verbetering is. Waarom? Evenals wij dat in het centrum van de stad hebben gezien,, beseft men niet goed wat nu de waarde is van zo'n woon omgeving en wordt er door de mensen zelf te weinig aandacht aan geschonken. Hoe het ook zij, ik vind dat wij in overleg met de te renoveren buurten waarover wij vanavond praten moeten trachten ook hier tot een aanvaardbare verbetering te komen. Ik kan de raad toezeggen dat ik in overleg met het Woningbedrijf en met de bewoners zal proberen hier het nodige aan te doen. Dan heeft de heer Knol nog de Miro als een grote vervuiler genoemd. De Miro veroorzaakt daar nogal veel overlast door papierafval en dergelijke. Ik ben graag bereid om over deze kwestie nog eens met de mensen van dit bedrijf overleg te plegen. Ik verzeker u dat ik daar op heel korte termijn werk van zal gaan maken en na zal gaan wat daaraan kan worden verbeterd. Verder noemt de heer Knol nog het feit dat de kredietaanvraag voor de aanleg van centrale ver warming bepaald is, terwijl dit in vorige raadsstukken niet het geval was. Wij hebben dt ook ge had bij de aanleg van een aantal centrale verwarmingen in de Curapaostraat in Huizum. Daarbij moesten toen steeds weer aanvragen in de raad behandeld worden. Hier is het ook bepaald: Zullen meer woningen met een centrale verwarming nodig zijn, dan zullen wij met de aanvragen daarvoor terug moeten naar de raad tenzij punt IV van het besluit enige ruimte over laat. Tijdens de renova tie zouden wij de aanvragen onder dit punt IV kunnen laten vallen, indien de minister het aanvaard baar vindt. Als de renovatie eenmaal is afgewikkeld, kan dit niet meer. Wij zullen in deze renova tieperiode moeten bekijken wat nog mogelijk is. Komen er meer aanvragen binnen, dan denk ik dat wij dit we! via het ministerie buiten de raad om kunnen afhandelen. Indien u dit voorstel namelijk aanneemt, besluit u volgens artikel IV: zoveel meer of minder als genoemde minister zal verlenen voor de financiering van de renovatiekosten van de onder Ien II. bedoelde woningen." Dit betekent dat wij tijdens de renovatie nog een aantal gevallen die zich aanmelden kunnen mee nemen. Kan dit niet, dan moet de aanvraag van aanleg van centrale verwarming apart in de raad worden behandeld. Verder heeft de heer Knol nog gezegd det de coördinatie tussen de woningbouwcorporaties en de gemeente bij renovatie wel wat beter kan. Het is in ieder geval wei een punt waarover overleg plaats kan vinden. Ik denk wel dat een dergelijke coördinatie moeilijk zal gaan, vooral ook in een situatie waarin èn het Gemeentelijk Woningbedrijf èr, verschillende corporaties vinden dat zij zo snel mogelijk moeten beginnen te renoveren. Als dit tegelijkertijd afkomt, dan is een coördinatie natuurlijk erg moeilijk te verwezenlijken. Als dit echter achter elkaar aan zou lopen, dan heeft de heer Knol gelijk als hij zegt dat dan in overleg met elkaar enige organisatorische maatregelen moeten worden genomen om tot een kostenbesparing te komen; dit geldt dan met name voor wis selwoningen. Waar het mogelijk is, moet het zeker gebeuren. Ik ben ook bereid om in het overleg dat regelmatig met de corporaties plaats vindt dit punt aan de orde te stellen. Indien een derge lijke coördinatie tot kostenbesparing leidt, zal die plaats moeten vinden. Als het echter zowel bij de corporatie als bij de gemeente tegelijk afkomt dan zal dit wel erg moeilijk zijn. Hiermee heb ik ook antwoord gegeven op de opmerkingen en de vragen van mevrouw Van Dijk. De heer Knol: Nog een paar kleinigheden. Heb ik het goed begrepen dat een c.v.-installatie die wordt aangebracht na renovatie wel wordt geïnstalleerd op basis van de investering in zijn to taliteit? Betekent het, als ik de vorige raadsbrief lees, een huurverhoging van ƒ40,-- terwijl deze verhoging nu een tientje bedraagt? (De heer Eijqelaar (weth.): Inderdaad.) Ik neem aan dat de be woners daarvan in kennis zullen worden gesteld. (De heer Eijgelaar (weth.): Ja.) De wethouder heeft gezegd dat een zogenaamd klein onderhoudsfonds zal worden ingesteld, maar hij heeft daar niet bij gezegd dat de huurders daar per maand een kleine bijdrage voor moeten leveren. Het kleine onderhoud komt voor rekening van de huurder, bovenop de gewone huur. De heer Eijgelaar (weth.): Het klein onderhoud komt niet volledig voor rekening van de huur der. De huurder betaalt een bepaald bedrag. Het kan zijn dat een huurder, indien hij geen klein onderhoud heeft, ergens voor betaalt waar hij niet van profiteert. In andere situaties zal het echter zo zijn dat het klein onderhoud veel groter is dan het bedrag dat betaald wordt. De heer Knol weet

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1978 | | pagina 7