4
gene die een afspiegeling van de verhoudingen in dé raad als een absolute, of in elk geval als een
zware eis zou beschouwen voor de samenstelling van het college van b. en w., zou tot de conclusie
moeten komen dat bij de raadssamenstelIing zoals die nu is een verhouding 3 P.v.d.A. en 2 C.D.A. in
het college een vorm van afspiegeling is die heel goed verdedigd kan worden. Maar het ging de
P.v.d.A.-fractie niet zozeer om een afspiegelingscollege dan wel om een college dat de komende
vier jaar het gemeentelijk beleid baseert op een program in hoofdlijnen. Ook hiervoor greep onze
fractie terug op haar verkiezingsprogram dat op dit punt duidelijk is. Voor een dergelijk program zou
een zo ruim mogelijke meerderheid in deze raad aanwezig moeten zijn. Zodoende werd, tijdens een
eerste bespreking met de andere fracties in de raad over het nieuwe college en wat daarmee samen
hangt, door de P.v.d.A.-fractie meegedeeld dat zij met het C.D .A. onderhandelingen wilde beginnen
over zowel de verdeling van de wethouderszetels en de inhoud van de diverse portefeuilles als ook
over de hoofdlijnen van een program. Deze gedachtengang sloof - dit vloeit voort uit datgene wat
ik opmerkte - niet alleen deelname aan het college door de V.V.D. uit, maar ook de mogelijkheid
van een meerderheidscollege van linkse signatuur. De meerderheid die bij toepassing van deze laatste
mogelijkheid zou zijn ontstaan, zou niet ruim genoeg en naar de mening van de fractie zelfs prak
tisch onwerkbaar klein zijn geweest, ofschoon wel gesteld moet worden dat binnen de P.v.d.A. over
deze kwestie genuanceerd gedacht wordt. Dat alles betekent anderzijds niet dat wij zouden verlangen
dat anderen zouden worden uitgesloten van de discussie en de besluitvorming t.a.v. het beleid zoals
dat de komende vier jaar inhoud moet krijgen. Het lijkt echter zinvoller dat een dergelijke uitgebrei
de discussie bij de aanstaande begroting en het beleidsplan plaatsvindt in plaats van nu, vooral om
dat het hier - ik zei dat eerder ook al - uitsluitend gaat om een program in hoofdlijnen van beleid.
Daartoe moest het ook wel beperkt blijven, omdat zowel de P.v.d.A.-fractie als de C.D.A.-fractie
hun eigen verkiezingsprogramma's volledig van kracht wilden en uiteraard ook moesten laten blijven.
Er werd bovendien niet vanuit het niets begonnen, m.a.w. er moest aansluiting worden gezocht bij
het beleid zoals dat tot dusverre gevoerd is.
Zoals ook al in het inleidende briefje bij de overeenkomst tussen P.v.d.A. en C.D.A. is gesteld,
is een verantwoording in financiële zin achterwege gebleven vanwege het feit dat beide fracties niet
op de hoogte waren van de maatregelen van de kant van de landelijke overheid. Er is echter nog een
reden voor, nl. dat deze hoofdlijnen in de beleidsplanning teruggevonden worden. Een dergelijke
verantwoording dient dus ook in die zelfde beleidsplanning' verwerkt te zijn. Een reden te meer om
pas uitgebreid te discussiëren wanneer het beleidsplan aan de orde komt. Hoewel de invulling van
de inhoud van de diverse portefeuilles formeel een zaak is van het nieuwe college, heeft ook dit
punt deel uitgemaakt van de onderhandelingen die tussen de fracties van P.v.d.A. en C.D.A. plaats
gevonden hebben. Er is, ook al weer in hoofdlijnen, overeenstemming over bereikt. Het is nu mis
schien niet het geëigende moment om uitgebreid over de inhoud van de portefeuilles te discussiëren,
maar onze fractie gaat er wel vanuit dat morgen deze verdeling inderdaad plaatsvindt op grond van
de resultaten die tijdens die onderhandelingen zijn bereikt.
Tenslotte zou ik willen opmerken dat u, mijnheer de voorzitter, na overleg met het Senioren
convent alleen de zitplaatsen van de raadsleden hebt aangewezen en dat niet na of als gevolg van
zulk overleg de wethouders zijn benoemd. Dat laatste gebeurt nu pas en het lijkt mij voor de goede
orde van belang om dit nog eventjes aan te stippen.
De hear Mieriema: Foardat wy mei de stimming oer de wethalders bigjinne, soe ik ut namme fan
myn fraksje graech inkele opmerkingen meitsje wolle. Yn maéije hat de bifolking fan dizze gemeen
te yn great tal in nije ried keazen. It hat üs goed dien dat safolle boargers gebruk makke hawwe fan
harren démokratyske rjochten. Joun is dizze nije ried foar it earst byien. Wy hawwe trije wichtige
punten op de wurklist. De biëdiging fan de riedsleden jowt yn'e regel gjin oanlieding ta kommintaer
en leveret meastentiids gjin swierrichheden op. Dochs bliuwt it in wichtich barren.
Hwat de forkiezing fan de wethalders oanbilanget, in inkele opmerking ót namme fan myn fraksje.
De utslach fan de riedsforkiezing fan de gemeente Ljouwert joech gjin greate foroaringen to sjen yn
forgeliking mei de utslach fan fjouwer jier lyn. Deselde partijen en fierhinne deselde minsken moatte
mei hast deselde stimbusütslach op'e nij in kolleezje foarmje. Us fraksje hat hjiroer de ofroune moan-
nen inkele kearen by elkoar west. Utgongspunt by dizze bisprekken wienen inkele passaezjes ót ós
program: a. it kolleezje moat in ofspegeling wêze fan de ried; b. der moat oerliz wêze oer de haed-
saken fan it billed foar de kommende fjouwer jier. Fuort nei de forkiezingen is der in iepenbiere gear-
komste bilein oer de kolleezjefoarming, dêr't alle partijen foar ótnoege wienen. De C.D.A.-fraksje
wie doe dódlik fan mienïng - en is dat noch - dat de forhalding 2-2-1 wêze moast. Om hokker reden?
Dat wie in hiel dódlike ofspegeling fan de ried, wy hienen in best kolleezje - it wie in "team" - en
de utslach fan de stimbus joech net de needsaek oan de forhaldingen to wizigjen. Dy iepenbiere gear-
5
komste hat yn elts gefal ien ding dódlik makke en dat wie dat fan de 37 leden 17 foar de forhalding
2-2-1 wienen. De réaliteit fan dat momint wie dat der wol oare mooglikheden wienen, mar dat 2-2-1
yn wezen ótsluten wie. Mei de fraksje fan de P.v.d.A. wie doe allinnich in bisprek mooglik op basis
fan 3-2. Hjirby wol ik de opmerking meitsje dat dit suver rekkenkundich net in unridlike opstelling
wie. In andert fan de C.D.A.-fraksje op it ótstel fan 3-2 fan de P.v.d.A. hat west: Akkoart, mits
Dat mits halde yn: der moasten foldwaende ofspraken makke wurde foar in bi liedsprogram foar it kol
leezje en der moast yn hiel greate linen oerienstimming wêze oer de funksjes binnen it kolleezje.
Dat oerliz hat west en it hat goed west. It muoit myn fraksje noch dat in forhalding 2-2-1 net to réali-
searjen is. Nei boppeneamd oerliz geane wy nou dan akkoart mei 3 P.v.d.A.-wethalders en 2 C.D.A.-
wethalders. Straks by de stimming sil ik ót namme fan myn fraksje graech konkrete foorstellen dwaen.
It muoit my dat jo, mynhear de foarsitter, op de ótdielde plattegroun fan dizze seal op dizze saek
foarótroun binne. De tastan is dan dizze: 30 riedsleden binne yn it kolleezje fortsjintwurdige. Us frak
sje is dan ek fan miening dat hjir mei rjocht praet wurde kin fan in ofspegelingskolleezje mei in pro-
grammatyske ofspraek. Hwat it program oanbilanget, ik leau net dat it op dit momint sin hat dêrop yn
to gean. Mocht it, nei opmerkingen fan oare riedsleden, nedich wêze, dan wol ik yn twadde ynstansje
graech de gelegenheit hawwe dêrop to réagearjen.
De heer Schaafsma: Gezien het betoog dat de vorige sprekers hebben gehouden, lijkt het ons
niet noodzakelijk om nog toe te lichten waarom wij ook menen dat een college op basis van 2-2-1
alsnog wel mogelijk zou zijn geweest. Veel meer wil ik de aandacht richten op een zo belangrijk
novum als een collegeprogram: dat verdient aan het begin van een nieuwe raadsperiode wel de aan
dacht. Een scherp omlijnd programma heeft immers ongetwijfeld consequenties voor de komende vier
jaar. Voor wat dat betreft is de V.V.D .-fractie volledig gerustgesteld. Voor het merendeel van de
paragrafen zijn de hoofdlijnen meer te kwalificeren als wat vage penseelstreken van een weinig ge
ïnspireerd schilder. De stijl komt wel zeer sterk tot uiting in het veelvuldig gebruik van de woorden
"dienen" en "moeten". Met zo'n twintig keer overheerst het werkwoord "dienen" en een wat opper
vlakkige conclusie zou dan kunnen zijn dat het C.D .A.-aandeel daarom iets groter is geweest in dit
wrochtsel dan dat van de P.v.d.A. (Gelach) Het werkwoord "moeten" wordt immers slechts vijf keer
geteld. De inleiding is op zich al een grandioze slag om de arm. Beide partijen hebben weliswaar
een gezamenlijk programma opgesteld, maar ogenblikkelijk maakt men zich los uit deze om
arming door het eigen programma als het enig zaligmakend te verklaren in die gevallen waarin de
meestal wazige omschrijvingen toch nog tot een conflict zouden kunnen leiden. Het collegeprogram
is een wat armetierig aftreksel van een politiek herkenbaar en gedetailleerd P.v.d.A.-verkiezings
program. Dit is op zich hoogst merkwaardig. Het was immers in juni nog zo dat de P.v.d.A. aarzelde
of het met het geweten in overeenstemming was te brengen of zonder een collegeprogram al wel tot
de verdeling van de wethouderszetels kon worden overgegaan. Wij kunnen nu constateren dat in de
laatste drie maanden nogal wat rek heeft gezeten in dat geweten. Wij geven toe dat er niets strijdigs
valt te ontdekken in beide geschriften, maar in sommige rollende volzinnen van dit collegeprogram
past dan ook wel alles. Aan het geweten van het C.D.A. is naar onze mening geen geweld gedaan.
De vrijblijvendheid van hun verkiezingsprogramma is vergelijkbaar met het hier gebodene.
De paragraaf over de ruimtelijke ordening steekt wel erg gunstig af tegen de rest. De samenstel
lers van dat deel hebben duidelijk aangegeven wat men wenst en in de meeste gevallen ook hoe men
tot dat doel wil geraken. De financiële vertaling van de stadsvernieuwing en een mogelijke herzie
ning daardoor van gereed te maken bestemmingsplannen is een voorbeeld. Ook duidelijk is hoe men
een mogelijk uiteendrijven van projectgroepen en contactgroepen wenst te voorkomen. Een uitspraak
over de bestemming van de Oude Veemarkt onderschrijven wij volledig. Uitgifte van grond in erfpacht
binnen de stadsgrachten kan een goede zaak zijn en wij verwachten dan ook dat in een der eerste be
leidsplannen het hier gebruikte woord "voorkeur" wordt vervangen door duidelijke criteria. Dat een
goede coördinatie van de verschillende aspecten van het welzijn moet bestaan, onderschrijven wij.
Hoe men echter rekening wil houden met deze coördinatie binnen het college door een taakverdeling
anders dan in de voorafgaande periode, ontgaat ons. Of het zou zo moeten zijn dat een der leden
van het college als coördinator wordt aangewezen. Als dit laatste de bedoeling is, dan vragen wij
ons af welk ambtelijk apparaat deze wethouder moet ondersteunen. Leidt dit tot uitbreiding van de
secretarie, wat ons het meest logisch lijkt, wat zijn dan de financiële gevolgen voor het beleidsplan?
Wij wachten af. Of heeft men misschien de onzalige gedachte om dit stuk beleid aan een externe in
stantie uit handen te geven? Onze conclusie is dat in deze paragraaf opvattingen en doelen voor de
komende periode duidelijk zijn verwoord.
Dat is wel anders bij paragraaf I. Wat te denken van de eerste zin waarin de informatie aan de
raadsleden wordt behandeld? Was die in het verleden onvoldoende? Deze suggestie wordt gewekt