6
door het gebruik van het woord "zal": "Daarvoor za'l zowel kwalitatief als kwantitatief voldoende
personeel aanwezig moeten zijn." Mankeert er dan nu wat aan die kwaliteit of mankeert er dan nu
wat aan die kwantiteit? Wij laten de consequenties van een dergelijke uitspraak graag aan de samen
stellers, maar zien een financiële vertaling voor wat de kwantiteit betreft graag tegemoet in het be
leidsplan. Het kan natuurlijk ook zijn dat men helemaal niets heeft bedoeld. Wij vinden echter dat
men een nieuwe periode niet met dergelijke naargeestige gedachten mag starten. Dat men het func
tioneren van raden en commissies regelmatig wil onderzoeken, is ook een vage stelIingname. Wat
is regelmatig en wat beoogt men? Is het zo dat men mag verwachten dat de niet functionerende club
wordt opgedoekt?
In paragraaf II zit een mogelijke tegenstrijdigheid verscholen. Enerzijds wil men in paragraaf I
een onderzoek naar de efficiëntie van de gemeentelijke en gesubsidieerde instellingen, anderzijds
mag automatisering geen vermindering van arbeidsplaatsen inhouden. Naar onze mening kan automa
tisering een verhoging van de doelmatigheid inhouden, al was het alleen maar omdat de kosten-baten-
verhouding door een verminderen van de loonkostenfactor gunstiger wordt. Gaan wij nu met dit vrij
komend geld weer net zoveel arbeidsplaatsen creëren als verloren zijn gegaan, dan moet toch voorop
staan dat deze arbeidsplaatsen zinvol zijn; anders komt u in conflict met het woord "efficiëntie". Wie
geeft de garantie dat dit op elk moment synchroon loopt? Het lijkt ons een aardig wespennest, te
meer als men bedenkt dat automatisering binnen deze gemeente wel tot vermindering van arbeids
plaatsen kan leiden, maar tegelijkertijd het aantal plaatsen in de automatiseringswereld buiten Leeu
warden doet toenemen. Houdt men wel rekening met de snel stijgende kosten van ons gezamenlijk au
tomatiseringsbedrijf, het C.E.V.A.N.? Waarom licht men de uitspraak niet toe dat van uitzendbureaus
geen gebruik behoort te worden gemaakt? Het woord "behoren" geeft een zekere geladenheid die
niet door enige verklaring wordt gedekt. Bij het gemeentebenoemingsbeleid stelt men: Aan vrouwen
gelijke kansen geven. Suggereert dit dat het misschien in het verleden niet gebeurde? Wat wij mis
sen in de overige paragrafen is duidelijk. Hoofdlijnen, maar geen uitspraken over zaken die op
ons toe komen als een wijkgezondheidscentrum of een fusie van Leeuwarder ziekenhuizen. Het maakt
de desbetreffende paragraaf tot een nietszeggend geheel. Geen uitspraak over accommodatie ten be
hoeve van beeldende kunst en amateurkunst, waarbij wij speciaal denken aan een accommodatieruimte
en repetitieruimte voor muziekbeoefenaren. Over werkgelegenheid slechts een algemene kreet. Welke?
Als men dit combineert met de uitspraak over de kantorennota in hetzelfde collegeprogram en de her
ziening daarvan binnen het gegeven kader van de ruimtelijke ordeningsparagraaf, laat dit hoogst
waarschijnlijk weinig positiefs over.
Kortom, de V.V.D. heeft steeds de mening gehad dat het beleidsplan dat door de raad wordt vast
gesteld in feite het collegeprogram is. Na lezing van deze vier velletjes zijn wij slechts in die mening
gesterkt. Wij hebben niet de indruk dat dit waterige brouwsel de gemeentelijke kar ook maar iets
soepeler zal laten rijden. Ik mag besluiten met een citaat uit het verkiezingsprogram van de P.v.d.A.:
"Op basis van programmatische afspraken tussen andere politieke partijen in de Leeuwarder gemeente
raad wil de P.v.d.A. bestuursverantwoordelijkheid dragen. Alleen op deze wijze zijn er voldoende ga
ranties dat de P.v.d.A. haar socialistische visie kan laten doorklinken in het gemeentelijk beleid."
Wat hier voor ons ligt is het dan.
Mevrouw Van der Werf: Graag wil onze fractie de verkiezingen van de wethouders aangrijpen
om een aantal opmerkingen te maken. Wij staan voor een nieuwe situatie, voor het eerst hebben wij
in Leeuwarden te maken met een collegeprogram. Voordat ik namens onze fractie inga op het college
program 1978-1982 dat nu op stapel staat, wil ik in het kort iets zeggen over de samenstelling van
het voorgestelde college. Ook nu is er weer sprake van een afspiegelingscollege. Het verschil met
de vorige keer is, zoals ik al zei, dat er nu een program is in tegenstelling tot de vorige raadsperiode..
Verder zal de V.V.D .-wethouder zijn stoel moeten inruimen voor een P.v.d.A.-wethouder. Hiermee
komt er een progressieve meerderheid in het college van b. en w. Een kleine stap vooruit, overigens
niet meer dan normaal, want op grond van het aantal raadszetels had die progressieve meerderheid
in het college er vier jaar geleden al moeten zijn. Toch staat onze fractie, ondanks deze kleine stap
vooruit, beslist niet te juichen, want hetgeen nu in het collegeprogram is geformuleerd is beslist niet
hetgeen wat wij voorstaan. P.A.L. is voor een programcollege, wij pleitten al vóór de verkiezingen
voor een programcollege, maar dan wel een progressief meerderheidscollege. Dit standpunt heeft onze
fractie ook naar voren gebracht in de bespreking vlak na de verkiezingen over het te vormen college.
Wij hadden toen en hebben daar nu nog steeds een aantal argumenten voor. P.A.L. heeft een duide
lijk links programma dat zonder meer afwijkt van de programma's van V.V.D. en C.D.A. en van het
beleid van V.V.D. en C.D.A. in de afgelopen jaren, met name op punten als stadsvernieuwing, ver
keer en vervoer, openbaarheid, inspraak en werkgelegenheidspolitiek. Met betrekking tot deze punten
kiezen wij voor de belangen van de bewoners, voor de belangen van de fietsers en voor de belangen
van de arbeiders. Wij kiezen voor een goed en gratis openbaar vervoer, voor volledige inspraak
en voor volledige openbaarheid. Wij kunnen dan ook niet met partijen die voortdurend hun positie
gebruiken voor maatregelen die passen bij de eisen van de Kamer van Koophandel, de banken en de
verzekeringsmaatschappijen een gezamenlijk collegeprogram maken. Een dergelijk collegeprogram
doet afbreuk aan het eigen program van linkse partijen. Het gaat er vanuit dat bestaande tegenstel
lingen in redelijk overleg tussen goedwillende mensen worden weggenomen en een samenwerking tus
sen wat landelijk rechts, centrum en links wordt genoemd niet in de weg hoeven te staan. Het leidt
voortdurend tot het sluiten van compromissen die onderlinge, vaak fundamentele tegenstellingen ver
sluieren of ontkennen. Zo veel mogelijk wordt in een dergelijk college de overeenstemming benadrukt.
Zo niet, dan zet je jezelf als coalitiegenoot buiten spel. Het onderling geformuleerde zal hardnekkig
worden verdedigd, ook ten aanzien van de eigen fractie die misschien wel vaak tegensputtert maai
die toch, wanneer het op stemmen aankomt, de voorstellen van b. en w. steunt, teneinde een breuk
in de eigen gelederen te voorkomen. Hierdoor verwordt de politiek van strijd tussen maatschappelijke
groepen met verschillende belangen - een strijd die ook hier in de gemeenteraad uitgevochten moet
worden - tot handjeklap in de achterkamer van b. en w., ongrijpbaar en ondoorzichtig voor de bevol
king.
Helaas werd bij het eerste onderhandelingsgesprek dat ik zonet noemde al duidelijk dat noch de
meerderheid van de P.v.d.A. noch D'óó voelde voor een progressief programcollege. Wij hebben toen
aangekondigd dat ons stemgedrag op 5 september - vandaag dus - zou afhangen van een aantal crite
ria, nl. de inhoud van het tot stand gekomen collegeprogram, de hardheid van dat program, het aan
wezig zijn van een duidelijke fasering in het program en de portefeuilleverdeling, waarvan wij von
den dat de post ruimtelijke ordening bezet zou moeten worden door de P.v.d.A. Kijken wij met deze
criteria in het achterhoofd naar het hier voor ons liggende resultaat van de onderhandelingen, dan
kunnen wij niet anders dan het program negatief beoordelen. Wat de inhoud betreft springt één ding
duidelijk naar voren en dat is de algemeenheid. Bijna nergens wordt het program concreet. Een paar
voorbeelden. Bladzijde 1 gaat o.a. over het betrekken van burgers of hun belangengroepen bij de
beleidsvorming. Stelt het toekomstig college zich hierbij voor dat het op dezelfde wijze moet gaan
zoals het nu gebeurt of gaat het anders? Het is ons niet duidelijk. Op bladzijde 2 bij de automati
sering staat dat de automatisering geen vermindering van het aantal arbeidsplaatsen ten doel mag
hebben. Mag deze vermindering wel het gevolg zijn van de automatisering? Punt 111.6. op bladzijde
3 gaat over de bestemming van de Oude Veemarkt. Aan wat voor bestemming denkt het toekomstig
college? Aan het tweede kansonderwijs moet blijvende aandacht worden besteed, staat er. Wat bete
kent dit? Blijft het bestaande aanbod voor mogelijkheden gehandhaafd, worden die uitgebreid? Zo
kan ik nog wel een poosje doorgaan met het opsommen van zaken die ons onduidelijk zijn en van
vaagheden waar je alle kanten mee op kunt. Op sommige punten is het program concreter, met name
bij punt 111.3. op bladzijde 2 waar het gaat om de verhouding projectgroepen-contactgroepen. Dit
punt mag een duidelijke stap in de goede richting genoemd worden in vergelijking met de huidige
situatie. Als wij echter kijken naar wat in het P.v.d.A.-verkiezingsprogram hierover staat, dan is er
in dit collegeprogram duidelijk sprake van een compromis. Was het niet de heer Ten Hoeve zelf die
vier jaar geleden als fractievoorzitter van de P.v.d.A. over de compromissen in het collegeprogram
het volgende zei? Ik citeer: "Voor het opstellen van een dergelijk programma is veel te zeggen. Het
is in mijn fractie dan ook uitvoerig besproken. De conclusie was echter dat de P.v.d.A. met een frac
tie van 17 leden in deze raad een zeer sterke positie inneemt en dat het opstellen van een gezamen
lijk programma altijd leidt tot compromissen. Hiervan uitgaande en overtuigd van het feit dat wij ge
kozen zijn op een bijzonder goed programma willen wij niet komen tot een college dat stoelt op een
programma gebaseerd op een aantal compromissen. Vanuit onze sterke positie in deze raad zullen wij
er alles aan doen om ons eigen programma te realiseren." Einde citaat. Was de P.v.d.A. vier jaar ge
leden kennelijk erg bang voor het sluiten van compromissen met C.D.A. en V.V.D., nu heeft men er
duidelijk minder moeite mee. Jammer, het was niet nodig geweest als het aan ons lag. Dan de hard
heid. Het programma blinkt uit in het noemen van slagen om de arm; ik heb ze geteld, het zijn er zo
ongeveer 30. Nietszeggende formuleringen als b.v. op bladzijde 1 onder 11.2."De gemeente behoort
geen gebruik te maken van commerciële uitzendbureaus.", in plaats van "zal" er geen gebruik van
maken. "Deeltijdarbeid dient te worden bevorderd." Hoe? Wanneer? Zo kunnen wij doorgaan.
Ten aanzien van de portefeuilleverdeling het volgende. Het mag op zijn minst vreemd worden ge
noemd dat er eerst personen werden voorgesteld en dat er daarna nog eens gepraat ging worden over
de te claimen portefeuilles. Dan blijft er niets anders over dan de post claimen die past bij de persoon
die je kandidaat stelt als wethouder in plaats van omgekeerd, met als gevolg dat ruimtelijke ordening
weer toevalt aan het C.D.A. Als laatste punt: de fasering. Op geen enkele manier is in het college-