continueerd zal worden - dat de portefeuillehouders voorzitter zijn van de verschillende commissies
van de regio. De praktijk tot dusverre is dat zij die geen portefeuille hebben worden aangewezen
als plaatsvervangend portefeuillehouders. Wij hebben dat nu de facto ook en ik neem aan dat dit
formeel duidelijker gestalte kan krijgen. Wij hebben waarnemers aangewezen en volgens de praktijk,
niet volgens de regelingen, zijn zij allen aangewezen als plaatsvervangende portefeuillehouders. Zij
fungeren ook als plaatsvervangende voorzitters van de betreffende commissies. De mensen die in de
regioraad zitting hebben, hebben ook al enkele keren kunnen zien dat bij ziekte of verhindering van
de formele leden van het dagelijks bestuur een plaatsvervangend portefeuillehouder in de regioraad
onderwerpen verdedigde. Dit is een heel praktische oplossing die geen bezwaar hoeft te vormen. Nog
maals, het aanwezig zijn is toch een wezenlijk onderdeel van de totaliteit.
Op de kernproblemen van de heer Meijerhof ben ik nu wel voldoende ingegaan. De heer Heere
heeft nog een heel interessant onderwerp aangesneden. Hij heeft namelijk de vraag gesteld of de
schaal niet te klein blijkt te zijn na de gemeentelijke herindeling en of dan de noodzaak tot deze
regionale samenwerking nog aanwezig is. Ik moet u meedelen dat die noodzaak wel bestaat. Als er
een gemeentelijke herindeling komt waarover op dit ogenblik in Nederland wordt gedacht, dan denkt
men aan een herindeling die als algemene lijn heeft dat gemeenten met minder dan 10.000 inwoners
- dit is echter geen absoluut getal maar een algemene lijn - worden samengevoegd. Voor onze regio
zou dit kunnen betekenen dat wij van elf naar negen of acht gemeenten gaan. Het is heel duidelijk
dat vaststaat dat gemeenten met minstens 10.000 inwoners zelfstandig een aantal taken kunnen uit
voeren die kleinere gemeenten niet zelfstandig kunnen uitvoeren. Ik verwijs naar de bijlagen van
het blauwe document wanneer ik zeg dat er heel wat onderwerpen blijven bestaan; deze onderwer
pen worden in die bijlagen genoemd. Ook wanneer wij in Friesland zouden komen tot een gemeente
lijke herindeling, die inhoudt dat er geen gemeenten meer zullen zijn die minder dan 10.000 inwo
ners hebben, dan staat vast dat wij met elkaar voor de keuze komen te staan dat een vrij groot aan
tal onderwerpen hetzij over zullen gaan naar een hogere bestuurslaag hetzij in een samenwerkings
verband door de gemeenten gezamenlijk zullen worden aangepakt. Het aantal onderwerpen zal ech
ter stellig kleiner kunnen worden; ik heb daar net op gewezen.
In dit verband heeft de heer Heere met enkele andere sprekers er nog op gewezen dat er geen
vierde bestuurslaag moet komen en dat het in alle opzichten een gemeentelijke zaak moet blijven.
Mevrouw Van der Werf heeft trouwens ook op dit aspect gewezen: Denk er om, het moet een gemeen
telijke zaak blijven en niet een verkapte vierde bestuurslaag worden. De voorstellen die er op het
ogenblik zijn en waar wij in Friesland mee bezig zijn wijzen niet op een vierde bestuurslaag. Men
moet zich natuurlijk eerst wel afvragen: Wat is een vierde bestuurslaag? Er zijn een aantal hoofd
kenmerken die aangeven wanneer iets een autonome bestuurslaag is. Een dergelijke bestuurslaag moet
eigen bevoegdheden hebben. Die zijn hier niet, want alle bevoegdheden van de regio zijn ontleend
aan de gezamenlijke gemeenten. Een bestuurslaag moet over eigen financieringsmiddelen beschikken.
Ook dat is hier niet het geval, ook al komt er misschien een klein subsidie als bijdrage in de alge
mene kosten van de regio. Dit heeft echter niets te maken met een eigen financiering. Het staat vast
dat de middelen opgevoerd worden in de gemeentebegrotingen en dat de regio slechts geld kan krijgen
van de deelnemende gemeenten; het is een gemeentelijke regeling. Het derde belangrijke element
is dat het niet gaat om rechtstreeks gekozen regioraden die eigen bevoegdheden hebben. Het is dus
niet zo dat de regioraden bevoegdheden ontlenen aan het feit dat zij rechtstreeks gekozen zijn. Het
bestuur bestaat uitsluitend uit mensen die als gemeenteraadslid zijn gekozen en die in regioverband
bij elkaar komen. Een erg belangrijk facet is dat de problemen die in de regio gezamenlijk worden
behandeld bespreekbaar moeten zijn in de verschillende gemeenteraden. Dit facet is ingebouwd en
zal ook gerealiseerd moeten worden. Er kan geen sprake van zijn dat iemand zegt: Daar hebt gij niets
mee te maken, want dat is een regiozaak. Deze zaken moeten in de verschillende gemeenteraden be
spreekbaar zijn. Leden van de raad die aan het regiowerk deelnemen moeten voor datgene wat zij
doen ter verantwoording kunnen worden geroepen door de gemeenteraden. Daar moeten de punten ter
discussie staan. Bovendien ligt de kwestie van overleg heel duidelijk. Er kan frictie komen bij de
uitvoering. Men voert als regio alleen iets uit waartoe de gemeenten zelf hebben besloten. Dan nog
zal de wijze van uitvoeren bespreekbaar moeten zijn. Dit moet in de eerste plaats gebeuren door de
gemeenteraadsleden die in de regioraad zitting hebben en in de tweede plaats moet er worden terug
gekoppeld naar de gemeenteraden. Ik hoop dat ik duidelijk ben geweest, maar langs de door mij ge
noemde weg moeten wij een en ander zo goed mogelijk opbouwen.
Dan het belangrijke punt dat de heer Schaafsma heeft aangeroerd, namelijk de politieke samen
stelling van de regioraad. Ik moet zeggen dat ik wat dit betreft helaas geen oplossing aan kan dragen.
Ik ben het eens met hetgeen hij hierover heeft gezegd. Besturen is politiek bedrijven. Ik heb weieens
mensen horen zeggen: Dat geeft helemaal niets voor zo'n regioraad. Dat is natuurlijk niet waar. In de
21
regioraad is het in dit gemeenschappelijk bestel met name over de punten die worden uitgevoerd erg
reëel. In onze regio is daar tot dusverre geen verschil van mening over geweest. In het zuidwesten
van onze provincie bestond dit in het verleden niet. Zij die daar bekend zijn weten dat men daar de
zaak aan het omvormen is. Men probeert ook daar de politieke vertegenwoordiging van de regioraad
beter af te stemmen op de gemeenteraden. Dit is een wezenlijk element in de totaliteit. Wij hebben
ons uiterste best gedaan, zowel bij de vorige regeling als ook nu weer, om dit in reglementen vast te
leggen. Ik zeg heel openhartig dat die poging schipbreuk heeft geleden. Men komt steeds terug op
wat ik bijna het politiek fatsoen zou willen noemen. Ook al stel je kandidaten en krijg je het s/steem
van de Eerste Kamer - daar is over gepraat -, dan kun je nooit afdwingen dat zij die kandidaat worden
gesteld ook worden gekozen. De kleine partijen kunnen wel kandidaten stellen, maar als de andere
partijen niet op hen maar op een ander stemmen dan komen deze kandidaten niet in het vertegenwoor
digend lichaam. Zo is het ook bij de Eerste Kamer. Ook daar houdt men zich aan die spelregels, maar
men kan, als men dat wil, daar rustig van afwijken. Mensen die zich met de politiek bezighouden we
ten wel dat er weieens iemand uit de Eerste Kamer is gewipt, terwijl hij daar zelf perplex van was
omdat hij zeker meende te weten dat hij er in kwam. Men hield zich dan niet aan bepaalde afspraken
en dan speelde dat. Dit zijn echter heel incidentele gevallen. Wij hebben dit vraagstuk nu drie keer
in de Regio Leeuwarden meegemaakt. Het is nu wat moeilijker met elf gemeenten dan destijds met zes
gemeenten, dat geef ik toe, maar het aantal zal niet veel groter worden. De praktijk heeft uitgewezen
dat dit vrij perfect verloopt. Om die reden wordt dit ook in de toelichting genoemd en de waarde daar
van is dezelfde als de algemene kreet in een artikel waarin staat dat men rekening moet houden met
de politieke samenstelling. Als men dat niet kan concretiseren, heeft het opnemen daarvan in een ar
tikel geen sterkere juridische waarde dan wanneer het in de toelichting staat. Ik ben het met u eens,
mijnheer Schaafsma, maar ik heb er voldoende vertrouwen in - ik stoel deze uitspraak op de ervaring
van de afgelopen jaren - dat dit in de praktijk geen problemen zal opleveren. Misschien moet het
echter wel duidelijk in een toelichting staan waardoor het nog eens onderstreept wordt. Grote partijen
kunnen weieens ruzie in de gelederen krijgen, maar ik dacht dat ze dan ruzie gingen maken over an
dere punten dan dit punt.
Mevrouw Van der Werf heeft nog de heel interessante kwestie van het afstemmen van het beleid
op elkaar aangestipt. Ik ben het daar in principe mee eens, ik geloof echter ook dat dit nog moet
groeien. Op het ogenblik is de gemeente Leeuwarden de enige gemeente in deze regio die een be
leidsplan heeft. Door onderling overleg moeten wij het beleid op elkaar afstemmen, in die zin dat
men niet controversieel werkt, dat is logisch. Ik zou niet weten hoe men dit in een reglement moet
vatten, misschien kan het wel in een toelichting worden vermeld.
Verder heeft u nog opgemerkt dat dit niet een spel mag worden van een groepje bestuurders en
dat dit in breder verband bespreekbaar moet blijven. Ik ben het daarmee eens. Ik wil u er dan ook op
wijzen dat voor elk onderdeel van een onderwerp vrij breed samengestelde commissies bestaan; dit
zal voortgezet moeten worden. Daarbij wordt erop gelet dat de verschillende politieke groeperingen
aan dit spel mee kunnen doen. Verder zal men, als men belangrijke beslissingen neemt, juist door het
bespreken in de commissies de mening van de gemeenteraden moeten vragen. Wat Leeuwarden betreft
wordt men dan geconfronteerd met de 37 mensen in deze zaal, die hun eigen achterban hebben. Het
is dan uw verantwoordelijkheid - dit geldt evenzo voor de andere punten die hier worden behandeld -
hoe de band is die u met uw achterban heeft. Ik ben het met het principe echter volledig eens. U hebt
daarin gelijk, wij zullen ons daar met elkaar over moeten buigen. Wij zullen dit ook waar moeten
maken, want anders zal de regio niet zo functioneren als wij dat met elkaar graag zouden willen.
Ik hoop dat ik hiermee in voldoende mate uw vragen en opmerkingen heb beantwoord. Ik heb de
indruk dat eigenlijk alleen de kwestie van artikel 42, lid 6, blijft bestaan.
De heer Meijerhof: Een korte reactie. Uit uw antwoord op mijn vraag hoeveel gemeenschappelijke
regelingen verdwenen zijn via de regiovorming, blijkt dat het uw mening is dat wij eerst maar eens
moeten beslissen of wij doorgaan met de regio. Het volgende hoofdstuk zal dan zijn om die bestaande
gemeenschappelijke regelingen in te brengen. Tussen de regels door beluister ik dan dat er tot op dit
moment geen gemeenschappelijke regelingen zijn opgeheven door het in werking treden in 1974 van
de Regio Leeuwarden.
Dan even een korte reactie op artikel 42, lid 6. U heeft al de zoals u het noemt simpele conclu
sie getrokken dat dit punt in feite achterwege kan blijven. De stemming in de fracties zoals die in
eerste instantie naar voren is gekomen geeft mij geen aanleiding om de motie die ik achter de hand
had in te dienen.
Dan heb ik nog een punt dat ik in de eerste instantie niet heb genoemd omdat ik het een punt van
ondergeschikte aard vond. Wel wil ik dit onder de aandacht brengen van de vertegenwoordigers in de