regioraad. Het betreft artikel 14, lid 1, dat handelt over het presentiegeld. In mijn fractie is men de mening toegedaan dat de presentiegelden die voor het werk aan de regio worden ontvangen in feite onderdeel zouden moeten uitmaken van de vergoedingsregeling zoals die voor ons als gemeenteraads leden geldt. Dit presentiegeld moet dus onderdeel uitmaken van de 20%. De heer Heere heeft mij op een bepaald moment het woord "solidariteit" horen zeggen. Hij ge bruikte zelf het woord "dienstbaarheid" en concludeert dan dat dit tot hetzelfde resultaat leidt. Ik concludeer dan dat hij geen verschil ziet tussen solidariteit en dienstbaarheid, Toch vraagt hij mij wat het verschil is. Omdat ik als eerste aan het woord ben geweest, had ik gedacht dat de heer Heere, als er inderdaad geen verschil tussen beide woorden bestaat, het woord "solidariteit" gewoon over had kunnen nemen. Ik denk echter dat er wel een verschil valt op te merken tussen de woorden "soli dariteit" en "dienstbaarheid". Solidariteit handelt vanuit een gelijkheid en dienstbaarheid handelt misschien enigszins vanuit een ongelijkheid. De heer Heere: Zoals te verwachten was heeft het antoord van de voorzitter verhelderend gewerkt. Hij heeft een aantal opmerkingen die gemaakt waren om een reactie te krijgen zo duidelijk beant woord dat ik er geen behoefte aan heb om er in tweede instantie op terug te komen. Wel wilde ik nog even een opmerking over de kwestie van de politieke afspiegeling maken. Ik ben het helemaal met u eens als u zegt dat het heel moeilijk en misschien wel onmogelijk is om dit ten aanzien van de samenstelling van de regioraad in een regeling onder te brengen. Misschien is het echter wel mogelijk om dit te doen ten aanzien van de samenstelling van het dagelijks bestuur, als de samenstelling van de regioraad eenmaal bekend is. Dit laatste gelet op het feit dat in ieder geval alle gemeenten vertegenwoordigd zullen moeten zijn. Daar zou ik nog wel graag een reactie op willen vernemen. Dan de opmerking van de heer Schaafsma over de molenstenen. Hij vervult dan waarschijnlijk de niet geheel onnuttige functie van hetgraan dat er tussenin wordt gemalen. Ikdacht dat dit in de sfeer van de zoeven al ter sprake gekomen dienstbaarheid op zich een heel nuttige functie kan zijn. (Gelach) In de exegese die de heer Meijerhof zoeven heeft gegeven van de woorden "solidariteit" en "dienstbaarheid", gelijkheid en ongelijkheid, kan ik mij niet helemaal vinden, in die zin dat dienst baarheid uit zou gaan van ongelijkheid. Ik dacht dat een en ander in hef geval van Leeuwarden niet zo was bedoeld, althans niet in die zin dat wij zouden zeggen: Wij hebben zoveel, wij willen de kleintjes wel wat tegemoet komen en wij willen weieens wat van onze grote overvloed geven. Ik heb niet gezegd dienstbaarheid sec maar dienstbaarheid van de centrum-gemeente. Dat heb ik gedaan om dat ik vind dat het criterium moet zijn dat wij als centrum-gemeente vaak bepaalde voorzieningen voor ons opeisen. Wij motiveren die dan op grond van de argumentatie dat wij die mede ten dienste van hef grote geheel doen functioneren. Als wij iets dergelijks eisen, verdubbeling van een weg enz., dan vind ik dat dit ook weer ter beschikking van dat gebied moet worden gesteld. In die zin heb ik het woord "dienstbaarheid" gebruikt. Vandaar dat ik het woord "exegese" heb gebruikt. Ik wil nog even ingaan op de opmerking over het presentiegeld. Ik kan mij daar in beginsel in vinden. Ik vind dat de argumentatie die daarbij werd gehanteerd zuiver is. De heer Schaafsma: Wat betreft dat presentiegeld, wij kunnen het daar wel over eens zijn. Wel zit er naar mijn mening nog een voetangel of klem in het volgende. In het dagelijks bestuur kunnen wethouders van kleinere gemeenten zitting hebben. Zij hebben deze baan als parttime-werk en krij gen ook een parttime-beloning. Zij moeten echter wel een middag in de maand aan deze parttime- baan besteden. Ik ben het wel eens met de vorige sprekers dat het presentiegeld voor regioraadsleden gei'ncorporeerd wordt in het bedrag dat je als raadslid krijgt. Als dit punt echter ter discussie komt, zou ik voor de wethouders die vooral uit de buitengemeenten komen en die zitting hebben in het da gelijks bestuur een andere regeling wensen. Deze parttimers hebben immers al een eigen baan en moe ten een gedeelte van die baan aan anderen delegeren. Dat betekent dat er kosten optreden en deze kosten worden niet vergoed wanneer zij een middag als leden van het dagelijks bestuur van de regio raad optreden. Deze consequentie wil ik uitdrukkelijk buitensluiten van hetgeen door de vorige spre kers is gesteld. Dan iets over artikel 42, lid 6. De voorzitter heeft terecht gesteld dat dit in feite hef cruciale punt van varavcna is De voorzitfer heeft in zijn betoog eigenlijk een omgekeerde redenering gevolgd. Hij heeft gezegd dat wij als gemeente Leeuwarden in feite maar één lid te kort komen. Hij stelde daar bij de vraag hoe he' voor zal komen dat er niet iemand van de buitengemeenten met ons mee stemt. Ik ben misschien /an nufure ngal pessimistisch, al Iaat ik dat niet zo blijken, maar het zou toch een keer kunnen voorkomen. De voorzitter heeft een pc it genoemd waar ik op wil inhaken. Hij noemt de districtsgeneeskundige dienst als mogelijk onderdeel onder gezamenlijk beheer te brengen. Om toch 23 een voorbeeld te geven dat de voorzitter niet zo gauw bij 'de hand had, zou ik de Jeugdgezondheids zorg willen noemen. Er is een notitie van de inspecteur van de Volksgezondheid, die dateert van enkele jaren geleden. Daarin doet hij het verzoek om in Friesland te komen tot een districtsopdeling van de Jeugdgezondheidszorg om de witte plekken in de provincie op te heffen. Op zichzelf is dat een goede zaak, in regioverband zijn wij daar ook mee bezig. Ik zou mij dan kunnen voorstellen dat in deze situatie zich het volgende zou kunnen voordoen. De Jeugdgezondheidszorg wordt door de re gio gezien als een zaak die in zijn totaliteit voor de regio als zodanig een duidelijke Verbetering inhoudt. De buitengemeenten zullen dan en bloc zeggen dat dit een goede zaak is. Leeuwarden komt juist dat ene lid te kort om het tegen te kunnen houden. De repercussies betekenen dan dat de Jeugd gezondheidszorg bij onze Gemeentelijke Geneeskundige Dienst vandaan gaat. Wij houden dan een G.G.D. over met twee artsen met een mooi stuk overhead. Er staat dan wel in de gemeenschappelij ke regeling dat deze kosten betaald worden, maar het betekent wel dat het stukje extramurale ge zondheidszorg dat dan overblijft naar verhouding een voor ons vreselijk dure zaak gaat worden. Daar bij moet ook bedacht worden dat het hier een dienst betreft die in deze gemeente van 85.000 inwo ners nauwelijks een draagvlak heeft; in feite is een aantal van 85.000 inwoners te klein. Ik kan mij het gekissebis over de centen die door de buitengemeenten moeten worden toebetaald op het stukje gezondheidszorg dat Leeuwarden behoudt al wel voorstellen. Ik noem dit voorbeeld om aan te tonen dat zich mogelijk wel situaties voordoen die aanleiding zouden kunnen geven om nog eens naar die bepaling van driekwart van de stemmen te kijken en om aan te tonen dat dat ene lid te kort weieens een keer iets uit zal maken. Het is maar een detail maar ik wilde er toch op wijzen. De voorzitter heeft het ook gehad over de politieke samenstelling. Ik heb gemeend dit punt te moeten aansnijden. De molenstenen zijn door de heer Heere wel aardig vertaald, maar ik voel mij dan wel als hef graan dat gezaaid moet worden in het politieke vaderland en ik voel er niets voor om gebak ken te worden want dan word je gegeten. Ik wens niet opgegeten te worden, ik wens hier te staan zoals ik hier sta. (De heer Knol: Het C.D.A. leeft natuurlijk niet bij brood alleen.) (Gelach) Van u heb ik die uitdrukking nooit gehoord en bovendien sluit het C.D.A. het brood ook niet uit, dus wat dat betreft lijkt het mij nog altijd erg gevaarlijk toe. Ik wilde vooralle duidelijkheid stellen dat de situatie, zoals die zich binnen de regio tot drie keer toe heeft voorgedaan, laat zien dat het politiek fatsoen in deze regio zonder meer aanwezig is. Er is tot nog toe nooit strijd gevoerd om wat dan ook. Elke kleine partij, al is die ook plaatselijk georganiseerd, heeft zijn kans gehad. De samenstelling is heel consciëntieus uitgerekend en dat is tot nog toe goed gegaan. Als een regioraad meer gewicht en meer gezicht krijgt, zou ik mij echter kunnen voorstellen dat de politieke status van de regioraad wel belangrijker gaat worden. Dan zou deze kwestie, als het evenwicht duidelijk in de richting van fifty-fifty zweemt, wel belangrijk kunnen worden. Tot op dit moment moet ik zeggen dat er zeer con sciëntieus gehandeld is ten aanzien van de kleine partijen. Zoals men hier in Friesland politiek met elkaar omgaat, verwacht ik ook niet al te veel moeilijkheden. Als men echter een regeling aangaat, dan vind ik dat een contract en een dergelijke overeenkomst moet juridisch zo waterdicht mogelijk zijn. In deze zaak lekt het echter als een zeef. Het is een kwestie van goed vertrouwen en van goed fatsoen. Als men een overheid wil hebben die zijn relatie tot de burgers een vertrouwensrelatie wenst te doen zijn, dan moet men het politiek fatsoen in de eerste plaats vooral in de politiek op lager niveau vinden. Ik verwacht dit in Friesland ook, maar er zijn in Nederland tenslotte ook re gio's aan te wijzen waar het politieke fatsoen even is vergeten wanneer het op de pels aan kwam. Je zit dan wel vier jaar lang met een onfatsoenlijke zaak en daar voel ik niet zo erg veel voor. Ik vind dat de sprekers van het C.D.A. en van de P.v.d.A. zich zeer duidelijk hebben uitgesproken en wat dat betreft heb ik er alle vertrouwen in dat wij in deze samenstelling van de regioraad ook alle ver trouwen kunnen houden. Ik vind ook dat wij het er daarom maar op moeten wagen. Als kleine partij hebben wij uiteindelijk nog één machtsmiddel. Als het ogenblik zou komen dat men het politiek fat soen uit het gezicht verliest, dan is het nog altijd mogelijk om zeer demonstratief niet aan de zaak mee te doen. Dan blijft alleen de openbaarheid over, maar de democratie is dan ver te zoeken. Wat dat betreft geloof ik dat wij niet alleen vertrouwen hoeven te hebben, maar dat wij ook nog wel een klein machtsmiddel in de vorm van openbaarmaking hebben die ons ervoor behoedt buitenspel te wor den gezet. De heer Buising: Ik zit toch nog een beetje in mijn maag met de kwestie rond artikel 42, lid 6. Wij hebben allemaal kunnen horen dat alle fracties in de raad het er unaniem mee eens zijn dat dit punt er eigenlijk niet in thuishoort. Tof nu toe - wij hebben er namelijk nog niet over gestemd - heb ben wij formeel nog niet besloten om dit punt te schrappen. Als gemeenteraad van Leeuwarden zullen wij dit ook niet kunnen, maar er moet toch een manier zijn waardoor in de regioraad bekend wordt dat de raad van de gemeente Leeuwarden in overgrote meerderheid, zo mag ik wel zeggen, tegen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1978 | | pagina 13