gestaan om dit verzoek niet over drie weken maar vandaag al te behandelen. Kan de raad daarmee in
stemmen?
De Raad stemt hiermee in.
t
De Voorzitter: Dan stel ik voor dit punt nu af te handelen. Bij dit verzoek worden een tweetal
vragen gesteld. Zo wordt er sterk op aangedrongen dat er een onderzoek zal worden ingesteld door
de rijksrecherche. Ik kan u wat dat betreft meedelen dat in overleg met de procureur-generaal en
met de hoofdofficier van justitie inmiddels is besloten tot het instellen van een onderzoek door de
rijksrecherche. Reeds vorige week is met dit onderzoek begonnen. De tweede vraag betreft een ver
zoek tot informatie over de uitkomsten van het onderzoek. Ik ben bereid u te informeren over het re
sultaat van dit onderzoek en ik stel voor de wijze waarop u daarover zult worden geïnformeerd in over
leg met de Commissie Openbare Orde vast te stellen, zodra het onderzoek is afgesloten. Dit is dus
mijn reactie op het verzoek tot interpellatie, zoals dat intussen door de raad is toegestaan.
In het Reglement van orde staat dat eerst de vragenstellers de gelegenheid hebben om het woord
te voeren over dit punt en vervolgens de andere leden van de raad, indien zij dit wensen. Ik zou dan
allereerst aan mevrouw Brandenburg en de heer Buising willen vragen of zij behoefte hebben om naar
aanleiding van de twee door hen gestelde vragen - ik heb op beide een bevestigend antwoord gege
ven - nog nader op dit punt in te gaan.
De heer Buising: Het feit van de "wegvoering" naar een andere plaats dan naar het politiebureau
is niet terecht. Ook mishandeling, als daar sprake van is, kan niet door de beugel. Daarom hebben
wij gemeend een interpellatie te moeten aanvragen om erop aan te dringen dat er een onderzoek naar
deze zaak zal plaatsvinden. Wij hebben begrepen dat dit gebeurt en dat stemt ons tot tevredenheid.
Verder is het zo dat wanneer in het algemeen sprake is van mishandeling daarvan door de politie aan de
pers mededeling wordt gedaan. Voor zover onze informatie strekt, is dat in dit geval niet gebeurd. Dit
kan mede aanleiding gegeven hebben tot onjuiste berichten in de pers. De vraag die ik nu ga stellen
is een vraag van algemene aard. Zou dit punt in het overleg binnen de Commissie Openbare Orde kun
nen worden meegenomen? Incidenten als deze komen natuurlijk altijd volkomen onverwacht. Wij be
treuren ze, zoals iedereen ze betreurt. Vermoedelijk zullen wij echter nooit helemaal in staat zijn
om ze te voorkomen. Mede daarom lijkt het ons van belang dat wij in de Commissie voor de Openbare
Orde niet alleen met betrekking tot dit geval maar ook meer in het algemeen op deze zaak terugkomen.
Een en ander maakt dat ik blij ben dat u de toezegging hebt gedaan om in het kader van genoemde
commissie nog op de afloop van deze zaak terug te komen.
Mevrouw Van der Werf: Ik zou willen inhaken op de vraag in het verzoek tot interpellatie waar
bij wordt aangedrongen op een onderzoek door de rijksrecherche in dit geval en in soortgelijke geval
len. Ik heb het jaarverslag van zeven maanden werk van het Justitieel Klachtenbureau er eens op na
geslagen. Daarin heb ik gelezen dat in totaal 76 keer geklaagd is, waarvan 28 keer over de gemeente
politie. Daarbij is 9 keer een klacht ingediend over de wijze van optreden bij aanhouding op straat,
7 keer over hardhandig optreden op het bureau en 3 keer over intimidatie. Ik vraag mij af wat er met
deze gegevens wordt gedaan in het kader van de vraag of ook dergelijke gevallen worden betrokken
in het onderzoek.
De Voorzitter: De heer Buising heeft een aantal punten genoemd om nog eens in de Commissie
Openbare Orde te behandelen. Ik heb daartegen geen enkel bezwaar. Dit lijkt mij zinvol als bij de
raad en bij de raadscommissie bepaalde problemen leven; daarvoor is de commissie ingesteld. De pro
blemen zijn in die commissie bespreekbaar. Ik zeg dit graag toe en reageer daarmee dus positief op
zijn vraag.
Het punt dat u, mevrouw Van der Werf, aan de orde hebt gesteld, moet naar mijn mening ook in
de Commissie Openbare Orde ter sprake worden gebracht. Het door u genoemde punt staat los van dit
onderzoek als zodanig. Het is meer het algemene probleem van hoe men over het optreden van de po
litie denkt. Dat staat echter enigszins los van dit onderzoek als zodanig. Hier wordt een onderzoek
ingesteld naar de vraag of in soortgelijke gevallen en in het bijzonder in het onderhavige geval aldus
zou worden gehandeld. Op het ogenblik lijkt het mij in dit kader niet zinvol dat ik reageer op een
verslag van een bureau, waar ik overigens geen enkele verantwoordelijkheid voor draag. (De heer
Van der Wal: U draagt toch verantwoordelijkheid voor de politie en daar gaat het in dit geval om.)
U kunt dit probleem aan de orde stellen in de Commissie Openbare Orde. Ik zal dan graag nagaan
wat ik moet onderzoeken. Het lijkt mij niet zinvol om hier nu in het algemeen op te reageren. Ik kan
5
alleen maar zeggen dat hier iets is gebeurd, dat is heel duidelijk. Het zou niet zinvol zijn om daar
nu verder op in te gaan. Het onderzoek moet plaatshebben, maar het lijkt erop dat zich hier een geval
heeft voorgedaan dat niet juist is behandeld. Wij zullen daarover moeten praten als het rapport is
uitgebracht. U snijdt iets anders aan, u snijdt meer het algemene punt aan dat u de indruk hebt dat
de politie in Leeuwarden onjuist zou optreden. Ik verklaar bij deze aan de raad dat dit in zijn alge
meenheid niet het geval is. Aan elk geval dat mij ter kennis wordt gebracht, wordt de nodige aan
dacht geschonken. Ik kan u de verzekering geven dat ook de hoofdofficier van justitie, wanneer iets
ook maar enigszins zweemt naar een misdrijf, daaraan de nodige aandacht schenkt.
Punt 2.
Rondgezonden mededelingen.
Sub A, B en C.
De berichten worden voor kennisgeving aangenomen.
Sub D.
De verzoeken worden in handen van b, en w. gesteld om preadvies.
Sub E.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Sub F.
Bisletten wurdt neffens it ötstel fan b. en w.
Sub G.
De brief wordt in handen van b. en w. gesteld om preadvies.
Sub H.
De mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
Sub I.
Mevrouw Van der Werf: Als reactie op dit verzoek van de Stichting Blijf van m'n Lijf wordt voor
gesteld het verzoek voor kennisgeving aan te nemen. Van genoemde stichting heb ik begrepen dat er
inmiddels al zoiets als een toezegging is gedaan wat betreft het beschikbaar stellen van een pand.
Mijn vraag is: Hoe staat het er precies mee? In hoeverre is deze toezegging definitief? Ik heb ook
begrepen dat er nogal wat problemen zijn gerezen rondom de bekostiging van de noodzakelijke ver
bouwing van het betreffende pand. Ook daarover zou ik graag iets meer willen weten.
De hear Miedema: Ik tocht dat it brief hjir oan de oarder wie. Yn dat brief wurde de problemen
dy't hjir steld wurde troch de offurdige fan P.A.L. hielendal net neamd. Dizze problemen hawwe net
oan de oarder west, ek yn de fraksjes net. Wy hawwe allinne it brief bihannele dat op de list fan mei-
dielingen stie. Dêrom tocht ik dat dit buten de oarder wie. (De heer Ten Hoeve: Wij hebben twee voor
zitters vanavond.)
De heer Eijgelaar (weth.): Er is inderdaad contact met de mensen die gevraagd hebben om huisves
ting voor hun activiteiten. Op dit moment kan ik daar nauwelijks iets concreets over zeggen. De on
derhavige brief heeft inderdaad geen betrekking op een pand, zoals de heer Miedema al heeft gezegd,
maar wel op een ander aspect van bepaalde activiteiten en dat wordt voorgesteld voor kennisgeving aan
te nemen. Voor het overige wordt een en ander met de nodige zorgvuldigheid bekeken. Binnen niet al te
lange tijd hopen wij daarover nadere mededelingen te kunnen doen.
Het verzoek wordt voor kennisgeving aangenomen.