11 10 Punt 20 (bijlage no. 429). De Voorzitter: Zoals ik reeds in het begin van deze vergadering heb gezegd, wordt dit punt drie weken uitgesteld. Punt21 (bijlage no. 419). De heer Knol: De Woningstichting St. Joseph vraagt garantie voor de stichting van 41 premie woningen in Aldlan-west. De voorlopige huurprijs zal ongeveer 550,gaan bedragen. Wij vragen ons af of een dergelijke huurprijs past in het woningbouwbeleid van de gemeente, te meer omdat in de besluitenlijst van b. en w. gelezen kan worden dat het college voor de realisering van 117 premie woningen in Westeinde door Patrimonium de huur daar te hoog acht. Toen is in onze fractie de vraag opgekomen: Worden er criteria gesteld aan de hoogte van de huren van premiewoningen? Zo ja, wat zijn die criteria dan? Kan de wethouder dit eventueel nader toelichten in de binnenkort op ons af komende woningbouwnota? Daarin werden tot dusverre alleen maar kwantiteiten vermeld. Kan deze nota zo worden uitgebouwd dat achterliggende beleidsvoornemens daar ook in worden vermeld? De heer Eijgelaar^weth.): Waar ligt de grens met betrekking tot de huurprijs, vraagt de heer Knol. In het algemeen is het zo dat voor woningen met een huurprijs van rond de 560,een sub sidie geldt. Voor zover de nieuw te bouwen woningen binnen deze norm blijven, zal het in het alge meen niet veel problemen opleveren om tot realisering over te gaan. Dit levert zeker geen problemen op in de situatie waarin wij op dit moment verkeren. De heer Knol heeft als voorbeeld aangehaald hetgeen in Westeinde is gebeurd. Daarbij ging het echter niet om een huurprijs van 550,maar van 637,--. Dit bedrag lag dus belangrijk boven de norm ten aanzien van huursubsidie. Dit is een reden geweest om met Patrimonium in overleg te treden. Het is een ontwikkeling die zich de laatste tijd vrij snel heeft gewijzigd door de renteontwikkeling en, in dit geval, door de hogere kavelprijs. In het kader van de dynamische kostprijsberekening kwam daar een hogere vraaghuur uit, waardoor de huurprijsontwikkeling snel is gestegen. Voor de 41 woningen waar wij nu over spreken zal de ko mende twee jaar geen huurverhoging plaatsvinden. De eerste huurverhoging zal plaatsvinden op 1 juli 1981 Als u ziet hoe de ontwikkeling van de huurprijzen van de woningen in het Aldlan en straks in Camminghaburen is - die huurprijzen zullen dan rond de 500,liggen -, dan achten wij deze huurprijsstelling niet verontrustend. Het is misschien jammer dat het allemaal zo snel gaat, maar de ze huurprijzen passen daar inderdaad bij. Bovendien is dit een soort woning waarvan wij denken dat er wel behoefte aan bestaat. Dit is ook de mening van de corporatie, omdat in deze woningen een slaapkamer op de benedenverdieping is geprojecteerd. Wij menen dat er wel behoefte zal zijn aan de 41 woningen van dit type. Daarom vinden wij dat een en ander door moet gaan. De heer Knol: Ik heb begrepen dat het beleid van b. en w. niet zozeer gestoeld is op eigen in zichten in de woningmarkt in Leeuwarden ten aanzien van wat haalbaar en van wat wenselijk is, maar dat gewoon de grens wordt gehanteerd die door het ministerie wordt uitgezocht. Deze grens is waarschijnlijk geënt op de heel andere situatie in het Westen van het land. Ik had gevraagd om de filo sofie die hier leeft met betrekking tot de woningmarkt op te nemen in de woningbouwnota die binnen kort op ons afkomt. Ik heb die toezegging niet gekregen. Het lijkt mij gewoon nuttig om niet alleen de aantallen en de andere kwantitatieve feiten in deze nota te vermelden maar ook om eens wat na der in te gaan op de situatie op de woningmarkt. Wat is het maximaal toegestane huurbedrag dat je met name in dit geval kunt hanteren? Ik heb die toezegging nog niet gekregen en daarom zou ik graag willen dat daar nog even op wordt ingegaan. De heer Eijgelaar (weth.): Wij hebben al moeite genoeg.om de nota zoals die binnenkort in de raad moet verschijnen op tijd gereed te hebben. De nota had eigenlijk al in deze raad aan de orde moeten zijn. Wij hebben ooit eens afgesproken dat een dergelijke nota in ieder najaar zal verschij nen. In de komende nota wordt betrekkelijk weinig van de huurprijsontwikkeling gezegd, er wordt ook weinig rekening mee gehouden. De heer Knol zegt dan wel dat wij ons door het ministerie een bepaalde huurprijs laten stellen, maar dat is natuurlijk niet waar. De heer Knol weet heel goed dat het hier een bepaalde ontwikkeling betreft. Op een gegeven moment kan men dan wel stellen dat een bepaalde prijsontwikkeling te hoog is, maar wanneer ait binnen een bepaald kader blijft en wan neer wij mede letten op de woningmarktsituatie waarin wij momenteel verkeren, dan moeten wij meer op de kwantiteit letten en hebben wij er het grootste belang bij dat er gebouwd wordt. Dit geldt ook wanneer de huurontwikkeIing binnen een bepaalde norm valt. (De heer Knol: Ik bestrijd niet dat er kwantiteiten moeten komen, maar ik vraag alleen een onderbouw naar de kwaliteiten. Hoe is de wo ningmarktsituatie? Ik vraag juist naar het kader waarin deze huurprijzen worden gehanteerd. De wet houder draait daar naar mijn idee wat omheen.) Daar zal de heer Knol in de komende Nota Woning bouwbeleid weinig nadere informatie over kunnen vinden, omdat wij als gezegd al bijzonder veel moeite hebben om het geheel gereed te krijgen. Aan dit aspect is inderdaad niet uitvoerig aandacht geschonken. De Voorzitter: De heer Knol kan hierop hetzij bij de behandeling van bedoelde nota hetzij bij de behandeling van de begroting terugkomen. (De heer Knol: Dan weet de wethouder nu alvast waar in hii zich moet verdiepen.) Dat is een heel ander punt. Hij weet nu wel waar u straks mee komt. (Ge lach) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 22 t.e.m. 25 (bijlagen nos. 400, 411 403 en 404). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 26 (bijlage no. 402). De heer De Jong: Een kleine opmerking. In punt 33 van de agenda hebben wij het over een wij ziging van de Verordening voor de tarieven van de Reinigingsdienst en de Brandweer. Ik verwijs hier bij naar punt 33, omdat de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken voorstelt het dekkingspercentage te verhogen tot 65. Het college stelt met betrekking tot dat punt voor om een fasering in te stellen van ongeveer drie jaar. Mijn vraag is: Waarom stelt u bij dit punt, punt 26, niet een dergelijke fa sering voor? Is dat niet inconsequent? De heer Ten Brug (weth.): Het betreft hier een normale aanpassing die wij ten aanzien van on- roerend-goedbelastingen telkenjare laten plaatsvinden. Wij volgen ongeveer de prijsstijging, daar zit dan de 5%-situatie in. Bij punt 33 is sprake van een inhaal-situatie, wij zouden naar een per centage van 65 moeten. Het betreft dan dus een andere situatie dan de normale situatie, vandaar. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 27 (bijlage no. 405). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 28 (bijlage no. 406). Mevrouw De Jong: Ik ben van mening dat het hondenbestand in Leeuwarden op het ogenblik enorme vormen aanneemt. Ik meen niet dat het houden van één hond zwaarder moet worden belast, juist omdat deze hond vaak in een behoefte voorziet. (Gelach) Wat betreft het opheffen van een zaamheid of het geven van aanhankelijkheid aan b.v. een alleenstaande valt deze behoefte duide lijk te constateren. Het hebben van meerdere honden is echter een ander geval. Men kan zich dit blijkbaar permitteren. Het bezit van meerdere honden werkt een overschot in de hand en bovendien gaat het daarbij vaak om fokkers van honden. Daarom zou ik een forse belasting in die zin willen voorstellen. Ik heb daarover een motie gemaakt, die luidt: "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 6 november 1978, besluit de jaar tarieven op de heffing van de invordering van belasting op honden als volgt te wijzigen: a. voor één hond 25, b. voor een tweede hond 50, c. voor een derde hond 75,enz. Honden, gehouden in kennels, ingeschreven bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Neder land, worden belast tot een maximum van 50, Deze motie is mede-ondertekend door de heer Van den Eist. De Voorzitter: Deze motie vormt mede onderdeel van de discussie.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1978 | | pagina 6