12
De heer Knol: Ik had nog een vraag. Er werd door mevrouw De Jong gezegd: "voor een derde
hond 75,-- enz." Betekent dit dat voor de tiende hond de belasting 500,— is? Is het een reken
kundige reeks? (Mevrouw De Jong: Als je je tien honden kunt permitteren, dan kun je je ook wel die
belasting permitteren.)
De Voorzitter: Het klopt niet, want in uw voorstel gaat de tiende hond geen 500,kosten. De
heer Knol kan dan niet goed tellen, ook al is hij de rekenmeester van zijn partij. (Gelach) Een tiende
hond zal nooit meer dan 250,gaan kosten wat belasting betreft.
De heer Van den Eist: Het is al een hele tijd geleden dat de hond als grondslag voor belasting
heffing is ontdekt in onze fiscale jungle. Er zullen vermoedelijk nog wel meer diersoorten volgen.
Wij hebben het hier gewoon over een vorm van belasting, er moet geld binnenkomen en dan zijn er
een aantal overwegingen te maken. In Nederland is men specialist in het verzinnen van uitzondering
op uitzondering op uitzondering. Misschien zal er ooit een regeling voor poezen komen en misschien
wel een voor kanaries.
Het gaat hierbij niet om honden, het gaat om mensen die met hun honden voor een deel overlast
bezorgen. Nu ben ik wel een hondenliefhebber, maar ik ben niet een liefhebber van het merendeel
van de eigenaars van honden. Ik wil aan het college vragen in hoeverre in de verbaliserende sfeer
niet meer activiteiten te ondernemen zijn om iets aan de overlast die door honden en hun eigenaars
aan anderen wordt toegebracht te doen. Deze overlast draagt bij tot een stukje on—welzijn, met name
voor kinderen in speelsituaties. In hoeverre kunnen wij daar iets aan doen? Ik steun het voorstel van
mevrouw De Jong.
De hear Miedema: Steande de forgadering is it net maklik om üt namme fan de fraksje to sprekken,
mar ik leau dochs dat ik üt namme fan de hiele fraksje sprek as ik siz dat ik gjin bihoefte haw oan
dizze moasje. In jier of hwat forlyn is troch üs fraksje nei foaren brocht dat it kolleezje der foar soarg
je moat dat alle hounen yn de gemeente under it taryf fan de bilesting falie. Men hat dit yndied pro-
bearre en ik tocht dat wy op de goede wei wienen hwat dat oanbilanget. Ek de tariven wurde sa sta-
dichoan in bytsje oanpast en wy binne it dus mei it foorstel sa't it kolleezje dat yn dizze saek docht
hielendal iens. Om ien en oar yn de forsnelling to setten dy't üt de moasje bliken docht, deroan docht
myn fraksje net mei.
De heer Van der Wal: Mijn fractie gaat wel akkoord met de motie van mevrouw De Jong en de
heer Van den Eist. Dit met de strekking van de motivering die daarbij is gegeven.
De heer Ten Brug (weth.): Er wordt voorgesteld om meer belasting te innen dan volgens ons voor
stel in de bedoeling ligt. Op zichzelf is daar niets op tegen. De heer Van den Eist heeft inderdaad
gelijk als hij zegt dat de hond hier een normale grondslag vormt voor de heffing van belasting en dat
het niet gaat om een tegengaan van het feit dat er zoveel honden in Leeuwarden zijn. Heel vroeger
was het de bedoeling om met een dergelijke belasting de openbare veiligheid te dienen, maar dat zal
wel zijn geweest vanwege de houding van honden ten opzichte van paarden. Uit die tijd stamt deze
belastingheffing
De bedragen die hier worden genoemd worden via de successievelijke verhogingen - zo wordt
ook in het beleidsplan gezegd - gerealiseerd. Ik heb begrepen dat volgens de motie de verhoging van
het tarief van 20,naar 25,wel door moet gaan, maar dat alleen het bedrag van 37,50
moet worden vervangen door een bedrag van 50,en dat voorts het bedrag van 50,tot 75,
moet worden verhoogd. Wij moeten ons nu niet direct gaan voorstellen dat een en ander geweldige
bedragen zal opleveren, want ik schat het aantal tweede en derde honden op niet meer dan 4% van
het totaal. Het systeem is dat de tarieven met 5% omhoog gaan en dan komen wij uiteindelijk wel
tot de bedragen zoals die in de motie worden genoemd. Dit systeem lijkt mij alleszins redelijk en
daarom heb ik ook geen behoefte aan de motie.
De motie van mevrouw De Jong en de heer Van den Eist wordt bij handopsteken verworpen met
27 tegen 10 stemmen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 29 t.e.m. 32 (bijlagen nos. 412, 414, 415 en 416).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
13
Punt 33 (bijlage no. 417).
De heer Van der Wal: Wij zijn niet tegen het voorstel zoals dat in het besluit wordt geformuleerd.
Wel leven er bij ons bezwaren tegen het beleidsvoornemen dat het college in de raadsbrief kenbaar
maakt. Het is namelijk de bedoeling om het dekkingspercentage geleidelijk tot 65 omhoog te doen
gaan. Wij beschouwen deze reinigingsrechten meer als een directe belasting. Een verhoging van het
dekkingspercentage tot 67 die vereist is voor artikel 12-gemeenten - Leeuwarden is niet meer een
artikel 12-gemeente - vinden wij niet nodig. Dat verandert niets aan het besluit, maar wij willen
ons wel tegen het voornemen zoals dat in de raadsbrief staat verklaren.
De Voorzitter: Dit is dus een verklaring die bij het beleidsplan terugkomt, neem ik aan. (De heer
Van der Wal: Ja.)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 34 t.e.m. 37 (bijlagen nos. 423, 438, 424, 430 en 425).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 38 (bijlage no. 41 3).
De heer Meijerhof: Ik zou mijn bijdrage aan de informatieve bespreking van dit agendapunt als
volgt willen indelen. Ten eerste: Is het wenselijk de samenwerking in de Regio Leeuwarden te con
tinueren? Ten tweede: In welke vorm zal dit dan moeten gebeuren? Bij het tweede punt wil ik dan
de suggestie van het college overnemen om dit in de volgorde te doen zoals die is aangegeven in
bijlage no. 413.
Mijn fractie is het eens met de stelling dat in het kader van de reorganisatie binnenlands bestuur
ervoor moet worden gezorgd dat taken die qua aard tot de sfeer van het lokale bestuur moeten wor
den gerekend ook door het lokale bestuur worden uitgevoerd. Wanneer het draagvlak van een gemeen
te onvoldoende is, kan de oplossing in de richting van de gemeentelijke herindeling en intergemeen
telijke samenwerking worden gezocht. Als wij in dit kader de gemeente Leeuwarden onder de loep
nemen, dan kunnen wij constateren dat het draagvlak in zijn algemeenheid voldoende is om de haar
toevallende taken naar behoren uit te voeren. De noodzaak van de gemeente Leeuwarden om toch
mee te doen aan de intergemeentelijke samenwerking is, afgezien van een aantal doelmatigheidsover
wegingen, gelegen in het feit dat het gevaar bestaat dat in de toekomst het takenpakket van de ge
meente zal worden afgestemd op de gemeenten met het kleinste draagvlak; dit na een eventuele gemeen
telijke herindeling. Over realisatie van deze toekomstverwachting kan genuanceerd worden gedacht.
Toch kunnen wij, ook uit solidariteit met de andere gemeenten, niet met de armen over elkaar afwach
ten wat de toekomst brengt, maar moeten wij ons als gemeenten sterk maken om de overheidstaken daar
te houden waar zij qua aard behoren. Het is uiteraard niet zo dat wij nu een begin maken. Sinds jaren
kennen wij gemeenschappelijke regelingen en in 1974 zijn wij gestart met de Regio Leeuwarden die
wij een bijzondere gemeenschappelijke regeling mogen noemen. De Regio Leeuwarden is in 1974 van
start gegaan, omdat het grote aantal gemeenschappelijke regelingen nogal wat nadelen met zich mee
bracht. Op bladzijde 3 van het voorstel met het blauwe omslag worden deze nadelen nog eens ge
noemd. Mijn fractie mist in dit verband dan ook het effect van vier jaar regionale samenwerking met
betrekking tot het teruglopen van het aantal gemeenschappelijke regelingen. Wij vragen dan ook dat
bij de definitieve behandeling van het voorstel verlenging samenwerking in de Regio Leeuwarden gege
vens beschikbaar zijn, of, beter geformuleerd, wij dringen er bij onze vertegenwoordigers in de re
gioraad op aan op deze gegevens aan te dringen.
Ik kom dan nu toe aan punt 1het takenpakket (artikel 5), zoals in de raadsbrief wordt aange
geven. Een minderheid in mijn fractie is van mening dat de taak van de regio beperkt moet blijven
tot het zijn van een overlegorgaan. De motivering die hier aan ten grondslag ligt, is dat de regio
als overlegorgaan en doe-orgaan een apparaat zal moeten opbouwen, waardoor een vierde laag wordt
gecreëerd, in dit geval een ambtelijk apparaat. In de hoorzitting van 24 oktober 1977 is dit punt ook
al aan de orde geweest. De heer Berg noemde dit de bekende problematiek van de bureaucratisering
van ambtelijke apparaten die met elkaar in de clinch gaan. Het merendeel van mijn fractie is echter
van mening dat de regio ook als doe-orgaan moet kunnen functioneren. Dit om de volgende redenen:
a. het moet mogelijk zijn een betere voorziening te kunnen aanbieden en b. als deze mogelijkheid
niet bestaat, kan de betreffende taak naar een hoger bestuursniveau worden getrokken.