14 Dan artikel 42, de besluitvorming bij overdracht van taken. Wij zijn het erover eens dat de re gio niet een al te vrijblijvende zaak mag zijn en dat richtlijnen en aanwijzingen noodzakelijk zijn. Ook het gestelde in artikel 42, lid 5, dat een gekwantificeerde meerderheid bepaalde taken tot re- giotaken kan verheffen, lijkt ons een juiste zaak. Het gestelde in lid 6 is volgens mijn fractie echter een te grote aantasting van de gemeentelijke autonomie en vormt in wezen het creëren van een vier de bestuurslaag. Een ander orgaan dan de bestaande drie bestuurslagen kan immers een besluit opleg gen aan de gemeente. Ondanks de waarborgen van beroep etc., is mijn fractie van mening dat artikel 42, lid 6, dient te worden geschrapt. Om de gevoelens van deze raad te peilen, kondig ik u aan, voor zover dit nodig mocht blijken, in tweede instantie een motie van die strekking in te dienen. De artikelen 6, 16 en 23, behandelende de samenstelling van de organen van de regio, geven ons geen aanleiding tot het maken van bezwaar. Wel lijkt een dagelijks bestuur van twaalf personen vrij omvangrijk. Daar staat echter tegenover dat alle deelnemende gemeenten vertegenwoordigd zijn. De heer Heere: Het rapport met betrekking tot continuering van de samenwerking binnen de Regio Leeuwarden geeft ons aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen. Overigens is het zo dat de Regio Leeuwarden anders heet, de regio zal waarschijnlijk Samenwerking in de Regio Friesland- Noord gaan heten, maar dat terzijde. De noodzaak tot intergemeentelijke samenwerking wordt door mijn fractie onderkend. Wij hebben bier ongeveer dezelfde argumentatie voor als die welke de heer Meijerhof zoeven heeft gegeven. Mede gelet op de tijd die wij voor onze bespreking nodig zullen hebben, zal ik een aantal zinnen die ik van plan was te zeggen achterwege laten. Ik wilde alleen nog de volgende nuancering aanbrengen. De heer Meijerhof heeft iets gezegd over de solidariteit met de andere gemeenten. U weet dat in onze fracties de bedoelingen vaak gelijk zijn maar dat het jargon wat anders is. Wij zouden in dit opzicht dan ook graag willen spreken van de dienstbaarheid - ik bedoel dat ook zo - van de centrum-gemeen te in het gebied van de regio. Ik weet niet zeker of dat met solidariteit te maken heeft, maar misschien kan de heer Meijerhof dat straks nog even uitleggen. Wat nog wel een punt is waarop ik gaarne een antwoord wil hebben, is het volgende: De kwestie van de gemeentelijke herindeling is ook aan de orde, deze herindeling is althans in gang gezet. Als het waar is dat de schaal van de op dit moment in de regio bestaande gemeenten te klein is om alle taken van een gemeente aan te kunnen, wat is dan die schaal na de herindeling? Als die herin deling heeft plaatsgehad, is die schaal dan nog te klein? Met andere woorden, is na gemeentelijke herindeling daarnaast ook regionale samenwerking noodzakelijk? Ten aanzien van het karakter van de samenwerking is ons uitgangspunt dat hier inderdaad sprake van moet zijn en dat er ook in alle opzichten sprake moet blijven van een gemeentelijke hulpstruc tuur. Met andere woorden, alles wat hier aan structuren en andere inhoudelijke zaken wordt gemaakt en voorgesteld moet in alle opzichten de duidelijke kenmerken hebben van een gemeentelijke zaak. Er kan en mag geen enkele aanwijzing en aanleiding zijn om te denken aan het ontstaan van een vierde bestuurslaag. Ten aanzien van de omvang van die samenwerking zijn er naar mijn inzicht twee opmerkingen te maken. In de eerste plaats is er een opmerking ten aanzien van het territoir van de regio. Ik geloof dat het territoir op de juiste wijze bepaald is door het rapport over deze materie dat is uitgebracht door de Provincie Friesland en door de V.N.G., afdeling Friesland. Ik zou daarbij nog willen vragen op welke wijze kan worden bewerkstelligd dat ook de beide in het rapport genoemde eilanden alsnog bij dit regioverband kunnen worden betrokken. Voor wat betreft de inhoud van die samenwerking stellen wij ons op het standpunt dat vooral in het kader van de uitvoering aandacht moet worden geschonken aan de ordening, de harmonisering van de bestaande gemeenschappelijke regelingen, naast de studie, het overleg, de advisering, enz. Verder moet aandacht worden besteed aan taken die blijken nodig te zijn; ik ga straks nog even in op de vraag hoe moet blijken dat die taken nodig zijn. Wat betreft het takenpakket, geformuleerd in artikel 5 van de gemeenschappelijke regeling onder lid 1 a, b, c en d - de kwesties van studie, overleg en advisering -, hebben wij geen problemen. Ten aanzien van de punten e en f merk ik op dat die in wezen in één artikel geformuleerd hadden kunnen worden. In beide gevallen gaat het erom dat artikel 42 met de daarin geformuleerde procedure uit maakt of het al of niet tot een doe-taak komt. Ik heb er echter wel begrip voor dat een aantal onder werpen, mede gelet op de enquête, in eerste instantie genoemd wordt. Het heeft bij onze fractie echter wel tot een zekere schrikreactie geleid. Een aantal van mijn fractiegenoten zei: Kijk, daar heb je het al. Zij zeggen wel dat er een heel ingewikkelde procedure nodig is voordat je ertoe komt, maar die onderwerpen staan er dan toch maar, ze zullen ter hand worden genomen. Ik vraag mij het volgende af. Als inderdaad hetgeen ik zoeven stelde waar is, nl. dat hetgeen onder e en f staat in wezen hetzelfde beoogt, is het dan wel zinvol of noodzakelijk om, gelet op de gevoeligheid van het geheel in de sfeer van de doe-taken, die taken hier te noemen? 15 Dan krijgen wij het artikel 42 zelf. Er zijn drie varianten mogelijk: overdracht van taken, een tweederde meerderheid van de gemeenten en ook van de regioraad en de laat ik maar zeggen gedwon gen deelneming, opgelegd door driekwart van de gemeenten. In het eerste geval, de overdracht van taken, is iedereen het met alles eens; alle gemeenten zijn het eens, de regioraad is het eens en dan is er geen probleem. In het andere geval van de tweederde meerderheid kan het, wanneer ook de regioraad in tweederde meerderheid voor is, komen tot gedeel telijke uitvoering. Ook dit vormt voor onze fractie geen probleem. Bij de gedwongen deelneming kan driekwart van de gemeenten zijn wil opleggen aan de gemeenten die iets niet willen. De waarborgen die daarbij zijn gegeven vind ik op zich wel voldoende. Er moet worden aangetoond dat het anders niet kan, er moet goedkeuring van gedeputeerde staten zijn, er is mogelijkheid tot beroep bij de Kroon, kortom, op zich vind ik een en ander wel voldoende waarborg bieden. Een motief bij de toelichting in cle nota zelf geeft mij evenwel aanleiding tot de volgende op merking. In mijn eigen woorden staat er: Wij hebben dit opgenomen, mede omdat het concept van wet op de gemeenschappelijke regelingen een dergelijke bepaling toch al zou bevatten. Ik dacht dat het dan beter zou zijn deze bepaling maar af te wachten. Deze aangelegenheid ligt erg gevoelig, ik heb dat ook van de heer Meijerhof gehoord. Dat zal niet alleen hier maar ook in andere gemeenten het geval zijn. Ik vraag mij dan ook af of het in dit stadium wel nodig is om een zo vergaande dwang zo expliciet in de regeling op te nemen. Als de nieuwe wet voor de gemeenschappelijke regelingen deze bepaling toch verplicht stelt, laten wij daar dan maar op wachten en deze niet tegen de constateer bare huiver in opnemen. Dan de samenstelling van de regioraad en van de andere bestuursorganen. In de artikelen 6, 16 en 23 merk ik het volgende op. De getrapte verkiezing is juist. Dit is duidelijk een kenmerk van het gemeentelijk karakter. Ik vind het echter wel van belang om op te merken dat de politieke samenstel ling van de regioraad ook om reden van gemeentelijk karakter een afspiegeling dient te zijn van de gezamenlijke gemeenteraden. In de regeling wordt dit overgelaten aan de goodwill van de verschil lende raden. Ik vraag mij af of er niet iets meer structureels voor valt te bedenken. Is het niet zo te formuleren in de regeling dat daar meer aan tegemoet gekomen wordt dan alleen maar in vrijblijvend heid? Wat betreft de samenstelling van het dagelijks bestuur kan ik in het uitgangspunt dat elke gemeen te een lid in het dagelijks bestuur moet hebben wel meegaan. Ik heb in dat verband echter wel een paar vragen. Zoals de heer Meijerhof ook reeds heeft gezegd, het wordt op deze manier een vrij groot college. In de toekomst komen er misschien zelfs veertien leden, als de eilandgemeenten mee zullen doen. Gelet op het beperkte aantal taken dat de regio heeft komt de vraag op hoe dat in de porte feuilleverdeling is te vertalen. Als je met zijn twaalven bijna niets hebt te doen - ik zeg het nu maar wat gechargeerd -, dan heb je per persoon eigenlijk helemaal niets te doen. De huidige indeling, nl. zes leden van het dagelijks bestuur met vijf plaatsvervangers, is dan misschien wel zo geslaagd. Er blijft dan in ieder geval nog een reële taak voor deze mensen over. Ik verneem graag het antwoord van de voorzitter hierop. Het standpunt van mijn fractie is als volgt samen te vatten. Regionale samenwerking in verband van de regio als gemeentelijke hulpstructuur, akkoord. Het gemeentelijk karakter moet bewaard blij ven in de regeling en ook duidelijk in de bepalingen zichtbaar blijven. Het takenpakket kan in eerste instantie worden uitgebreid met de bestaande gemeenschappelijke regelingen, na harmonisatie daar van en ook na een zorgvuldige voorbereiding. De bestuursorganen zijn naar samenstelling akkoord, maar toch moet de politieke afspiegeling duidelijker dan nu te zien zijn. Ik heb dit zoëven alleen ten aanzien van de regioraad opgemerkt, maar het geldt natuurlijk ook voor het dagelijks bestuur. Verder bestaat bij ons grote bedenking tegen de gedwongen overdracht middels artikel 42, lid 6. De heer Schaafsma: In grote lijnen kunnen wij akkoord gaan met deze rapportage. Ik zal meteen maar de detailpunten behandelen. Ook bij ons heerst wel enige argwaan tegen artikel 42, lid 6. Men kan wel zeggen dat het wel mee zal vallen, maar de tekst op de eerste pagina van het rapport geeft eigenlijk al meteen voedsel aan die argwaan. Er staat namelijk met betrekking tot de reorganisatie binnenlands bestuur dat een operatie op basis van de huidige regeringsplannen inderdaad een uithol ling van de bestuurstaak van de gemeenten zou betekenen en: "Het bezwaar tegen de voorgestelde reorganisatie van het binnenlands bestuur is met name dat daarbij naar verhouding te veel aandacht wordt besteed aan de bevordering van de doelmatigheid van het bestuur en te weinig aan het democra tisch functioneren ervan." Als u dan artikel 42, lid 6, bekijkt waar het duidelijk over doelmatig heid gaat, dan vraag ik mij af waarom bij de algemene terminologie die u hier gebruikt om te verde digen dat de samenwerking er moet komen juist die doelmatigheid a Is criterium wordt gehanteerd. Wij zijn het in grote lijnen met deze terminologie eens, omdat je een bepaalde zorg bij de lagere over-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1978 | | pagina 8