6
Sub I. en M.
De brieven worden in handen van b. en w. gesteld om preadvies.
Sub N, O, P en Q.
Het verslag en de brieven worden voor kennisgeving aangenomen.
Sub R.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Sub S.
Mevrouw Waalkens: Het antwoord op de brief van de winkeliersvereniging, zoals dat wordt voor
gesteld door het college, is niet alleen achterhaald maar is mijns inziens met te weinig zorg opge
steld. Mij is na enige navraag het volgende gebleken. De Bouwonderneming Noord Nederland heeft
bij monde van de heer Holtkamp geen bezwaar tegen het tijdelijk opnieuw in gebruik stellen van het
parkeerterrein. De gemeente heeft deze onderneming echter opgedragen het gehele terrein af te slui
ten. Dit om reden van het mogelijk maken van archeologisch onderzoek en tevens om tegen te gaan
dat er illegaal vuil wordt gestort. De heer Mulder, de archeoloog, heeft op dit moment echter geen
belangstelling voor het parkeerterreingedeelte, aangezien het onderzoek zal plaatsvinden tijdens de
daadwerkelijke bouw. De heer Mulder zal voorlopig alleen onderzoek verrichten in de fundamenten
van de afgebroken huizen. Ook de heer Tolsma van het Grondbedrijf heeft geen bezwaar tegen het
weer in gebruik nemen van het vroegere parkeerterrein. Zijns inziens wordt en werd alleen illegaal
storten van vuil verwacht op het stuk grond waar de huizen zijn afgebroken. De gemeente Leeuwarden
was dus wel degelijk betrokken bij de eventueel weer ingebruikstelling van het voormalig parkeerter
rein. Dit blijkt helaas niet uit het voorgestelde antwoord aan de winkeliersvereniging. De winkeliers
van de St. Jacobsstraat zijn inmiddels van het een en ander op de hoogte gesteld. Zoals men heeft
kunnen constateren is door hun eigen inzet het parkeerterrein weer toegankelijk gemaakt voor voer
tuigen. Het lijkt alsof het college in deze tijd het principe huldigt: "Oh, kom er eens kijken, wat
ik in mijn schoentje vind". Ik wil toch het advies geven dat het college de teugels zelf in handen
houdt en niet de zwarte pieten uitdeelt aan het particulier initiatief.
De Voorzitter: Het is wel een nieuw fenomeen dat wij moeten gaan regeren op andermans eigen
dom. Dat is natuurlijk niet zo gemakkelijk. (De heer Ten Brug (weth.): Het is geen liberaal beginsel.)
Het lijkt wat gekscherend te gaan, mevrouw Waalkens, maar wij hebben inderdaad niet zoveel te
vertellen over andermans zaken, tenzij er dingen gebeuren die in strijd zijn met de wet. Dat is echter
een heel ander punt, daar gaat het hier niet om.
Mevrouw Waalkens: Het gemeentebestuur heeft ook dingen verzocht aan de bouwonderneming
toen die al eigenaar was, namelijk om het terrein af te sluiten.
De Voorzitter: Wij kunnen nu niet over dit terrein beschikken, dat is het hele punt. Zo staat het
ook in het antwoord dat b. en w. voorstellen te geven. U zou betrokkenen misschien het advies kunnen
geven dat zij zich tot de eigenaar moeten wenden. (Mevrouw Waalkens: Dat is al gebeurd, het ter
rein is al weer opengesteld.) De zaak is dus opgelost.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Sub T.
Het verzoek wordt in handen van b. en w. gesteld om preadvies.
Sub U.
De brief wordt voor kennisgeving aangenomen.
7
Sub V.
De heer Ten Hoeve: Er moet mij even iets van het hart. De laatste tijd worden wij verblijd met
brieven van de B.N.A. Ik mag wel zeggen dat ik mij aan deze brieven heb geërgerd. Leden van dit
eerbiedwaardige college richten overal in de stad in opdracht van anderen gebouwen op. In heel veel
gevallen sta ik daar niet luidkeels bij te juichen en te applaudisseren. Ik ben daarin niet de enige.
Zodra de gemeente een plan uitvoert waar geen architect aan te pas komt, dan komen de brieven
van de B.N.A. binnen en dan komt de kritiek. Ik voel dit een klein beetje als kinnesinne, te meer
daar het hele plan, zoals het college terecht opmerkt, uitvoerig ter inzage heeft gelegen. De men
sen hebben inspraak kunnen plegen en ook de B.N.A. heeft daf kunnen doen. Zij heeft dit niet gedaan.
Het sturen van brieven na zo'n procedure en op deze manier is een verwerpelijke zaak.
De Voorzitter: Na deze hartekreet kunt u wel instemmen met ons voorstel, neem ik aan. (De heer
Ten Hoeve: Ja.)
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Sub W.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 3, 4, en 5 (bijlagen nos. 441 442 en 454).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 6 (bijlage no. 457).
De heer Geerts: Een heel korte opmerking. Planschade is naar ik dacht gerelateerd aan de waarde
van het onroerend goed. Het college wil dit in handen stellen van de Stichting Adviesbureau Onroe
rende Zaken te Rotterdam. Denkt het college op enigerlei wijze makelaars hier ter stede bij dit onder
zoek in te schakelen?
De heer Rijpma (weth.): Het genoemde bureau te Rotterdam heeft zijn eigen deskundigen. Vanuit
het gezichtspunt van de planschade, die waarschijnlijk nogal wat gevoeligheden in zich bergt, is
het in dit geval meer een kwestie van hoe verder van huis hoe beter de beoordeling geaccepteerd zou
kunnen worden.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 7 (bijlage no. 429).
De heer Geerts: In mei 1978 hebben wij over Huizum-Bornia gepraat, maar over de kantorennota
hebben wij al eerder gesproken. Over beide onderwerpen hebben wij een vrij lange discussie gehad,
een en ander is grondig uitgediept. In de kantorennota werd zowel kwalitatief als kwantitatief een
behoefteraming gegeven. Wij zijn toen akkoord gegaan met deze nota op basis van deze behoeftera
ming en hebben ook besluiten genomen in het kader van Huizum-Bornia. Vervolgens doet zich een
nieuw feit voor. Het Lijempf-terrein wordt voor kantorenbouw uitgegeven aan projectontwikkelaars,
althans, er wordt een poging in die richting gedaan. Dan komen er een aantal reacties van project
ontwikkelaars, die ons toch wel erg doen schrikken. Het blijkt namelijk dat men zich afvraagt of deze
behoefte inderdaad wel zo groot is. De projectontwikkelaars stelden toen als unanieme voorwaarde dat
elders geen plannen ontwikkeld moesten worden. Het college geeft in de raadsbrief als reactie daarop
dat deze voorwaarde gesteld werd om financiële risico's uit te sluiten. Dat is wel waar, maar ander
zijds is het wel zo dat er een directe relatie bestaat tussen financiële risico's en behoefte. De finan
ciële risico's worden des te groter naarmate de behoefte kleiner is. Met deze zin zegt men volgens
mij ook wel iets over de behoefte.
Dan komt het punt dat deze projectontwikkelaars mensen zijn die dagelijks met dergelijke dingen
bezig zijn. Hoe is onze nota samengesteld? Wat voor waarde moet men aan de cijfers geven? In hoe
verre zijn die cijfers hard te maken? Ik weet ook wel dat dit moeilijk te beantwoorden vragen zijn.
Men kan in dit verband denken aan enquêtes. Men weet ook vrij zeker dat uit concurrentieoverwe-