21
20
heefr vastgesteld. Eén ding is duidelijk, het college heeft volkomen gefunctioneerd volgens het raads
besluit van die datum, waarop de Groene Sterplannen werden aangenomen. Het ongenoegen dat er
bij de raad leeft, namelijk dat men zich afvraagt waar men op het ogenblik mee bezig is en wat er nog
komt, daar heb ik toch wel begrip voor. Een jaar geleden hebben wij geprobeerd via het Ministerie
van C.R.M. een subsidie toegewezen te krijgen om te komen tot een evaluatierapport. Dit rapport zou
geënt moeten zijn op de achtergrond van de ontwikkeling van dit moment. Wij zouden zo kunnen be
kijken hoe wij tot een zekere afronding van de plannen zouden moeten komen en hoe wij beter zou
den kunnen inspelen op de wensen die er onderhand in de milieuproblematiek naar voren komen. Er
zijn verschillende milieugroepen die bij de gemeente stappen hebben gedaan om te komen tot de aan
leg van een natuurpad. Er zijn milieuwerkgroepen geweest die hebben gewaarschuwd voor de moge
lijke bedreiging van de vogelstand in dat gebied door de oprukkende recreant, enz. Het Ministerie
van C.R.M. heeft in eerste aanleg dit verzoek om subsidie voor een evaluatierüpport afgewezen. Een
dezer dagen zijn er in het bijzijn van collega Rijpma opnieuw openingen gemaakt om nog eens de
zaak op een rijtje te zetten. Als college willen wij u nu het volgende voorstel doen. Wij gaan akkoord
met de beslissing ten aanzien van de ijsvlakte. Dat kan eigenlijk ook niet wachten, omdat daardoor
het werk naar ons gevoel zou stagneren. Wij hebben er toch wel behoefte aan dat dit werk binnen re
delijke termijn gerealiseerd wordl. Ten aanzien van de plannen van deelgebied J-2 zijn wij bereid
eerst de eventuele honorering van de subsidieaanvraag af te wachten om daarna aan het bureau
O.D. een officiële opdracht te verlenen voor het instellen van een onderzoek waarna dit onderzoek
als basis voor een nader te nemen besluit aan u wordt voorgelegd. U weet dan exact waar wij mee be
zig zijn, wat wij nog moeten doen en wat wij nog moeten investeren om tot een totale afronding van
het Groene Stergebied te komen. Wanneer u zich daarin kunt vinden, dan doen wij u graag deze toe
zegging.
De Voorzitter: Dit betekent dus dat wij bereid zijn de motie over te nemen.
Mevrouw Visscher—Bouwer: Het gaat niet om een subsidie voor het aanleggen, maar het gaat na
tuurlijk om het exploitatietekort dat een en ander oplevert. Dat is het punt waar wij mee blijven zit
ten. (De Voorzitter: De discussie is volkomen open. Wij nemen de motie over en de kwestie komt dus
hier in de raad terug.) Ik heb ook nog gevraagd om enkele raadsleden toe te voegen aan de ambte
lijke commissie. Op deze vraag heb ik geen antwoord gehad.
De heer De Vries (weth.): Ik geloof niet dat wij aan de voorbereidingscommissie nog zouden moe
ten sleutelen. In deze commissie zitten een gemeentebestuurder van Tietjerksteradeelde Heidemij
die belast is met de uitvoering van de plannen, het architectenbureau O.D. 205 dat de zaak plano
logisch regelt, het Ministerie van C.R.M. vanwege de milieubeveiliging, enz. Wij menen dat deze
voorbereidingscommissie normaal zijn gang moet kunnen gaan, maar wij zijn bereid om van vergade
ring tot vergadering deze problematiek voor te leggen aan de Commissie voor de Dienst voor Sport
en Recreatie. De raadsleden die in deze commissie zitten, kunnen dan meedenken over de verdere
ontwikkeling en zij kunnen ook hun gedachten inbrengen omtrent de agenda's die in deze commissie
worden besproken.
De Voorzitter: Gaat mevrouw Visscher hiermee akkoord? (Mevrouw Visscher—Bouwer: Ja.) Dan
breng ik alleen het gestelde onder sub a van het door ons gedane voorstel in stemming. Op de rest
van het besluit komen wij later terug.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het gestelde onder sub a van het voorstel van b. en w. met
inachtneming van de overgenomen motie en de toezegging van de wethouder.
Punten 25 en 26 (bijlagen nos. 464 en 463).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 27 (bijlage no. 486).
De Voorzitter: Het college stelt voor dit punt vandaag niet te behandelen. Deze problematiek
kan dan eerst aan de orde worden gesteld in de gecombineerde vergadering van de Commissie voor
de G.S.D. - sommigen wilden deze commissie graag een inhoud geven, dit is dan een mooie test-case -
en van de Commissie Automatisering. Het is natuurlijk belangrijk dat men niet langs elkaar heen werkt.
Wij hebben dit vanmiddag in het college besproken en het lijkt ons een zinvolle zaak deze hele pro
blematiek eerst te behandelen in een gecombineerde vergadering van beide genoemde commissies.
Daarna zullen wij met dit punt bij de raad terugkomen. Stemt de raad hiermee in?
De Raad stemt hiermee in.
Punt 28 (bijlage no. 489).
De heer Schagen: Hoe verleidelijk het ook is, ik zal nu niet ingaan op een aantal inhoudelijke
aspecten rondom de problematiek van de huisvesting van alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens,
maar ik zal mij beperken tor deze raadsbrief.
Ik wil ten eerste mijn waardering uitspreken voor dit voorstel. Er komt nu eindelijk schot in de
kwestie van de een- en tweepersoonshuishoudens middels deze haalbaarheidsonderzoeken. Ik heb
echter wel een tweetal opmerkingen. Ik vraag mij namelijk af waarom in de raadsbrief de volgende
zinsnede voorkomt: "Indien de onderzochte bouwplannen in uitvoering komen, zullen de onderzoeks
kosten op de desbetreffende plannen komen te drukken." Ik vraag mij of waarom deze zin erin staat,
omdat het rijk de onderzoekskosten voor deze bouwplannen volledig zal dekken, althans, dat is de
verwachting. Ik zie dus niet in waarom deze kosten zouden moeten drukken op de bouwkosten van
die eventueel te realiseren woningen Verder meen ik te hebben vernomen dat, wil de gemeente in
aanmerking komen voor een subsidie voor de stuurgroep, voor 1 januari 1979 een onderzoeksrapport
gereed moet zijn na door de raad te zijn behandeld. Dit rapport moet dan opgestuurd worden aan het
Ministerie voor Volkshuisvesting. Wij hebben dit rapport nog niet gehad en ik heb ook niet de indruk
dat wij het op zeer korte termijn krijgen Bovendien kan het al niet rneer voor genoemde datum.
De heer Eijgelaar (weth.): Om met het laatste te beginnen, het is mij niet bekend dat het onder
zoeksrapport voor 1 januari bij het ministerie moet zijn, nadat het goedgekeurd is door de raad. Ook
is mij niet bekend dat hiervan het subsidie voor 1979 afhankelijk is. Deze zaak is in de vergadering
van de stuurgroep aan de orde geweest en is besproken met de inspecteur voor de een- en tweeper
soonshuishoudens. Wegens ziekte heb ik de laatste vergadering niet bij kunnen wonen, maar als mijn
informatie juist is, dan geeft dit verder geen problemen.
Dan heeft de heer Schagen nog het punt genoemd dat de onderzoekskosten voor de bouwplannen
bij uitvoering daarvan op de desbetreffende plannen zullen drukken. Er wordt onderzocht of bepaalde
plannen uitvoerbaar zijn. Als blijkt dat die niet uitvoerbaar zijn, dan zijn die subsidiabel. Als de
plannen wel uitvoerbaar zijn, dan komen de kosten die gemaakt zijn ten laste van het plan. Een en
ander gebeurt dus alleen om bepaalde experimenten te kunnen starten zonder risico voor de plannen
makers. Daar heeft de zinsnede in de raadsbrief betrekking op.
De heer Schagen: In het besluit dat bij deze bijlage hoort, wordt er niets over gezegd. Ik zal er
nu dus niet weer op terugkomen, maar als het eenmaal zover is, dan kom ik er wel op terug. (De heer
Eijgelaar (weth.): Ik begrijp dat niet helemaal. Waar komt u precies op terug?) Ik doel hiermee op
de vraag in hoeverre de onderzoekskosten teruggerekend moeten worden naar de bouwplannen. Ik be
grijp niet dat wij, wanneer het rijk een en ander voor honderd procent vergoedt, zo nodig de stich-
tingskosten van de woningen weer moeten verhogen met deze onderzoekskosten.
De heer Eijgelaar (weth.): Dit is gewoon een voorwaarde die het rijk stelt. Wij mogen bepaalde
experimenten starten en wij mogen onderzoeken of bepaalde plannen uitvoerbaar zijn, hetzij bij
splitsen hetzij bij verbouw of iets van dien aard. Vooraf is het bijzonder moeilijk om te zeggen dat
een bepaald plan realiseerbaar is. Dat is voor een corporatie moeilijk en dat is voor een particulier
of voor een bepaalde instelling moeilijk. Als nu blijkt dat een plan dat onderzocht wordt en waarop
wordt gestudeerd niet uitvoerbaar is, dan worden die plankosten betaald door het rijk. De kosten zijn
dan volledig subsidiabel. Als blijkt dat een plan wel uitvoerbaar is, dan is het niet subsidiabel, maar
gaan de plankosten drukken op het plan dat vervolgens uitgevoerd wordt.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 29 en 30 (bijlagen nos. 488 en 491).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.