8 derd. Het enthousiasme waarmee vanaf dat moment de mogelijkheid van een ijshal werd begroet, heeft toch wel tot gevolg gehad dat de ijshal min of meer een eigen leven is gaan leiden. Dit enthousiasme heeft naar alle waarschijnlijkheid ook zijn invloed gehad op het werk van de commissie van onderzoek realisering ijshalDeze commissie heeft in betrekkelijk korte tijd - naar onze mening een te korte tijd - verschillende facetten onderzocht. Deze facetten zijn weergegeven in een nota die bij dit raadsvoorstel is gevoegd. Ik heb er begrip voor dat men in de korte tijd van voorbereiding niet bij machte is geweest alles tot in de finesses uit te zoeken. Dit mag ons er echter niet van weerhouden om de onvolkomenhe den te signaleren. In de eerste plaats komt het ons niet als juist voor dat vele belangrijke gegevens alleen verkregen zijn van de heer Menken. Niet dat ik twijfel aan de integriteit van de heer Menken, maar men kan niet ontkennen dat hij een zeker belang heeft bij de constructie van het gebouw. Daarom moet men toch wel een zekere subjectieve waarde toekennen aan zijn studie naar de haalbaarheid van het ge heel. Ook zijn naar onze mening de exploitatiegegevens te vaag en te optimistisch. De presentatie is misschien niet vreemd aan een bepaalde wijze van verkooptechniek. Als wij dan kijken naar het jaar lijks exploitatietekort van Groningen en Assen - het betreft hier natuurlijk wel andere soorten banen - dat 500.000,-- bedraagt in beide steden, dan moet ons dat toch wel te denken geven. Dat het col lege in zeer korte tijd drie exploitatieopzetten aan ons heeft gepresenteerd, geeft ook te denken. Het laatste tevoorschijn gehaalde netto overschot van 2.000,— is iets waar u misschien zelf niet in ge looft, althans, u brengt dat geloof niet op ons over. Een ruimer en eenzijdig ingesteld onderzoek zal ons waarschijnlijk beter cijfermateriaal kunnen geven; de heer Meijerhof heeft al bepaalde facetten daarvan aangehaald. Ik heb de post personeelslasten er even uitgelicht; deze post komt mij wel als erg onwaarschijnlijk voor. U moet er immers van uitgaan dat de topdrukte steeds buiten de normale werk uren is te verwachten, namelijk op de zondagen. Ik heb er mijn twijfels over dat u een aantal mensen voor die post te werk kunt stellen. De hiervoor geschetste onvolkomenheden zijn onzes inziens een gevolg van het haastwerk. Duide lijk moet zijn dat een te verwachten jaarlijks tekort beter door de raad bekeken moet kunnen worden, zodat wij weten waar wij jaarlijks aan toe zijn. Nu heeft het college wel verklaard dat bedoelde com missie van onderzoek met de rug tegen de muur stond, omdat de heer Menken alleen in 1979 bij ons kan bouwen en niet in de jaren daarna. Het bevreemdt mij echter dat de heer Menken bij zijn aanbie dingen helemaal geen bouwtermijn stelt. De heer Menken zegt in zijn aanbieding zeker niet dat hij alleen in 1979 kan bouwen, maar dat heeft de commissie wel gezegd. Een tweede bezwaar van ons is dat er geen koppeling tot stand kwam tussen de verkoop van de bezittingen van de ijsclubs aan de ge meente. Het college heeft dit hersteld en dat stemt ons tot voldoening. Daarnaast mag het voor u dui delijk zijn dat er een blijvende verbinding moet zijn met de definitieve inrichting van een evenemen tenhal. Wij vertrouwen erop dat de toezegging, door het college gedaan, in de toekomst geen terug draaien ten gevolge heeft. Feiten uit het jongste verleden geven ons het recht dit zo te stellen. Er worden weieens zaken teruggedraaid van beslissingen die hier genomen zijn, waarbij ook het college de zaken terugdraait, althans leden daarvan. (De heer Ten Brug (weth.): Alleen bij dooi weer.) (Gelach) Ik ben niet ingegaan op de technische kant van de zaak; de heer Jansma heeft dat al gedaan. Ik wilde dit dan ook verder zo laten. Resumerend zou ik het volgende willen stellen. Onderbouw van de exploitatieopzet behoeft toch een duidelijke presentatie. Realisatie ijshal en evenementenhal zijn onverbrekelijk verbonden. Er moet duidelijkheid komen omtrent de uitspraak van de heer Menken dat alleen in 1979 door hem in Leeuwar den gebouwd kan worden. De heer Van der Wal: Mijn fractie stelt zich, zij het ietwat schoorvoetend, achter de opzet die het college nu voorstelt om op heel korte termijn te komen tot de verwezenlijking van een ijshal. Wij hebben ons wel verbaasd over de snelheid waarmee dit project door de diverse commissies is "gesleurd". Ik kan mij alleen maar van één geval herinneren dat het ook op een dergelijke manier is gegaan, na melijk met het politiebureau. Daar zat echter de grote baas achter, dus dat hoeft je minder te verbazen. Deze ijshal is bedoeld voor de recreatieve sportbeoefening. Gekscherend is deze ijshal ook wel het scharrelbaantje genoemd, maar dat lijkt mij een al te denigrerende opmerking voor deze toch vrij forse hal. Ik kan mij natuurlijk levendig voorstellen dat de ijsfanaten - ik hoor daar overigens zelf niet toe - liever meer en groter willen. Als men daar dan echter de exploitatieopzet bij betrekt, dan zif dat er gewoon niet in. Bovendien zou dit betekenen dat wij Heerenveen daarmee een te grote con currentie aandoen. Voor een wedstrijdbaan of voor een 400-meterbaan zijn wij gewoon vijftien jaar te laat, wij moeten dat maar erkennen. Dan de financiën. De heer Meijerhof is al uitgebreid op de exploitatieopzet ingegaan. Bij ons le ven eigenlijk dezelfde twijfels en vragen. Ik wacht de reactie van het college graag af. Ik ondersteun 9 wel de conclusie van de heer Meijerhof dat er naar een bezoekersaantal van 185.000 is toegerekend om de exploitatie sluitend te krijgen, ofschoon de voorzitter deze conclusie bij wijze van interrup tie bestreed. Ik dacht dat de heer Eijgelaar de conclusie van de heer Meijerhof ook ondersteunde. (De Voorzitter: De heer Eijgelaar grapt weieens meer.) (Gelach) Ik had het nog wel zo serieus opge vat. Wij laten dit maar voor wat het is. Een bezoekersaantal van 185.000 lijkt mij aan de hoge kant te zijn, een aantal van 100.000 is mijns inziens reëler. De heer Meijerhof heeft uitgerekend dat men dan op een tekort komt van twee ton, waarvan dan via de grondhuur en de onroerend-goedbelasting ruim een ton weer in de algemene middelen terugkomt. Ik rond de bedragen maar wat af, om in de globale getallen te blijven. Mijn fractie is bereid om dat risico van een ton of anderhalve ton netto per jaar tekort op deze ijshal dan maar te nemen. De behoefte aan een dergelijke accommodatie lijkt in Leeuwarden wel aanwezig te zijn. Ik heb mij nog wel over het volgende verbaasd. De financiële commissie heeft tegenover de heer Eijgelaar verklaard dat de heer Menken die baan graag zelf wilde exploiteren, maar dat de voorbe reidingscommissie en b. en w. daar niet voor voelden om zo zelf te kunnen bepalen wat er verder nog in de ijshal zou kunnen gebeuren. In de Sportraad verklaarde de heer De Vries dat de heer Menken per se niet zelf de ijshal wilde exploiteren. Ik vraag mij dan af: Wat wilde de heer Menken dan? Wil de hij de ijshal wel zelf exploiteren? Zag hij dat zitten of zag hij dat niet zitten? Dit ter illustratie van de vraag hoe deze particulier zelf de haalbaarheid van het gehele project bekijkt. De provinciale sportraad, de IJsclub Tjallinga en de koninklijke vereniging De IJsclub zijn ook voor een ijshal. Dat heeft voor ons de weegschaal door laten slaan om toch voor dit voorstel te stemmen. Wij nemen liever het risico om hier een tekort van een of anderhalve ton op te lopen dan in een soortgelijk geval het risico uit de algemene middelen in de grond te stoppen door een parkeer garage onder het Wilhelminaplein. Als wij dat erbij afwegen, dan doen wij dit liever. Mevrouw De Jong: Met het plan van de ijshal op zich kan ik mij wel verenigen. Een schaatsbaan van 220 meter lang en zeven meter breed lijkt mij een redelijke tegemoetkoming in de recreatieve behoefte. Ook het in eigen beheer willen exploiteren juich ik toe. Dit zeker op deze plaats en straks in combinatie met de evenementenhal. De exploitatieopzet gaat uit van een entreeprijs van 3, Dat is een prima uitgangspunt, dat garandeert dat straks elke Leeuwarder betaalbaar zijn rondje kan rijden. Dat de mogelijkheid benut zal worden om de vrijkomende warmte van de ijshal voor de eve nementenhal aan te wenden, heeft mijn sympathie. Ook het buiten het schaatsseizoen zo optimaal mogelijk gebruiken van de ijshal vind ik een goed uitgangspunt. Ik denk dan met name aan het aan wenden van deze ruimte ten behoeve van de jeugd in de lange zomervakanties. Ik kan mij dus volle dig achter het voorstel stellen. De heer De Vries (weth.): Ik zal proberen om de verschillende sprekers in een aansluitend ver haal te beantwoorden. Ik wil graag beginnen met mij aan re sluiten bij een opmerking die de heer Jansma en naar ik dacht ook de heer Meijerhof maakte waarin waardering werd uitgesproken voor de medewerking die wij van de kant van de koninklijke vereniging De IJsclub en Tjallinga en van de Stichting Kunstijsbaan in deze zaak hebben ontvangen. Wij hebben inderdaad in een vrij korte tijd zaken met elkaar moeten doen. Wij zitten wat in een keurslijf gedrongen, wij zijn ons daarvan be wust. Aan de andere kant is het zo dat iets wat goed is, altijd snel komt. Ik hoop dat dit ook van toe passing is op het project dat wij vanavond hier aan de raad aanbieden. Het is een zaak met een lange voorgeschiedenis, die hier vanavond nog eens puntsgewijze is her haald. Het is ook een zaak die leeft te midden van de Leeuwarder bevolking. Wij zitten hier met de situatie dat wij met onze natuurijsbanen afhankelijk zijn van "ijs en weder dienende". Er zijn jonge generaties die maar amper op de schaats hebben gestaan. Het schaatsen dat in ons gewest zo goed ligt hebben zij nauwelijks leren beheersen. Met een recreatiebaan als deze kan in die behoefte worden voorzien. Bovendien hebben wij vanaf het eerste begin van dit project contacten onderhouden met het gemeentebestuur van Heerenveen en indirect ook met het bestuur van Thialf. Zij hebben meteen gezegd dat zij graag akkoord gingen met een accommodatie als deze, maar ook dat wij het hen niet moesten aandoen om het streven naar een 400-meterbaan opnieuw te actualiseren. De gemeente Hee renveen voelt de kunstijsbaan namelijk al als een blok om zijn nek hangen. De heer Bijkersma heeft zopas Groningen en Assen ook al als voorbeeld genoemd. In die plaatsen moet er jaarlijks zo'n vijf ton per gemeente bij. Op zichzelf hebben de gemeenten er wel iets voor over wanneer het gaat om een gezonde tak van sport. Zaken in deze orde van grootte vragen echter wel enige bedenktijd en nadere overweging. Zitten wij met deze zaak nu op een spoor dat niet op reële uitgangspunten is gebouwd? Wij me nen dat dit stellig niet het geval is. Toen wij ongeveer een jaar geleden via een krantenpublikatie

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1978 | | pagina 5