'3i
universiteit. In de Volkskrant zijn onlangs cijfers gepubliceerd over het aantal schoolverlaters dat
doorstroomt naar de universiteit. Daaruit bleek dat deze aantallen in provincies zonder universiteit
- met name Friesland - veel geringer waren dan in de rest van het land. Het lijkt mij duidelijk te
zijn hoe belangrijk het voor de provincie is dat er zo snel mogelijk uitbreiding van de voorzieningen
voor het hoger onderwijs komt. Het lijkt mij dat deze publicatie een nieuw feit vormt en een extra
argument is om nog eens wat druk op het rijk uit te oefenen met betrekking tot de vestiging van de
nieuwe universiteit. Is de wethouder dit met mij eens?
De heer Buising: In het antwoord op vraag 200 worden een paar opmerkingen gemaakt over een
afdeling aan een school voor hoger economisch en administratief onderwijs. Ik zou graag willen dat
de wethouder ons het laatste nieuws hierover vertelde. Verder wilde ik graag van hem weten hoe ver
de verkenningen voor het stichten van een universitaire opleiding voor verpleeg- en gezondheidskun-
de zijn
De heer Ten Brug (wefh.): Allereerst de kwestie van de nieuwe opleidingsschool voor het basis
onderwijs. U heeft gister in de krant kunnen lezen dat het zogenaamde vlekkenplan is gepubliceerd.
Voor Friesland houdt dit plan in dat er twee opleidingsscholen voor de openbare richting en twee
voor de p.c-richting zouden komen. Dat worden dan geacht scholen te zijn met ongeveer 250 leer
lingen. Het zijn dus niet van die hele grote instituten. In Friesland hebben wij zeven opleidingsinsti
tuten - drie openbare en vier protestants-christelijke - en volgens het vlekkenplan zou dit aantal
teruglopen naar vier instituten. Ik ben er nu niet ongerust over dat bij de twee openbare instituten
ook Leeuwarden zal zijn. Ik kan mij niet anders voorstellen.
Dan heeft mevrouw De Haan gevraagd wat dan de positie van de K.L.O.S. wordt. Het is maar
een kleine school. De scholen verdwijnen allemaal. Daarvoor in de plaats komen nieuwe onderwijs
instituten. De Rijks Pedagogische Academie, die een veel sterkere positie heeft, verdwijnt en de
K.L.O.S. verdwijnt ook. Verder zegt mevrouw De Haan dat de K.L.O.S. verbindingen met Heeren
veen heeft. Ik kan mij dat wel voorstellen. Waarom hebben wij het initiatief genomen om eens met
de inspectie en niet alleen met onze school maar ook met de R.P.A. te gaan spreken? Dat is gebeurd,
omdat wij ons afvroegen hoe men de overgang naar dergelijke instituten ziet. Moet er ook voorwerk
worden verricht? Zo'n nieuwe school kan immers niet zomaar uit de lucht komen vallen. Moet er
ook programmatisch niet op de bestaande scholen voortgeborduurd worden? Dat is met betrekking
tot het lager onderwijs ook gebeurd. Dergelijke vragen hebben wij aan de orde gesteld. Het oplei
dingsinstituut in Heerenveen wil ook bij die voorbereiding worden betrokken, want voor dat instituut
is de kans dan groter dat een van de twee instituten in Heerenveen wordt gevestigd. Drachten vraagt
dat niet, want Drachten heeft een eigen ongesubsidieerde kleuteropleidingsschool. Heerenveen zat
wat moeilijk met de programmering en heeft naar ik denk om die reden contact gezocht met de
K.L.O.S. Dat er geen samenwerking is tussen de K.L.O.S. en de R.P.A. is niet juist. (Mevrouw
De Haan—Laagland: Ik vroeg of het mogelijk was.) De ene school is een rijksschool en de andere een
gemeenteschool. Dat geeft problemen. De school in Heerenveen is ook een rijksschool. Dit is eigen
lijk het probleem van het openbaar onderwijs in het hele land. Er zijn namelijk maar heel weinig
gemeentelijke P.A.'s. Er zijn twee rijksopleidingen voor kleuterleidsters. U ziet dus wel hoe de
verhoudingen liggen.
De vraag die men het meest vanuit de scholen stelt is: Door wie wordt straks het bestuur van de
nieuwe school gevormd? Wordt het de gemeente of wordt het het rijk? Het rijk heeft een heel zware
stem in het kapittel, want de meeste scholen zijn rijksscholen. Bij het rijk loopt men eigenlijk een
beetje om deze vraag heen. Men komt ook niet met uitspraken. De Vereniging van Nederlandse Ge
meenten heeft op eigen initiatief gezorgd dat men hierbij betrokken raakte. Bij het bijzonder onder
wijs ligt de problematiek heel anders. Daar kunnen twee rechtspersonen - een stichting of een ver
eniging - fuseren, maar dat kan hier niet. In de betreffende landelijke commissie is men hier ook
mee bezig, maar men komt er ook nog niet uit. De heer Knottnerus is voorzitter van deze commissie,
maar ook hij zal waarschijnlijk geen antwoord op deze vraag kunnen geven.
De heer Knottnerus: Binnenkort zal er in het land wel een discussie komen over het vlekkenplan
dat zojuist is gepubliceerd. In dat kader zal een wat meer openbare discussie over de bestuursvorm
van de openbare instituten op gang moeten komen. Zoals de wethouder al zei, van de kant van het
rijk is er tot nu toe weinig bereidheid vertoond om over de problematiek te praten. Men schuift het
voortdurend voor zich uit.
De heer Ten Brug (weth.): Principieel zeg ik dat de nieuwe instituten gemeentescholen moeten
zijn. Dat is ook het standpunt van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Of het haalbaar is,
weet ik niet. Het waarom van rijksscholen in deze tijd zie ik niet. Ik meen dat het bestuur van de
scholen zo dicht mogelijk bij de burgers hoort te zijn. Er zitten natuurlijk wel wat problemen aan.
Hoe komt het bij voorbeeld met het personeel? Ook het personeel raakt hierbij betrokken. Een pro
bleem, waar ook de gemeenten bij zijn betrokken, doet zich voor bij de havo's: de havo-top aan de
P.A.'s zal vervallen. Wie vangt die op? In welke school is er ruimte? Hoe moet dat gebeuren? Dat
zijn problemen waar wij mee worstelen en die wij aan de orde hebben gesteld. Veel verder zijn wij
nog niet. Van de zijde van de Rijks Pedagogische Academie wilde men, alvorens verder te praten,
eerst contact opnemen met het Ministerie van Onderwijs. Daar hebt u het probleem weer. Dat con
tact heeft nog niet tot resultaat gehad dat er een verder gesprek kan worden gehouden. Ik moet wel
zeggen dat bleek dat dit het eerste gesprek was dat in Friesland over deze situatie werd gehouden.
Vervolgens vraag 200. Ik heb de cijfers over het aantal schoolverlaters dat doorstroomt naar de
universiteit ook in de pers gelezen. Het is nu een keer bewezen dat dit aantal in provincies zonder
universiteit veel kleiner is. Wij hebben echter altijd dit standpunt gehad. Het is ook niet het eer
ste onderzoek dat een bewijs vormt voor dat standpunt. De toeloop van studenten neemt nog toe, maar
toch blijkt nog dat de regio's waar geen universiteit is gevestigd, achterblijven. Dat is een van de
redenen waarom wij menen dat in Leeuwarden een verdere uitbouw van de universiteit moet komen. Dat
is echter niet gemakkelijk. Het is duidelijk dat wij dat niet zelf in de hand hebben. Wij worstelen
al een jaar of vijftien met deze kwestie. Er zijn diverse rapporten verschenen, van de zijde van de
provincie en van de zijde van de Commissie voor het Wetenschappelijk Onderwijs. Telkenmale brak
ons dit bij de handen af, totdat wij een mogelijkheid zagen. Met veel moeite hebben wij tot een
eindresultaat kunnen komen. Via nachtelijke gesprekken, tussen 12 en 2 uur, met staatssecretaris
Klein in Paterswolde is het uiteindelijk gelukt een experiment in het kader van h.b.o.-v.w.o. toe
gewezen te krijgen. Als wij het niet in die richting hadden gezocht, dan ben ik ervan overtuigd
dat wij hier nog niets van het w.o. hadden gehad. Ik meen ook dat het de enige mogelijkheid is
om het in deze richting en op deze basis uit te bouwen. Een verzelfstandiging van een universiteit
in Leeuwarden zie ik niet. Wij hebben ons toen op het standpunt van één universiteit op twee poten
in het Noorden gesteld. Wij houden daar ook aan vast, daar is ook niets op tegen. Dat de vestiging
in Leeuwarden een zelfstandige w.o.-poot zou moeten worden, zie ik niet. Ik weet trouwens ook
niet of dat wel nodig is. Tot onze vreugde hebben wij kunnen constateren dat minister Pais in zijn
nota "Hoger onderwijs voor velen" volgens daarin door hem gedane uitlatingen dit experiment waar
deert. Daar moet je proberen verder op door te bouwen.
Er is een commissie gevormd ten behoeve van de verkenningen voor de uitbreiding van de Friese
O-vestiging o.a. met een universitaire opleiding voor verpleeg- en gezondheidskundeDeze
commissie is gevormd uit de Commissie Wetenschappelijk Onderwijs, waarin de gemeente, de pro
vincie en de Fryske Akademy participeren. Deze verkenning heeft nog niet direct tot een concreet
voorstel geleid. Wel zijn er besprekingen gevoerd over de economische "poot" die erin zou moeten
passen. Er zijn onder meer besprekingen gevoerd met professor Tinbergen, een autoriteit op dit ge
bied. Er is ook contact met het ministerie geweest over de opleiding voor verpleeg- en gezondheids
kunde, met name met mevrouw Veder-Smit, die uiteraard niet helemaal onbekend is met de situatie.
Op heel korte termijn zie ik dit alles echter nog niet tot concrete resultaten leiden.
In aansluiting op de vraag van de heer Buising over het heao kan ik nog het volgende zeggen.
Aanvankelijk hebben wij pogingen gedaan om in Leeuwarden te komen tot de stichting van een heao.
In Leeuwarden waren, naar ik meen, zelfs drie initiatieven: de protestants-christelijke meao, de
gemeente Leeuwarden en de h.t.s. Wij hebben deze initiatieven gebundeld totdat het uiteindelijk
een aanvraag van de h.t.s. werd, dus een heao in een scholengemeenschap met de h.t.s. Dat lukte
niet. In Groningen was een heao. De toeloop in Groningen was niet al te groot. Het werd nog moei
lijker toen - overigens tegen de zin van het gemeentebestuur omdat men een dergelijke school niet
gemakkelijk kwijt kon - de christelijke heao in Zwolle terechtkwam, terwijl deze school eigenlijk
naar Amsterdam zou gaan. Als je Overijssel ook nog bij het Noorden rekent, dan waren er al twee
heao's. Daardoor werd het voor de heao in Leeuwarden wel uitermate moeilijk. Daarover zijn met
staatssecretaris Klein besprekingen gevoerd. Hij heeft ons toen op het spoor gezet van een afdeling
bedrijfskunde aan de h.t.s. Daar is wat voorwerk voor verricht en een aantal jaren geleden is deze
afdeling gestart, onlangs is hierover een evaluatie-rapport verschenen. Wij dachten dat dit ook een
verbinding zou kunnen geven met het andere h.b.o., zoals de hogere landbouwschool hier in Fries
land. Ik weet dat daartoe ook stappen zijn ondernomen. Het is toen echter niet gelukt. Deze afde
ling was ook bedoeld om te proberen opnieuw een relatie te krijgen als h.b.o.-w.o. (economie)
Hetzelfde is voor de A.A.F. en de sociale faculteit gebeurd. De richting economie hoeven wij op