lagere scholen. Ik meen dat rnen nu een aantal van 20.000 kinderen hanteert. Dat zal echter wel telkens weer het gebied van 180.000 inwoners zijn, want het leerlingenaantal loopt terug. Daar komt nog bij dat het diensten zouden moeten zijn waar elke individuele school contracten mee aan gaat voor het begeleidingswerkIn eerste instantie moet dat een contract zijn voor de dienst die al in de regio werkt. Als daar echter bezwaren tegen zijn - dat moet dan blijken, het wordt een beetje moeilijk gemaakt -, dan kun je je ook aansluiten bij een "aanpalende" dienst, zoals dat dan heet. Dit komt erop neer dat een schoolbestuur of een gemeente in Friesland zich zou kunnen aansluiten bij een dienst in Groningen. Hoe dat dan allemaal moet, als je eerst een dienst hebt opgezet en je hebt al die contracten maar de helft van de bij deze dienst aangeslotenen loopt weg, dat heb ik tot nu toe in de concept-bekostigingsregeling van de minister niet kunnen vinden. Er is echter weer een nieuwe regeling onderweg. Ik vind dat de minister hier ontzaglijk centralistisch te werk gaat. Ik vind dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zich hier terecht tegen gaat verzetten. Boven dien moet men daar nog bij bedenken dat de minister het helemaal regeert, tot aan de hoogte van de salarissen toe. Het rijk zou voorlopig twintig procent van de kosten betalen, maar dan tot een bepaald bedrag. Leeuwarden zou, gezien de uitgaven die deze gemeente doet, lang geen twintig procent van de kosten krijgen. Ik heb altijd gemeend dat wie betaalt, ook baas is. Je moet dat niet overtrekken, maar om het helemaal op de kop te zetten lijkt mij toch wel heel vreemd. Nu het Friese probleem. In Friesland hebben wij gezegd dat er regionale diensten moeten komen. Zonder dat wij weet hadden van de visie van de minister omtrent diensten van bepaalde grootte, heb ben wij indertijd gezegd dat het kan zijn dat wij, wanneer wij aansluiting zoeken bij de regionale indeling in Friesland wat de gezondheidsdiensten en het maatschappelijk werk betreft, vier of vijf diensten in Friesland moeten hebben. Deze diensten zijn te klein om al de disciplines fulltime te bemannen en dus moest daar een soort koepel overheen. In eerste instantie dachten wij toen aan des kundigen op het terrein van de tweetaligheid, dat hier in Friesland een apart probleem is. Dit zou in die koepel moeten worden geconcentreerd. De minister heeft bezwaren tegen deze opzet, zoals hij heeft gezegd. Er is nog een brief van de toenmalige minister Van Kemenade, waarin hij zegt dat wij twee dingen konden doen: of er één dienst van maken of er drie diensten van maken. Dat laatste zou net kunnen bij het hanteren van gebieden met 180.000 inwoners. De minister zei echter bezwaren tegen onze opzet te hebben. Wij begrijpen dat niet helemaal, want waar gaat het om? Het gaat er om dat de minister eisen stelt aan de bemanning, aan het aantal disciplines dat in deze dienst moet worden ondergebracht. De dienst moet dus groot genoeg zijn om dat te verwezenlijken. Wij meen den dat wij daar in Friesland een oplossing voor hadden. De minister erkent dus niet een zelf standige dienst onder de koepel van het G.C.O. Dat is de dienst van Leeuwarden op dit moment al, alleen, wij weten dat de dienst van Leeuwarden in de visie van de gemeenschappelijke regeling zou uitgroeien van een dienst voor de gemeente Leeuwarden naar een dienst voor de Regio Leeuwarden. De minister heeft aan het G.C.O. meegedeeld - onze cijfers speelden wel door in de begroting van het G.C.O. - dat men dat niet mag doorberekenen, want hij wil niet hebben dat het G.C.O. als een soort doorgeefluik zou fungeren. De regionalisatie en de financiën zijn punten die een beet je moeilijk liggen tussen het G.C.O. en Leeuwarden. Een en ander is voor de afdeling Friesland van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten aanleiding geweest om zich nader te beraden. Ongeveer drie weken geleden is er een bespreking geweest met staatssecretaris Hermes over deze Friese situa tie en over de vraag waarom de opzet zoals wij die in Friesland hadden gekozen voor hem niet aan vaardbaar was. De burgemeester en de heer Knottnerus waren daar bij en onze indruk is dat er bij de staatssecretaris enige opening viel te constateren. Men gaf toe dat de wijze waarop wij het waar om en het hoe van onze Friese opzet benadrukt hadden toch wel aanleiding voor nader overleg zou kunnen vormen. Afgesproken is dat hierover eerst ambtelijk overleg zal worden gevoerd tussen men sen van het ministerie en mensen vanuit Friesland en dat daarna weer een gesprek met de staatssecre taris en vertegenwoordigers van de afdeling Friesland van de V.N.G. zou plaatsvinden. Ondertus sen is, mede naar aanleiding van bovengenoemd gesprek, ook een gesprek gehouden tussen het be stuur van de afdeling Friesland van de V.N:G. en het bestuur van het G.C.O., om te komen tot een duidelijk gezamenlijk standpunt tegenover de minister. Als wij het immers in Friesland niet eens zijn, dan wordt het wel erg moeilijk praten in Den Haag. Dat gesprek heeft reeds plaatsgevonden en een tweede gesprek is hierop gevolgd. Op dat moment konden nog geen directe conclusies wor den getrokken, omdat een tussentijdse vergadering van het algemeen bestuur van het G.C.O. is uit gesteld in verband met de "sneeuwomstandighedenBinnenkort zal die vergadering worden gehouden, naar ik meen op 8 februari 1979. Daarna volgt weer een gesprek. Dat is meteen het antwoord op de vraag van de heer Buising waar het geld blijft. Wij hebben dat tot nu toe nog niet. Ik ben niet zo optimistisch, maar een en ander is iets minder somber dan het voordien heeft geleken. Het gesprek met het G.C.O. zal weer beginnen. Het eerste gesprek loopt L8 /Jé al jaren, namelijk vanaf 16 december 1976. Ik moet zeggen dat in 1978 nooit een bespreking is ge houden. Op 27 oktober 1977 was de laatste bespreking en daarop zou in begin 1978 een volgend ge sprek plaatsvinden. Op verzoek van het G.C.O. is deze bespreking uitgesteld, omdat men er in ver band met drukke werkzaamheden niet aan toe kwam. Later is geen nieuwe datum genoemd wegens ziekteomstandigheden. Kort geleden is van de kant van het G.C.O. een nieuwe stap ondernomen. Ik moet wel zeggen dat wij toen niet direct juichend hebben gereageerd. Wij hebben schriftelijk ge reageerd met de vraag waarom het zo lange tijd niet is doorgegaan en wat de reden was waarom het gesprek nu ineens wel gehouden moest worden. De besprekingen zijn niet zo gemakkelijk. Dat komt mede hierdoor, omdat het het G.C.O. niet duidelijk is - met als achtergrond de problemen rond de bekostigingsregeling - of men wel naar regionalisatie toe wil. Als dat niet duidelijk is, dan is het erg moeilijk om met Leeuwarden te spreken hoe het in de toekomst zal moeten. Het noemen van de dienst van Leeuwarden als een afzonderlijke dienst in de gemeenschappelijke regeling houdt verband met de regionalisatie. Het uiteindelijke voorstel was om dit dan voorlopig maar te laten rusten. Men had daar namelijk heel andere gedachten over. Leeuwarden heeft dat geweigerd. Men had namelijk het voorstel dat wij onze dienst maar zouden opheffen, dat het G.C.O. heel Friesland zou nemen en dat men daarna weer zou bekijken of er al of niet een regionale dienst in Leeuwarden moest ko men. Dat leek ons geen goed uitgangspunt, ook omdat het in strijd was met de regeling. De over gangssituatie betekent het bestaan van een dienst in Leeuwarden en het eind van de overgangssitua tie betekent dat de dienst van Leeuwarden wegvalt in een regionale dienst. Ik hoop dat wij nu iets zakelijker kunnen spreken dan tot nu toe het geval is geweest, maar dan zal eerst de kwestie rond de V.N.G., het G.C.O. en de staatssecretaris enige duidelijkheid moeten brengen. Zo liggen op dit moment de kaarten. De Voorzitter: Ik constateer dat enkele informatieve vragen kunnen leiden tot een uitstekend college met een ingebouwde vragenbeantwoording(De heer Ten Brug (weth.): Ik wilde dit graag kwijt.) Ik weet dat u deskundige bent op dit gebied. Punten 210 t.e.m. 212. De heer Knol: Vraag 211 Hierbij wordt gevraagd naar de stand van het Funs Universitaire Fês- tiging Fryslan. In het antwoord wordt een opgave gegeven van een aantal bedragen. Is daar inmid dels een wijziging bij opgetreden? De heer Ten Brug (weth.): Gisteren is er een vergadering van de commissie geweest. Ik kon daar niet bij zijn. Ondertussen hebben gedeputeerde staten bericht gekregen dat het miljoen van de pro vincie beschikbaar mag worden gesteld. Dat zat nog wat vast op de vraag of de provincie deze uit gave ten behoeve van het onderwijs wel mocht doen. Dat miljoen is er dus al of het is nog onderweg. (De heer Knol: Wordt er ook rekening gehouden met renteverrekening vanaf het moment van toezeg ging tot het moment van het storten van het geld?) Nee, niet dat ik weet. De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering voor de pauze. De Voorzitter heropent, om 21.20 uur, de vergadering. D. Huisvesting. Punten 213 t.e.m. 219. De heer Visser: Ik dacht dat het antwoord op vraag 213 inmiddels volledig beheerst werd door de circulaire van de minister van Binnenlandse Zaken van 22 december. In die circulaire zijn de hoofdlijnen van het beleid weergegeven. Het komt erop neer dat de minister minder gymnastieklo kalen wil bouwen dan in de meerjarenraming van het rijk was verondersteld. De minister wil het be staande gebouwenbestand beter benutten. Dat betekent in concreto meer vernieuwbouw c.q. reno vatie van gebouwen, waar mogelijk. Dan is er nog een derde punt. Bij nieuwbouw zal meer reke ning moeten worden gehouden met de termijn waarvoor het gebouw voor het geven van onderwijs moet dienen. Ik denk dat de gemeente Leeuwarden, omdat die met tamelijk veel oude gebouwen zit, nogal getroffen zal worden door de werking van deze circulaire. Wij hebben kort geleden be sloten om de St. Anthonyschool te zijner tijd te verplaatsen. Die school valt straks echter ook onder de werkingssfeer van deze circulaire, omdat het krediet nog niet is verleend, in elk geval niet voor

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 102