IA 15} 1 januari 1979. Ik stel mij dan ook voor dat een en ander in de toekomst nog heel wat moeilijkheden zal oproepen. Deze zaak komt maandagavond wel aan de orde bij de kredietaanvraag voor verschil lende gebouwen en ik wil er dan nu ook niet verder op ingaan. Mevrouw De Haan—Laagland: Ik wilde een vraag stellen naar aanleiding van punt 216 over de St. AnthonyschoolHet antwoord dat gegeven wordt, komt mij een beetje vrijblijvend voor. Het is bekend dat deze school in grote nood verkeert en dat er in dit gebouw eigenlijk nauwelijks meer verantwoord les valt te geven. Is het college met mij van mening dat hier op korte termijn iets aan moet gebeuren? Hoe denkt het college de verwerving van de grond zo spoedig mogelijk te regelen? Denkt men bij voorbeeld aan bouwplanonteigening? Dit wordt ook wel in andere steden toegepast. Dan heb ik nog een losse vraag. Deze vraag is laatst ook aan wethouder De Pree gesteld. Er gaan geruchten dat het Lienward College optie heeft op de grond van de voormalige fietsenfabriek Phoenix. Wethouder De Pree had wel van de geruchten gehoord, maar wist niet precies hoe het zat. Mijn vraag is dan ook: Weet wethouder Ten Brug daar iets van? Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Punt 213. Ik dacht dat de problematiek die in dit punt vermeld wordt aan het rollen is gebracht - in ieder geval gedeeltelijk - door een brief van de Leeuwerikschool Ik wil er toch wel op aandringen dat wij, alhoewel ik wel vind dat je het in zijn geheel moet bekij ken, aan de ideeën die de scholen zelf indienen met eenvoudige middelen tegemoet moeten komen. De scholen hebben soms veel last van geluidshinder, niet van buiten maar gewoon omdat de manier van lesgeven veranderd is en er veel meer geloop en geschuif met stoelen is. Kinderen zitten name lijk niet meer altijd op hun plaats, gelukkig. Men vraagt dan om vloerbedekking en de Dienst Stads ontwikkeling heeft het over plafonds. Ik vind het jammer dat wij die kleine oplossingen afhankelijk stellen van allerlei onderzoeken, waardoor alles weer op de lange baan wordt geschoven. Het lawaai dat in de scholen zelf wordt veroorzaakt lijkt mij wel erg lastig voor het lesgeven. De heer Ten Brug (weth.): Wij hadden onze opmerkingen in het beleidsplan over de huisvesting en de beantwoording van de vragen op een andere manier gedaan, als wij hadden geweten van de brief van 22 december 1978; daar heeft de heer Visser gelijk in. Wij zullen op dat punt bestek moe ten opmaken. Ook moeten wij bekijken hoe wij aansluiting kunnen krijgen bij Bestek '81 Dat zal erg moeilijk zijn. Ik kan er op dit moment eigenlijk niets van zeggen. Ik vind het wel een vreemde circulaire, in die zin dat nu al gezegd wordt dat een en ander 1 januari 1979 ingaat maar dat in de wet alles nog moet worden geregeld. Hoe dat dan zit met de normale goedkeuring van gedeputeerde staten en hoe die goedkeuring verbonden kan worden aan een urgentie-situatie, is voor mij ook nog een vraag, maar het zal allemaal nog wel geregeld moeten worden. Mevrouw Brandenburg heeft ge lijk met haar opmerkingen, met name nu de situatie heel anders is dan wij dachten. In overleg met de inspectie is indertijd het gesprek begonnen - in die tijd kwam ook de brief van de Leeuwerikschool binnen - over de vraag hoe wij ons oude scholenbestand zouden kunnen moderniseren. Er zijn dan twee mogelijkheden: renoveren of afbreken. Die situatie is uitermate moeilijk. Wij zullen nu heel eenvoudige middelen moeten toepassen, die waarschijnlijk niet afdoende zullen zijn. Daar ging het bij dit onderzoek in feite om. De Leeuwerikschool is inderdaad niet gered met een betere vloerbe dekking. In feite zou er veel meer moeten gebeuren, zoals overigens ook voor veel andere oude scholen geldt. Het was volgens mij een goede gedachte om dit in een groot plan te bekijken, om dat later eventueel fase-gewijs uit te voeren. Dat zal nu echter wel niet lukken, want dan zou het wachten wel erg lang duren. De last die men ondervindt wordt beperkt, meer kun je niet doen. In een situatie van geluidshinder zou dat kunnen betekenen dat je de houten vloer of de Iinoleumvloer vervangt door een stoffen vloerbedekking. Dat scheelt een stuk. Daarover zullen wij ons nader be raden Hieronder valt ook het hele verhaal rond de St. Anthonyschool. Dat moeten wij ons wel reali seren. Nu zit deze school er qua huisvesting wel erg moeilijk voor. In dat opzicht heb je misschien wel kans om er een urgentieverklaring voor te krijgen. Wel moet daarbij geleverd worden een prog nose van het toekomstig leerlingenbestand. Of wij dat genoeg hard kunnen maken tegenover de minis ter, weet ik niet. Er zijn nog geen getallen bekend over de minimumgrens die de minister aan scholen in een stad zal stellen. In een stad zal deze grens natuurlijk anders liggen dan op het platteland. Ik vind wel dat daar als argument bij genoemd moet worden het feit dat de St. Anthonyschool de enige school is in de binnenstad en dat je voor het openbaar onderwijs als het enigszins kan een ves tiging in de binnenstad moet houden. Toen wij het antwoord op vraag 213 schreven, was het enige probleem het stedebouwkundig probleem. Wij treffen het dat de heer Rijpma vanavond de burgemees ter vervangt, want ik voel mij te veel op glad ijs om in zijn bijzijn hier wat van te zeggen. X5 '38 Wat betreft de situatie rond het Lienward College is de heer Rijpma concreter op de hoogte dan ik. Mag ik u vragen het woord te nemen, mijnheer de voorzitter? De Voorzitter: Een paar opmerkingen over de verwervingssituatie van de St. Anthonyschool. Er is nadrukkelijk opdracht gegeven aan de directeur van het Grondbedrijf en zijn medewerkers om al les te doen wat mogelijk is om tot aankoop van de percelen te komen die voor het realiseren van het ge bouw nodig zijn. Ik heb het genoegen gehad om een paar gesprekken mee te maken. Er zitten vrij veel voetangels en klemmen, omdat, zoals u weet, ook een bedrijf in dat complex is gehuisvest. Dat bete kent ook dat de betrokkene moet nadenken wat hij op zijn leeftijd nog met zijn bedrijf wil gaan doen of niet wil gaan doen. De gesprekken zijn tot dusver in een constructieve sfeer verlopen. Of dat be tekent dat alle eigendommen zomaar kunnen worden verworven, is onzeker. Ik moet wel zeggen dat het bestemmingsplan, dat nodig is om dwangmaatregelen - onteigeningsmaatregelen - te zijner tijd te treffen, dicht bij zijn eindprocedure is. In de loop van het jaar kan het aan de raad worden aan geboden. Alleen, onteigenen op basis van een bestemmingsplan waartegen procedures lopen, is een moeilijke, zo niet onmogelijke zaak. Ik hoop voor alle binnenstadsbewoners dat het bestemmingsplan de instemming heeft van allen die er bij betrokken zijn, want dan hebben wij een stok achter de hand die wij wel keurig moeten hanteren maar waarmee toch een versnelling in de verwervingssituatie kan worden verkregen als minnelijke oplossing geen resultaat zou hebben. (Mevrouw De Haan—Laag land: Is verwerving op grond van een bouwplan voor gebieden waar nog geen bestemmingsplan is mo gelijk?) In het algemeen is dat al een moeilijke zaak, wanneer er een bestemmingsplanprocedure is. Twee procedures tegelijkertijd mag niet. Het gaat hier niet om een volkshuisvestingsbelang en dat betekent dat het dubbel moeilijk, zo niet onmogelijk zal worden. Het Lienward College heeft geprobeerd om op een andere plek dan waar de gebouwen nu zijn nieuwbouw te plegen. Op vrij lange termijn is dat een onmogelijke zaak. Wij hebben inmiddels er mee ingestemd dat de ontruimde gebouwen van de Stedelijke Scholengemeenschap overgedragen worden aan het Lienward College. Dat geeft soelaas voor de eerste nood. Het Lienward College staat er niet afwijzend tegenover dat de gronden die vrijgekomen zijn door afbraak te zijner tijd bij de school worden getrokken. Dat is echter te zijner tijd en dat betekent dat er op dit mo ment geen claim gelegd behoeft te worden op welk gebouw dan ook. Het zou echter weieens kun nen zijn dat het bestuur van het Lienward College in het overleg aandringt op een planvorming die het mogelijk maakt om in de toekomst de modernisering van het Lienward College mogelijk te maken op de gronden die rondom het voormalige gebouw van de Stedelijke Scholengemeenschap vrijkomen. Het is dus een politiek op langere termijn en uiteraard moet de raad daar te zijner tijd, als het aan de orde zou komen, over beslissen. (Mevrouw Van der Werf: Wat betekent dit dan voor de verbouw van Krats?) Helemaal niets. (Mevrouw Van der Werf: Krats kan dus gewoon doorgaan?) Ik heb ge zegd: op langere termijn. (Mevrouw Van der Werf: Ik neem aan dat er niet voor tonnen wordt ver bouwd in de fabriek, terwijl op langere termijn een andere huisvesting de bedoeling is.) Dat is een overweging die op dat moment gemaakt moet worden, maar ik zou willen zeggen dat de gemeente raad dat zelf in de hand heeft. Ik geloof niet dat er ook maar enige angst hoeft te zijn dat binnen tien jaar en mogelijk binnen vijftien jaar een beroep zal worden gedaan op dit gebouw. (De heer Knol: Is dit bekend bij het Woningbedrijf?) Het zal te zijner tijd wel bij het Woningbedrijf bekend worden, als b. en w. eventueel naar aanleiding van gesprekken of verzoeken aan de raad voorstel len zouden moeten doen, want het is in deze gemeente gewoonte dat een en ander eerst in de com missies wordt behandeld. E. Beheersvormen etc. Mevrouw Van der Werf: Naar aanleiding van vraag 224 wil ik het volgende vragen. Alvorens de vraag te stellen hoe de democratisering in het onderwijs gestalte wordt gegeven, zouden wij eerst moeten vragen wat het college precies onder democratisering verstaat. Deze vraag zou ik nu alsnog willen stellen. Wij vinden het namelijk belangrijk dat het college eerst aangeeft wat zijn eigen vi sie op deze zaak is en welke doeleinden het nastreeft. Daarna zou gekeken moeten worden naar de landelijke ontwikkeling en of die past bij wat wij willen. Moeten wij zelf nog zaken gaan regelen die al landelijk worden geregeld? Ik vraag dit mede, omdat het volgens mij bij de landelijke ontwik keling met name gaat om de positie van de leraren. Ik zou ook willen weten welke democratisering voor leerlingen en niet-onderwijzend personeel wordt nagestreefd. Op welke wijze zal het college hieraan gaan werken? Verder nog een vraag over punt 225. Als ik het antwoord bij deze vraag goed lees, dan zijn de reacties op de nota betreffende beheersvormen en ouderparticipatie in het openbaar onderwijs nog

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 103