203 dragen die daarin worden genoemd optel, dan kom ik in 1983 uit op een verschil van 2,7 miljoen. Dit laatste bedrag valt bij gebruik van het nieuwe systeem gunstiger uit dan bij het oude systeem. Dan rijst bij mij de vraag of je, als je op de gewone voet door was gegaan, een tekort had gehad van 2,5 miljoen. Het betekent gewoon dat het effect van Bestek '81 - nu 800.000,en in 1983 dus vier miljoen - grotendeels door een systeemwijziging wordt opgevangen.) Daar ben ik het mee eens. Of het nu uitkomt op 2,7 miljoen of een ander bedrag, kan ik zo vlug niet narekenen. Het is natuurlijk wel duidelijk dat wij ons beraden hebben over de vraag hoe wij een geringere uitke ring uit het Gemeentefonds zouden kunnen opvangen. Een heel belangrijke kwestie daarbij was de rentesituatie. Vroeger raamden wij die over een heel jaar, zo was de manier van werken. Als men in oktober begon, dan was er zelfs al een heel jaar rente opgenomen in de begroting. Indertijd heb ben wij daarover met de griffie gesproken en gezegd dat dat in feite niet redelijk was, omdat op dat bepaalde begrotingsjaar maar een half jaar rente zou drukken. Dit zul je niet hoeven betalen, maar wij zijn nu zo ver dat wij aangeven dat de rente een vol jaar niet wordt meegenomen. Daardoor is er al een voordeel van bijna vier ton. Dat bedrag kwam vroeger bij de rekening. Een deel van de verklaring van de rekeningsoverschotten kan ook hierin worden gevonden. De lasten van veel uit te voeren werken, waarmee in de begroting van een bepaald jaar wel rekening werd gehouden, bleken in de realiteit pas een jaar later op de gemeentebegroting te gaan drukken. Over punt 3 van het lijstje dat u hebt genoemd, het naar begrotingsjaar ramen van verdeling van de uitkering uit het Gemeentefonds en het verondersteld aanbod in de bestaande jaarlijkse extra injectie van 45 mil joen voor het opvangen van herverdelingsmaatregelen, hebben wij ons nader beraden met betrek king tot de vraag wat voor uitwerking dit voor Leeuwarden zou hebben. Daarin vinden wij dan in totaal in 1983 een voordeel van een miljoen. Niet dat wij het anders kwijt waren geweest. (De heer Knol: Daar stond een sterretje achter, meen ik.) Nee, dat staat bij het volgende punt op het lijst je. De punten die ik net heb genoemd, zijn de zwaarstwegende. (De heer Knol: Een andere systeem wijziging, die nog niet over de hele linie is doorgevoerd, is het systeem van de berekening van de kapitaallastenDit is bij de evenementenhal overgegaan in een annui'teitensysteem, ten einde het zo mooi mogelijk te verpakken voor de raad. Bent u ook van plan dit annui'teitensysteem voor de hele gemeentelijke dienst uit te voeren? Dat levert immers de eerste jaren ook nogal wat op.) Als wij ons te rijk rekenen, maar de uitslag is dat wij arm zijn, dan hebben wij daar niets aan. Als dit ook een onderdeel zou zijn van de verklaring van de rekeningsoverschotten, dan wil ik dat punt op zich ook weieens bekijken. (De heer Knol: Dat heeft er niets mee te maken, want dan moet je natuurlijk de leningsvorm erbij aanpassen.) Inderdaad. Dit lijkt mij echter een punt dat in de Com missie voor de Financiën behandeld kan worden. Wij zouden het vooraf even moeten bestuderen. (De heer Knol: Ik denk dat dergelijke financiële vraagjes helemaal niet naar de commissie hoeven te worden verwezen.) C. Diversen. De heer Pruiksma: Vraag en antwoord 469 uit deze wat dik uitgevallen catechismus die overigens de kleur van het C.D.A. aan de buitenkant heeft. De kwestie van afschrijven op grond. Volgens constante jurisprudentie en ook volgens de doctrine is afschrijven het creëren van een spaarpotje met het oogmerk om het kapitaal dat je in een "onderneming" - de gemeente is natuurlijk in die zin geen onderneming - hebt gestoken in stand te houden. Dat potje is nodig op het moment dat de slijtage hetzij economisch hetzij technisch zo volkomen is dat tot vervanging kan worden over gegaan. Bij grond als economisch schaars goed ontbreekt dat aspect van de slijtage, want grond slijt nu eenmaal niet, zelfs niet in economisch opzicht. Naar aanleiding van de behandeling van deze vragen in de Commissie voor de Financiën heeft de verantwoordelijke wethouder gezegd dat je de vraag om al of niet afschrijven op grond allereerst in economische zin moet overwegen en pas dan in financieel-technische zin. Mijn vraag naar aanleiding van het antwoord op punt 469 is: Heeft het college reeds min of meer een voorlopig standpunt ingenomen over deze kwestie? Een tweede vraag is: Hoe ver is de ambtelijke werkgroep met dit probleem? en: Wat zijn naar de opvattingen van de wethouder en impliciet dus naar de opvattingen van het college de argumenten pro afschrij ven op grond? Hoe denkt men dan over de stelling dat afschrijving op grond wellicht kan leiden tot versluiering van de gemeentelijke vermogensrekening? De heer Ten Brug (weth.): Met veel van wat de heer Pruiksma heeft gezegd kan ik het eens zijn. (De Voorzitter: Ook met zijn opmerking dat de gemeente geen onderneming is?) Ja. Bij afschrijving op grond zal men wel moeten bedenken dat bij voorbeeld riolering en dergelijke ook aan de grond wordt toegerekend. Daarvoor gaat het verhaal niet op. Hier zitten dus wel een aantal problemen aan vast. Als wij op het standpunt hadden gestaan dat wij coute que coute vast moeten houden aan het systeem van hoe dan ook afschrijven op grond, dan hadden wij zeker niet een werkgroep opdracht gegeven om dit punt te bekijken; wij hebben ten slotte werk genoeg. Wat daar uitkomt en welke con clusie wij zullen trekken naar aanleiding van dat rapport, kan ik op het moment nog niet zeggen. De ambtelijke werkgroep hoopt nog voor de zomervakantie met het rapport gereed te komen. Ik durf het haast niet te zeggen, maar dat rapport zal wel eerst naar de Commissie voor de Financiën gaan. (De heer Pruiksma: Ik heb nog geen antwoord op mijn laatste vraag, namelijk hoe men in het college denkt over de stelling dat afschrijving op grond in bepaalde gevallen kan leiden tot versluiering van de gemeentelijke vermogensrekening.) (De heer Knol: Dan moet je alle vaste activa gaan herwaarde ren, niet alleen grond.) Ik geloof niet dat de vraag van de heer Pruiksma volmondig met ja kan wor den beantwoord. Er zitten wel wat meer facetten aan. Als het alleen zo was dat je volledig zou moe ten concluderen dat afschrijving op grond niet nodig is omdat de grond er wel blijft, dan was je bij wel afschrijven bezig vermogen te "fokken". Dat is geen versluiering. Het betekende alleen dat je meer vermogen kreeg, je had dan de grond plus het geld. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Je rekent je dan toch arm en dingen die je zou kunnen doen, doe je niet. Dat vind ik het ergste.) Ik begrijp nu het probleem niet. Ik geef alleen antwoord op de theoretische vraag van de heer Pruiksma. Het college meent dat het nuttig is om dit te bekijken. Het college zegt dus in principe ja, maar wil wel weten wat de consequenties zijn en welke facetten er nog meer aan verbonden zijn. Dat is ons stand punt. De Voorzitter: Hierover komt een heldere nota. (De heer Knol: U zegt alleen niet wanneer.) Dat heeft de wethouder gezegd. (De heer Ten Brug (weth.): De nota komt waarschijnlijk nog voor de zo mervakantie.) De Voorzitter sluit, om 22.10 uur, de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 106