4** D. Personeelsbeleid. Punten 22 t.e.m. 27. Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Ik begrijp de moeilijkheden wel die er zijn om deeltijdbanen te scheppen. Ik zou alleen dit willen opmerken. Kan worden bekeken of alle nieuwe banen die wij maken gesplitst kunnen worden? ik kan mij voorstellen dat men iemand die nu fulltime werkt niet een halve baan af kan nemen, dat is niet mogelijk. Praktisch gesproken kan een deeltijdbaan alleen wor den verwezenlijkt bij nieuwe banen. Ik zou graag willen dat dan de mogelijkheid van deeltijdbanen werd bekeken, dat lijkt mij de enige oplossing. De heer Van den Eist: Het antwoord op vraag 22 doet bij mij de volgende gedachte rijzen. In het antwoord wordt gesproken van een niet uitzonderlijke uitbreiding van het personeel van de secretarie. Is het juist dat er ook een norm voor uitbreiding zou zijn? Wordt voor de totale uitbreiding op jaar basis een vuistregel gehanteerd op basis waarvan de personele claims vanuit de secretarie en de diens ten worden beoordeeld? Vervolgens een opmerking over de deeltijdarbeid. Ik denk er iets anders over dan mevrouw Bran denburg, in die zin dat ik van mening ben dat wij bij de inventarisatie niet alleen moeten kijken naar de vraag welke nieuwe functies in aanmerking zouden moeten komen voor deeltijdarbeid maar ook wel ke bestaande functies in aanmerking komen. Dit niet met het doel om deeltijdarbeid voor die banen direct ingang te doen vinden, maar om op het moment dat een bestaande baan vrij komt de zekerheid te hebben dat deze functie zich leent voor deeltijdarbeid. De formulering in het antwoord van het col lege is naar mijn gevoel nog wat passief waar het spreekt van: "In principe sluiten wij hogere functies niet uit van vervulling in deeltijd." Ik zou eigenlijk willen zeggen dat in principe juist de hogere functies in aanmerking komen voor deeltijdarbeid. Een locaal bestuurder, die een industrieel verleden had, heb ik eens horen zeggen: "Het is gemakkelijker om een chef-kaasmaker in deeltijdarbeid te la ten werken dan de kaasmaker zelf." Ik denk dat dit voor een aantal functies op de secretarie en bij de diensten ook opgaat. Mevrouw Van der Werf: Naar aanleiding van de punten 23 t.e.m. 27 wil ik de volgende vraag stellen. In het antwoord wordt gesproken over het overleg dat nog gevoerd moet worden. Heeft dit overleg intus sen al plaatsgevonden en wat heeft dit opgeleverd? Hoe gaat er gewerkt worden met dit E.D.O.-rapport? V/ie moet hierover voorstellen gaan doen? In hoofdstuk 14 van het beleidsplan wordt gesproken over het aanstellen van een tijdelijke kracht voor het samenstellen van emancipatieplannen. Wordt het uitwer ken van plannen rondom de deeltijdarbeid ook een taak van deze kracht? Zo ja, wanneer wordt deze kracht dan aangesteld? Onder welke commissie zal deze problematiek vallen? Ik zou ook willen weten waarom er een naar mijn gevoel toch wat afwachtende houding heerst: er wordt gewacht op het E.D.O.- rapport. In de gemeente Rotterdam loopt het college bij voorbeeld alvast vooruit op dit rapport door een aantal initiatieven te ontplooien. Er is een werkgroep ingesteld die de mogelijkheden die binnen het apparaat van de gemeente Rotterdam liggen heeft uitgewerkt. Dan zou ik nog willen ingaan op vraag 27 die betrekking heeft op de instelling van een werkgroep. Deze vraag hangt samen met onze opvatting dat het stimuleren van deeltijdarbeid één onderdeel zou kunnen zijn van het te voeren emancipatiebeleid. Deeltijdarbeid is één aspect, er zijn wel meer aspec ten van het personeelsbeleid die samenhangen met het emancipatiebeleid. Zo'n werkgroep zou kun nen onderzoeken wat er binnen het personeelsbeleid nog meer mogelijk is op dit gebied. Deze vraag hangt ook samen met hoofdstuk 14 van het beleidsplan. In dat hoofdstuk wordt gesproken over de tijdelijke kracht. In een aantal gemeenten zijn initiatieven ontplooid tot het instellen van commissies die dergelijke krachten moeten ondersteunen. De vorm van deze commissies is in de diverse gemeenten verschillend. De werkgroep waarover wij praten, zou een onderdeel kunnen zijn van een dergelijke commissie. Ik zou dan willen weten hoe het college denkt over een commissie voor vrouwenemancipa tie. De heer Sterk: Heeft het college naar aanleiding van de deeltijdarbeid al aanvragen binnen? De Voorzitter: Ik zou iets willen zeggen van de vraag van de heer Van den Eist over de kwestie van de uitbreiding van het personeel zoals die onder punt 22 is genoemd. De heer Van den Eist vroeg of wij voor uitbreiding bepaalde normen hanteren en waar die op gebaseerd zijn. In het verleden heb ben wij lange tijd als volgt gewerkt. Als zich op een afdeling een bepaald probleem voordeed, dan werd van geval tot geval bekeken of direct of binnen een vrij korte tijd aanvulling kon worden ge geven. Dit was de werkwijze tot wij in de artikel 12-situatie terecht kwamen. Uit onderzoekingen die toen door de inspecteur voor de financiën hebben plaatsgevonden, bleek dat wij ten opzichte van an dere gemeenten wat betreft de personeelssector nogal "ruim in de jas zaten". Wij moesten toen stap pen terug doen, wilden wij voor een aanvullende uitkering in aanmerking komen. Wij hebben toen het paardemiddel gebruikt om in de begrotingen en het beleidsplan op te nemen dat er voor de secre tarie per jaar niet meer dan twee ambtenaren bij mochten worden aangetrokken; ik noem de secretarie slechts als voorbeeld want ook elders werd een soortgelijk systeem gevolgd. Het was de taak van de secretaris om in overleg met zijn afdelingshoofden na te gaan wat het meest urgent was. Langs die weg hebben wij een tijdlang flink de rem op de uitbreiding van het personeel gezet. Na verloop van tijd bleek dat hierdoor teveel plaatsen klem kwamen te zitten met de uitvoering van de taken waar wij voor stonden. De norm is ondertussen weer iets verruimd. In dit beleidsplan vindt u dat wij uitgaan van een uitbreiding van het personeel op de secretarie met vier man. Daarbij hebben wij mede gekeken naar de vraag wat een normaal te achten uitbreiding is volgens de uitbreiding die ook in andere ge meenten pleegt plaats te hebben. Niettegenstaande deze iets verruimde norm, die wij de laatste jaren consequent hebben gehanteerd, is gebleken dat er op dit moment een aantai knelpunten op de secre tarie zijn, waarvoor het door een te stringent vasthouden aan de norm te lang zou duren voor soelaas kon worden geboden. Dit was de mening van de secretaris en van het college. Daarom hebben wij in dit beleidsplan tevens een eenmalige extra uitgave opgenomen waarmee vier ambtenaren extra kunnen worden aangesteld. Deze ambtenaren zullen op plaatsen worden aangesteld waarvan de secretaris ons duidelijk heeft kunnen aantonen dat het knelpunten zijn die niet door verschuivingen of door een lang zamer tempo van verwerking kunnen worden opgelost. Wij gaan er voorlopig van uit dat wij het met de norm van uitbreiding met vier krachten de eerstkomende jaren - de jaren die dit beleidsplan be slaat - kunnen redden. Het zal u duidelijk zijn dat wij niet de garantie kunnen geven dat dit inder daad zo zal zijn. In het gemeentelijk apparaat zit je nu eenmaal met ontwikkelingen die noch u noch wij noch de diensthoofden kunnen voorzien. Er komen plotseling taken op je af, op een ander moment vervallen er soms taken en je zult je er regelmatig bij aan moeten passen. Ik wil u wel zeggen dat men hieruit niet de indruk mag krijgen dat wij iets wat werkt en eenmaal zit rustig laten zitten, want er wordt voortdurend gevolgd, de laatste jaren in toenemende mate, of datgene wat er bestaat ongewij zigd gecontinueerd moet worden. Onze afdeling E.B.O. heeft hierbij een specifieke taak om dit in overleg met de secretaris te bekijken. Als de secretaris of de afdeling zelf denkt dat er iets kan worden aangepast, dan wordt er aandacht aan besteed. Zowel voor u als voor ons zou het fijn zijn dai wij ge argumenteerd konden aangeven welke uitbreiding plaats zou moeten vinden. Helaas is dit niet moge lijk. Als de heer Van den Eist vraagt waar deze uitbreiding met vier krachten op gebaseerd is, dan 'moet ik zeggen dat het hier min of meer om "natte-vingerwerkgaat. Het is gebaseerd op de ervarin gen van de laatste jaren. De heer Eijgelaar (weth.): Mevrouw Brandenburg heeft gevraagd of het bij nieuwe banen mogelijk is om te bekijken of die voor deeltijdarbeid in aanmerking komen. Naar mijn mening kunnen wij ook de ontstane vacatures hierbij voegen. Een paar jaar geleden hebben wij de diensthoofden aangeschre ven en gevraagd om het vraagstuk van de deeltijdarbeid in de m.z.c.'s aan de orde te stellen. Het is toen geen succes geworden, maar ik ben van mening dat wij dit niet buiten de afdelingshoofden en de m.z.c.'s om zonder meer moeten realiseren. Ik ben dan ook van plan om de afdelingshoofden nu niet schriftelijk over deze zaak te informeren maar een gesprek met hen hierover te voeren teneinde dit opnieuw in de m.z.c.'s aan de orde te doen stellen. Dan kan worden bekeken of nieuw te creé'ren functies maar ook vacatures in aanmerking komen voor deeltijdarbeid. Daarbij zal ook bekeken worden of bestaande functies, wanneer daar een vacature voor zou ontstaan, eventueel voor een vervuiling in deeltijd in aanmerking komen. Dit lijkt mij gewenst, maar het is de vraag of wij dit via de afdeling personeelszaken allemaal kunnen bijbenen, want er komt nogal het een en ander op ons af. In de loop van de avond zullen wij hier wellicht op terugkomen bij andere vragen. Het is duidelijk dat dit punt uit het collegeprogram de aandacht heeft en ik hoop dat ik op korte termijn aan b. en w. een aantal voorstellen kan doen hoe wij deze zaak het best kunnen aanpakken en aan de orde kunnen stellen om te trachten een en ander zo spoedig mogelijk te effectueren. In de loop van dit jaar zullen wij hier mee een duidelijk begin kunnen maken, naar ik hoop Dan heeft mevrouw Van der Werf gevraagd hoe wij straks met het E.D.O.-rapport gaan werken. Ik kan dat pas zeggen als ik met de inhoud van dit rapport op de hoogte ben. Verder vraagt zij in wel ke commissie een en ander wordt behandeld. Wij hebben hier een georganiseerd overleg, waarin per soneelsleden, raadsleden en organisaties vertegenwoordigd zijn. In dit overleg worden deze personeels aangelegenheden aan de orde gesteld en besproken. De heer Sterk heeft gevraagd of er al een aantal aanvragen zijn binnengekomen. Inderdaad zijn

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 14