een aantal verzoeken om deeltijdarbeid binnengekomen. Voor zover mij bekend, kunnen deze verzoe ken worden ingewilligd. Punten 28 t.e.m. 36. Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Bij deze punten zou ik graag punt 193 betrokken willen zien, al staat die vraag in een heel ander hootdstuk. Het gaat dan om het volgende. Bij punt 193 werd gevraagd waar in de gemeentelijke huishouding schoonmaakbedrijven ingeschakeld zijn voor steeds terugkerend werk. Het ging niet om pieken die opgevangen moesten worden maar om steeds terugkerend werk. Uit de cijfers die bij punt 193 worden vermeld, blijkt dat nogal wat mensen via een schoonmaakbedrijf bij de gemeente werken, hoewel zij niet in dienst van de gemeente zijn. Daardoor is er dus eigenlijk spra ke van twee soorten arbeidskrachten voor het schoonhouden van gemeentelijke gebouwen. Op het stad huis is dit het geval maar meer nog bij het schoonhouden van scholen. Die situatie is ontstaan toen de gemeente een artikel 1 2-gemeente werd. Wij zochten toen naar mogelijkheden tot bezuiniging en zo is de hiervoor genoemde situatie ontstaan. Bij vraag 193 kunt u de aantallen zien. Nu is het zo dat de arbeidsvoorwaarden waaronder deze twee categorieën arbeidskrachten werken nogal verschillen. Voor de vrouwen die hier op het stadhuis werkzaam zijn is er wat het salaris betreft een verschil van ƒ4, per uur. De sociale voorzieningen van de anderen zijn ook minder goed. Wij kunnen eigenlijk niet een reden vinden om deze tweeslachtigheid te rechtvaardigen. Wij zouden de wethouder willen vragen of hij wil bekijken of dit ook veranderd kan worden. Het gaat ons erom dat mensen die werk verrichten dat er altijd is - scholen en andere gebouwen schoonmaken - weer in gemeentelijke dienst komen. Wij vinden het niet verantwoord dat wij het doen zoals wij het doen. Daar komt nog bij - dit spreekt mij in het bijzonder aan maar ik hoop ook alle anderen - dat het hier in hoofdzaak vrouwen betreft. Er zijn 103 vrouwen die in de gemeentelijke gebouwen schoonmaakwerk verrichten en in dienst zijn van schoonmaakbedrijven. Het aantal mannen in die sector is veel minder, die hebben veel meer wel een directe relatie met de gemeente. Mevrouw Otsen: Met betrekking tot punt 28 wil ik vragen of bij het daar gegeven schema ook krachten zijn opgenomen die in dienst zijn van de gemeente. Verder wil ik vragen of wij per kalen derjaar een dergelijk schema kunner, krijgen. Dit schema zou dan iets uitgebreider moeten zijn met betrekking tof hef vermelden van het aantal mensen dat al in deeltijd arbeid verricht, uitgesplitst naar de verschillende diensten. Vervolgens wil ik nog de vraag stellen of bij het college de intentie bestaat om, gezien dit schema, een meer evenwichtige verdeling van arbeid tussen mannen en vrou wen te bewerkstelligen. U ziet wel dat de cijfers erg uiteenlopen. Als ik alleen naar de hogere func ties kijk, dan komen vrouwen nauwelijks aan bod. Dan vraag 29. In het antwoord op deze vraag wordt gezegd dat taalgebruik in gesuggereerde zin zal worden toegepast. Ik heb niet alleen gedoeld op raadsbrieven en beleidsplannen, maar ook op jaar verslagen. Wij hebben net het jaarverslag van de politie gekregen en daarin wordt ook ettelijke keren gesproken over zoveel "man" personeel. Naar de verschillende diensten toe moet het mijns inziens ook duidelijk zijn dat men zich aan zal moeten passen aan een dergelijk taalgebruik. Mijn vraag is dan ook: Wilt u dit bewerkstelligen? Ik denk in dit verband speciaal aan het advertentiebeleid. Afgelopen zaterdag stond ondanks dit beleid nog weer een advertentie in de krant voor een functie als schoon maker bij de D.S.O. Deze functie was zeker niet geschikt voor een vrouw, want er werd alleen maar om een schoonmaker gevraagd. Ik zou dit graag veranderd willen zien. Mevrouw Van der Werf: Ik wil mij aansluiten bij het punt dat mevrouw Otsen te berde heeft ge bracht, namelijk het punt over de achterstandssituatie van vrouwen, vraag 28. Ik zou iets concreter willen zijn in mijn vraag, namelijk: Hoe denkt het college erover om bij sollicitaties in sectoren waar vrouwen zijn ondervertegenwoordigd bij gelijke waardering de voorkeur te geven aan vrouwen? Als voorbeeld neem ik dan de afdeling S.Z.W., waar een nieuw hoofd moet komen. Zou, bij gelijke waar dering, de voorkeur kunnen worden gegeven aan een vrouwelijk hoofd? De hear Jansma: Fraech 32. It giet der oer it pleatsen fan gehandikapten yn tsjinst fan de gemeen te. It is my bikend dat der in wet fan 1947 is dy'f foarskriuwt dat der yn elts gefal tominsten fwa per sint fan it oantal wurknimmers (5t minder-validen bistean moat. De leste jierren hat bliken dien dat dizze wet net goed mear funksionearret en dat it persintaezje eins noch folie heger wêze moat. Of- roune hjerst hat dit yn de Twadde Keamer oanlieding jown ta in oantal diskusjes. Binammen fan de side fan de P.v.d.A. is sein dat der in folie stringere wet komme moat. De wet soe dan utgean moatte fan fiif persint. Derby is in C.D.A.-moasje oannommen om it oantal gehandikapten by de ryksoerheit 7-18 yn elts gefal op fiif persint to bringen. Yn it forlingde dêrfan soe ik der foar pleitsje wolle dat wy yn Ljouwert in selde bilied fiere hwat us eigen personiel oanbilanget. Dêrom fait it andert lyk as it hjir formulearre is my in lyts byfsje of. Ik soe der dus graech neijere ynformaesje oer hawwe wolle. De heer Eijgelaar (weth.): Als antwoord op de vragen van mevrouw Brandenburg moet ik zeggen dat hetgeen zij zelf opgemerkt heeft juist is, namelijk dat bij de artikel 12-situatie van vier jaar ge leden een wijziging heeft plaatsgevonden met betrekking tot de schoonmaakkrachten in vaste dienst en arbeidskrachten in dienst van schoonmaakbedrijven. Voor een belangrijk deel is dit inderdaad een financiële kwestie geweest. Het heeft echter ook nog een ander aspect. In het verleden, toen alle krachten in vaste dienst waren, zijn er weieens moeilijkheden opgetreden bij mutatie en bij ziekte, in die zin dat het moeilijk was om de opengevallen plaatsen snel weer op te vullen. In zeer inciden tele gevallen moest er dan een beroep worden gedaan op bepaalde bedrijven. Organisatorisch gaf dit ook nog de nodige moeilijkheden. Het was echter wel hoofdzakelijk een financiële kwestie. Of wij dit moeten terugschroeven, is een vraag die ik in het college aan de orde wil stellen. Wel zou dan nagegaan moeten worden welke financiële en organisatorische problemen dit met zich mee zou bren gen. Nogmaals, ik wil dit wel bekijken en dit punt of in de plenaire vergadering - maar die is al heel dichtbij - of in een later stadium nog eens aan de orde stellen. Ik kan de financiële consequenties niet overzien en ik kan ook niet zeggen wat wij ten opzichte hiervan de komende tijd moeten doen. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Kunt u eventueel een termijn noemen? Er zijn natuurlijk ook con tracten met schoonmaakbedrijven, de situatie kan niet van de ene dag op de andere worden gewijzigd, de nu geldende regelingen moeten worden afgebouwd. Kunt u niettemin een termijn noemen waarop u in ieder geval een idee heeft van de situatie?) Ik zal daarover met de Dienst Stadsontwikkeling con tact opnemen. Wellicht kunnen wij over een aantal maanden wat informatie hierover ter beschikking stellen. Ik zal het in ieder geval proberen. De Voorzitter: Wij hebben duidelijk gehoord in welke richting de geluiden uit de raad gaan. Het is niet een zaak die men in een handomdraai verandert. In aansluiting op hetgeen de wethouder heeft gezegd, zou ik willen zeggen dat wij ons erop beraden. Wij zorgen in ieder geval dat wij er in het komende beleidsplan op terugkomen. Dan kunnen wij al of niet een voorstel doen, maar wij doen in ieder geval de toezegging dat wij uiterlijk bij het volgende beleidsplan op deze zaak, waar wij op het moment al mee bezig zijn, zullen terugkomen. Het kost gegarandeerd meer geld en het moet dus worden ingebracht in de afweging van de prioriteiten en in het totale plan. De heer Eijgelaar (weth.): Helemaal zonder schoonmaakbedrijf zullen wij nooit kunnen vanwege organisatorische redenen. Wij zullen bekijken wat mogelijk is en wat de consequenties zijn. Dan de opmerkingen van mevrouw Otsen. In het schema bij vraag 28 zijn de onderwijskrachten niet opgenomen. Ik wil u wel toezeggen dat wij ieder jaar zo'n schema zullen produceren en dan zo mogelijk meer uitgesplitst zodat een en ander nog iets overzichtelijker wordt. In vraag 29 wordt gesproken over het taalgebruik. Wij hebben in het antwoord bij deze vraag al verwoord dat wij zullen trachten dit taalgebruik zo te laten zijn dat het ieders instemming kan hebben. Of wij daarin zullen slagen, weet ik niet, u hebt al een voorbeeld genoemd van een advertentie waar bij het kennelijk mis is gegaan. Dit is niet de bedoeling, wij zullen zo veel mogelijk proberen om dit soort dingen te voorkomen. U heeft dat niet alleen uit het antwoord maar ook anderszins al wel begre pen, neem ik aan. Ik hoop dat er geen fouten meer worden gemaakt. Het heeft wel de aandacht. Mevrouw Van der Werf vraagt om voorkeur aan vrouwen te geven bij het vervullen van vacatures. Wij zullen de komende tijd in geen enkel opzicht discrimineren, wij hebben dat in het verleden overi gens ook niet gedaan. Wij zullen geen onderscheid maken tussen mannen en vrouwen bij de vervulling van vacatures. Ik geloof niet dat er op dit moment een voorkeur naar vrouwen uit moet gaan. Wij pro beren de beste krachten te krijgen en wij maken dan bepaald geen onderscheid. In ons collegeprogram hebben wij dit duidelijk opgenomen. De heer Jansma vraagt naar aanleiding van punt 32 naar de vijf procent gehandicapten die in dienst van de overheid moeten worden genomen. Ik zit daör echt wat mee. Ik heb daar naar laten in formeren en dan kom je op de volgende vraag. Wat moet men nu verstaan onder gehandicapten? Zijn dat ook de mensen die niet meer een volledige dagtaak kunnen vervullen? Zijn mensen die voor 40% of 50% zijn afgekeurd ook gehandicapt en vallen die ook onder deze vijf procent? Moet men ook de mensen die in W.S.W.-verband werken daarbij betrekken? De heer Jansma kan dan zeggen dat deze mensen als zodanig niet in gemeentelijke dienst zijn. Ik kan hem dan zeggen dat mensen die in gemeentelijke dienst waren, nu in W.S.W.-verband werken. Waar moet men nu precies de grens trek ken? Op dit moment heb ik geen cijfers voorhanden. Of het aantal gehandicapten dat in gemeen-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 15