-310 wordt geacht zelf een dagblad te betalen en ook de eventuele periodieken die hij heeft. Hij krijgt daar geen enkele vergoeding voor, maar wel krijgen de leden van het college twee kranten thuis ge stuurd. U als raadslid krijgt een vast bedrag voor onkosten, de wethouders niet. Wij kunnen het ook omdraaien, de wethouders hebben enkele emolumenten die de raadsleden niet hebben. Wij zouden bij wijze van spreken kunnen overwegen om een en ander geheel te fixeren door de leden van het college hetzelfde bedrag te geven als de raadsleden, wat zij dan zelf moeten verdelen. Dat is een ander systeem. De wethouders krijgen niet vergoedingen waar raadsleden een vast bedrag krijgen. Daarom ben ik van mening dat ik het voor een goed functioneren van het apparaat zou betreuren als men deze regeling onjuist zou vinden. Ik zou het minder juist vinden om andere wegen te gaan bewan delen. Bovendien gaat het hier maar om vrij kleine bedragen. Er zijn ook gemeenten die werken met het vrij dure systeem van de knipselkranten. In het verleden hebben wij een dergelijk systeem ook wei eens overwogen. Ter wille van kostenbesparing hebben wij dit niet zo gedaan. Een aantal mensen moet immers veel tijd besteden aan het samenstellen van een knipselkrant. Dit wat betreft de abonnementen van de leden van het college. De heer Eijgelaar (weth.): Ik heb ook gelezen wat in de rijksregeling met betrekking tot een tele foonkostenvergoeding wordt voorgesteld. Een aantal ambtenaren in onze gemeente hebben op verzoek van de gemeente een telefoon aangeschaft. Ik kan mij voorstellen dat men als gemeente dan eigenlijk verplicht is om de daaraan verbonden kosten te vergoeden. Ik geef toe dat de ontwikkeling op dit ter rein niet stil staat. Vroeger was het een bijzonderheid als iemand telefoon had, nu is een telefoon ge meengoed. Een aantal mensen zijn zeker voor hun werk genoodzaakt om een telefoon te nemen. De gemeente is mijns inziens ook dan wel verplicht om althans voor een deel de kosten daarvan te betalen. Met de autokostenvergoeding is het net zo gesteld. Mevrouw Brandenburg heeft gezegd dat deze vergoeding eigenlijk een verkapte salarisverhoging is. Dat is niet helemaal waar. Verleden jaar heb ben wij hierover vrij uitvoerig met de inspectie van de directe belastingen gesproken. De inspectie verkondigde vrijwel hetzelfde standpunt als mevrouw Brandenburg. Wij hebben dit toen bestreden. Di verse diensthoofden hadden voorheen de beschikking over een dienstauto. Deze regeling is echter af geschaft, waarbij is gezegd dat diensthoofden voor het gebruik van de eigen auto een bepaalde ver goeding zouden krijgen. Het is zeer arbitrair of dit op een bepaald bedrag gefixeerd moet worden. In het afgelopen jaar hebben wij dit bedrag aanzienlijk teruggebracht. Men kan dit ook van de kant be naderen zoals mevrouw Brandenburg heeft gedaan, maar ik meen dat men dan niet daar komt waar men wil zijn, namelijk bij een besparing. Wanneer ambtenaren, die gebruik moeten of mogen maken van de eigen auto, de werkelijke kosten kunnen declareren, dan betekent dit een administratie - de declaraties zullen gecontroleerd, geadministreerd en uitbetaald moeten worden - waardoor ik mij af ga vragen of dat werkelijk zoveel voordeliger is dan het systeem dat wij op dit moment hanteren. Nogmaals, er wor den kosten gemaakt. Moet men dat echter vergoeden op basis van de werkelijke kosten of op basis van een gefixeerd bedrag? Dat is het punt waar het om gaat. Mevrouw Brandenburg vraagt of dit systeem per 1 juli gewijzigd kan worden. Dit punt moet dan wel in het G.O. aan de orde worden gesteld en het moet voorbereid worden. In april is een bijeenkomst in het kader van het georganiseerd overleg vastgesteld. Ik weet niet of het nog lukt om voor die tijd een voorstel te maken. Het voorstel moet door P.Z. worden gemaakt. Ik zal proberen om het voor de bijeenkomst van het G.O. rond te krijgen maar een toezegging kan ik niet geven. Ook dit punt zuilen wij eerst in het college bespreken. (Me vrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Is het dan verstandig als ik dit punt voorlopig claim? Als u zegt dat u niet met een voorstel komt, dan is er voor mijn fractie in ieder geval gelegenheid om in wat voor vorm dan ook hierop terug te komen.) Ik kan wel toezeggen dat wij voor half februari hierover binnen het college van gedachten zullen wisselen en dat wij zullen proberen wat indicaties te verkrijgen, maar ik kan niet toezeggen dat ik voor 1 juli al met een uitgewerkt plan kom. De Voorzitter: Ik wil nog even een vraag stellen, niet naar aanleiding van het resultaat maar naar aanleiding van de procedure. Ik vind dat er een belangrijk verschil bestaat tussen autokostenvergoeding en telefoonkostenvergoeding. De wethouder heeft terecht opgemerkt dat wij de laatste jaren vaste ver goedingen voor stadsritten geven. Deze vergoedingen gelden niet voor ritten buiten de stad, want in dat geval moet gewoon op kilometerbasis worden gedeclareerd. Buitenritten komen niet zo veel voer, de meeste ritten vinden binnen de gemeente plaats. Wij moeten aan de belastinginspectie aantonen dat geacht kan worden dat de vergoedingen geen emolumenten, geen verkapte salarisverhogingen zijn maar dat het redelijk te achten vergoedingen zijn voor werkelijk gemaakte kosten. Na moeizaam overleg, dat de wethouder en ondergetekende met de belastinginspectie hebben gehad, zijn er thans normen vastgesteld die geacht worden te zijn vergoedingen voor gemaakte kosten. Wat boven deze normen uitging, is afgeschaft. Binnenshuis heeft dit heel wat "herrie" gegeven, want het werd door betrok H-32 kenen, die deze vergoedingen jaren hebben gehad, opgevat als een zeer reële teruggang in hun in komen. Misschien zou het beter zijn indien men deze teruggang kon compenseren in het salaris, maar dat kan niet. Wij kunnen deze vergoedingen niet'compenseren met salariswijzigingen, die weg is er niet. U mag ervan uitgaan dat dit vergoedingen zijn voor kosten die geacht worden redelijkerwijs te zijn gemaakt. Telefoonkostenvergoeding is een ander probleem. Wat dat betreft zou ik u willen vra gen of u ermee instemt dat het college zich daarop beraadt en u in kennis stelt van het resultaat van dat beraad. Als wij u die toezegging doen, dan hebt u alle mogelijkheid om te zeggen of u het er wel of niet mee eens bent. De raad kan dan elke beslissing nemen die hij wil. Ik weet niet welke termijn wij af moeten spreken, maar ik vraag u wel met klem om ons niet te vragen om een en ander bij voor beeld al binnen een half jaar te wijzigen. Ik kan mij wel indenken dat u zegt: College, beraad u erop en rapporteer ons over de conclusie van uw beraad om zo de raad de mogelijkheid te geven de beslis sing te nemen die hij wil. Ik ben ook wel van mening dat wij moeten kunnen toezeggen dat wij hier mee voordat het volgende beleidsplan aan de orde komt moeten kunnen komen. Het andere punt betrof extra uitgaven, dit moet afgewogen worden. Ik heb bepaald niet aan mevrouw Brandenburg kunnen beluisteren dat zij meer uit wil geven voor deze vergoedingen. Ik weet piet wat een redelijke termijn is, maar ik wil u nu wel toezeggen dat dit zo spoedig mogelijk en in ieder geval voor het volgende be leidsplan aan de orde komt. Ik zeg daarbij niets over het resultaat, maar u bent vrij om te beslissen wat u wilt als wij er met een nota over komen. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: U zei dat vergoe dingen voor autokosten en telefoonkosten verschillende zaken zijn. U zegt nu iets over het komen met een voorstel en het stellen van een termijn. Slaat dit op beide zaken?) Ik zou dit graag beperken tot de telefoonkostenvergoeding, omdat ik van mening ben dat het, na de gesprekken met de belasting inspectie, een uitgemaakte zaak is dat in redelijkheid mag worden aangenomen dat het vergoedingen betreft voor werkelijk gemaakte kosten en dat het niet emolumenten zijn. Autokostenvergoeding is ook een heel ander fenomeen. Ik loop hiermee niet vooruit op het voorstel waar wij mee komen, maar het is een ander probleem. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Ik begrijp de moeilijkheden heel goed maar ik zou wel willen dat beide zaken samen bekeken worden. Ik vind uw argumentatie niet zo sterk dat die ook inhoudt dat de kwestie van de vergoedingen een werkelijk sterke zaak is.) Bent u het met mijn voorstel omtrent de telefoonkostenvergoeding eens? (Mevrouw Brandenburg—Sjcerdsma: Ja.) Wij hebben deze zaak niet kunnen overleggen. Wat de autokostenvergoeding betreft wil ik graag dat het in de eerstvolgende vergadering van het college aan de orde komt. Wij laten u dan weten of wij be reid zijn het punt van de autokostenvergoeding mee te nemen of niet. Zeggen wij nee, dan claimt u dat punt. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Op dat moment overleg ik met de fractie of ik het punt claim.) Wij zullen u er niet aan houden dat u niet nu dit punt hebt geclaimd, maar u hebt na ons ant woord nog het recht om het te claimen. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Dat is dan afgesproken. Ik doe u wel de aanbeveling om in het "kolleezje-formidden" ook over de vergoeding voor kranteabon nementen te spreken.) Dat hebben wij goed begrepen. De heer Eijgelaar (weth.): De heer Van den Eist heeft nog enkele vragen gesteld over het functie waarderingssysteem, met name over de beroepsmogelijkheid. Het is natuurlijk wel de bedoeling dat bij een onafhankelijke commissie of bij een ambtenarenrechter in beroep kan worden gegaan. Deze hele kwestie is op dit moment nog in bespreking. De commissie die dit onderzoekt heeft nog geen rapport uitgebracht. In dit rapport zal dit punt ongetwijfeld aan de orde komen. Voor zover mij op dit moment bekend, zal het zeker zo zijn dat er een beroepsmogelijkheid blijft. Bovendien wordt dit punt zeker ook in het Georganiseerd Overleg aan de orde gesteld. Verder heeft de heer Van den Eist gezegd dat men ook zou moeten beginnen met een personeelsbeoordelingssysteem. Ik ben het daar wel mee eens, maar hef is de vraag of het lukt om dat tegelijkertijd in te voeren. De heer Van den Eist merkt dan op dat dit een goed moment is om ook te bekijken of een functie in aanmerking komt voor deeltijdarbeid. Ik ben dat helemaal met hem eens, want men krijgt een goed inzicht in de functie en in de mogelijk heden die deze functie biedt. Omdat juist dan alle functies ter sprake zullen moeten komen, zal dit punt zeker de aandacht krijgen en worden ook de bestaande functies in de beschouwingen betrokken. Dit zal inderdaad op deze wijze gebeuren. E. Automatisering. De heer Van den Eist: In het antwoord op vraag 48 zegt u dat iemand voor 2,80 bij de afdeling B.B.M.V. kan gaan zien welke gegevens van hem zijn opgeslagen. Omdat u deze vraag niet algemeen hebt beantwoord maar meer specifiek voor één afdeling, wil ik u vragen of dit ook geldt voor andere bestanden. Ik denk dan met name aan gegevens die opgeslagen liggen bij de politie.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 17