IS 3é, K35 De Voorzitter: Allereerst de vraag van mevrouw Brandenburg. Als ik haar goed heb begrepen, dan zijn er bij de notarissen folders verkrijgbaar waarop de dingen die zij noemt staan. Ik moet zeggen dat er weinig bezwaar tegen kan zijn dat wij die folders op een tafeltje bij de afdeling Burgerlijke Stand leggen en dat de betreffende ambtenaar op de folders wijst en te kennen geeft dat men die even tueel mee zou kunnen nemen. Men is daar dan niet toe verplicht. Ik neem aan dat wij aan dat verzoek kunnen voldoen. Ik zal het doorgeven dat geprobeerd moet worden om die folders ook te krijgen en die dan beschikbaar te stellen. (De heer Pruiksma: Het ging over voorlichting.) Daarom druk ik mij ook zo voorzichtig uit, de voorlichting zal heel behoedzaam gebeuren. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Ik vind het wel wat vreemd dat wij, als het over huwelijksrecht gaat, zo afstandelijk zijn. Als het over andere dingen gaat, waarbij de gemeente eigenlijk niet een voorlichtende taak heeft, dan schromen wij nooit om iemand door te verwijzen, dan zijn wij helemaal niet zo bang. Ik begrijp eigenlijk niet waarom de heer Pruiksma bang is om iemand attent te maken op mogelijkheden die de wet biedt.) Mevrouw Brandenburg sprak terecht niet tegen de voorzitter. Dan nu de kwestie van de naamgeving. Gelukkig hebben wij hier iemand in ons midden die zo nu en dan ook optreedt als ambtenaar van de burgerlijke stand. Hij zei dat de ambtenaren van de bur gerlijke stand deze voorlichting reeds geven. (De heerTen Brug (weth.): Ik weet niet of iedereen het doet, maar zo nu en dan gebeurt het wel. Men verwerkt het dan in zijn speech.) Misschien kan wet houder Ten Brug deze tip eens doorgeven aan zijn collegae. (Mevrouw Otsen: Kan het niet via een stencil of een korte informatiefolder? Dat lijkt mij veel handiger. A's de mensen gaan trouwen, dan zijn zij nogal zenuwachtig en horen zij vaak niet alles wat de ambtenaar van de burgerlijke stand zegt.) Dan krijgen wij de vraag van de heer De Jong. Hij vraagt of wij niet voor 1 982 in de Hofschool tot een informatiecentrum kunnen komen. Dit zou dan zijn voordat eventueel op de plaats van de Hofschool is gebouwd. Naar ik aanneem wordt de bouw in één operatie met de nieuwbouw van de St. Anthonyschool uitgevoerd. Deze operatie biedt de mogelijkheid om een ruimte te creëren waar door wij iets meer aan voorlichting zouden kunnen doen. Wij zijn met de heer De Jong van mening dat het jammer is dat er zo lang gewacht moet worden,. Zijn tweede vraag was of wij dan mis schien tijdelijk iets in de Hofschool kunnen doen. Ten eerste, er staat niets leeg in de Hofschool, behalve de zolder misschien, maar die ruimte is niet geschikt voor deze voorlichtende taak. Zoals wij het nu kunnen overzien, is er geen ruimte in de Hofschool beschikbaar in de overgangsfase. Wat op dit ogenblik wel wordt nagegaan, is of wij niet iets meer kunnen doen met de hal van de nieuwe huisvesting van de afdelingen Bevolking en R.O.V. Ik ben er echter van overtuigd dat dit niet volle dig tegemoet komt aan hetgeen de heer De Jong graag zou zien. Het is echter een mooie hal, er ko men erg veel mensen. De secretaris is op dit moment bezig om met de afdeling Voorlichting na te gaan of wij althans een deel van wat de heer De Jong bedoelt tot uitdrukking kunnen brengen. Het is een ruime en mooie hal. Dan heeft mevrouw Van der Werf een opmerking geplaatst over een voorlichtingsblad. Ik moet u zeggen dat wij, toen wij destijds afstand moesten doen van het blad Uw Leeuwarden, dit nogal erg vonden. Het werd ons echter meer opgedrongen door de artikel 12-situatie waarin wij toen verkeerden. Ondertussen hebben wij echter geconstateerd dat onze pagina Aan de Grote Klok in het blad Huis aan Huis meer aan het doel beantwoordt. Dit om de eenvoudige reden dat deze pagina met een grote re frequentie uitkomt en meer actueel nieuws kan geven. Het voorlichtingsblad Uw Leeuwarden kwam een paar keer per jaar uit en was bovendien erg duur. In dat blad stonden ook wat meer beschouwen de artikelen. Dit zou dus in feite ook niet tegemoetkomen aan wat mevrouw Van der Werf zegt, ten zij men zo'n blad met een veel grotere frequentie uit zou brengen. Ik moet dat ten sterkste ontraden, omdat dit een heel zware claim zou leggen op de tijd van onze ambtenaren van de afdeling Voorlich ting. Bovendien zouden de kosten erg hoog zijn. Ik zou met klem willen adviseren om op de huidige weg voort te gaan. (Mevrouw Van der Werf: Zou de pagina Aan de Grote Klok ook kunnen worden opengesteld voor burgers, actiegroepen of fracties die eens een mededeling willen doen?) Ik heb er wat twijfel over of men die mededelingen zou moeten mengen met de artikelen in Aan de Grote Klok. Ik weet niet precies welk beleid de hier verschijnende dagbladen voeren, maar ik sla de Leeuwarder Courant elke dag op - ik heb er ook een abonnement op - en ik zie dan dat grote gedeelten van die krant bestaan uit ingezonden stukken. Ik heb nooit de indruk dat deze krant sommige ingezonden stuk ken niet opneemt. Uit gesprekken met bepaalde leden van de redactie heb ik begrepen dat men de intentie heeft om op zich alles in de krant op te nemen wat toegestuurd wordt. Ik dacht dus dat men in die krant nogal eens wat kwijt kon. Dat kost ook nog niets, dat is ook een groot voordeel. Voor lopig zou ik u willen adviseren om met de dagbladen hierover contact te zoeken. Verder heeft mevrouw Van der Werf een opmerking gemaakt over de knipselkrant. Deze knipsel krant is ook gesneuveld door de artikel 12-situatie. Voordat wij de knipselkrant ophieven, hebben wij een redelijk goede enquête gehouden over de vraag wat er met deze krant gebeurde. Wij hebben toen geconstateerd dat die in 90van de gevallen zo de prullemand in ging, er werd niets mee ge daan. Het was een onvoorstelbaar brok werk voorde afdeling Voorlichting. De eerste uren 's ochtends werd in de kranten geknipt, dan rende men naar de afdeling die een en ander moest fotokopiëren om het vervolgens snel rond te brengen. Toen wij door middel van de enquête te weten kwamen dat een knipselkrant niet erg zinvol was, kwamen wij tot de conclusie dat het opheffen van deze krant een bezuiniging zonder al te veel pijn was. Op grond van deze ervaring heb ik er weinig behoefte aan om weer tot invoering van een knipselkrant over te gaan. Er zijn diverse knipselkranten waarop men zich kan abonneren. De heer De Jong: Ik hoef niet namens mevrouw Van der Werf te vragen of u nog wilt reageren op haar reactie omtrent vraag 54, maar ik zou, wanneer in die vraag staat "een stad die leeft, plakt aan zijn toekomst", dat plakken liever niet op winkelpuien en verkeersborden willen zien gebeuren. PAR. 2. BELEIDSSECTOR OPENBARE VEILIGHEID. A. Politie. Punten 64 t.e.m. 73. Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: In mijn verhaal zal ik niet op een bepaalde vraag inhaken, maar in het algemeen ingaan op het feit dat ons korps zo verschrikkelijk jong is en dat de gemiddelde leef tijd de komende jaren nog zal dalen. In de Commissie Openbare Orde hebben wij over de nadelen hiervan gesproken. Daarom wilde ik over dit punt hier eens praten en ik wil dan beginnen met een stukje uit een artikel in de Haagse Post, dat gaat over de plaats van opleidingsscholen. Er staat: "De juridische figuur die bij het stichten van politiescholen wordt gehanteerd - een stichting opge richt door de deelnemende gemeentekorpsen en gecontroleerd door de hoofden van politie van die plaatsen -, maakt de politieopleidingsschool tot een aanhangsel van de korpsen." Verder staat er dan nog dat de leeftijd waarop kandidaten op die school worden toegelaten een viertal keren is verlaagd. Dit had te maken met de onderbezetting van de politie, landelijk gezien. Men moest de leeftijdsgrens verlagen om genoeg kandidaten voor de scholen te kunnen werven. Deze twee dingen geven mij aan leiding om nu op te merken dat de hoofden van de gemeentelijke politiekorpsen, de burgemeesters, veel invloed hebben op die politieopleidingsscholen, als het tenminste waar is wat in het artikel over de juridische figuur wordt gezegd. Voor het Noorden is in Lochem een politieschool gevestigd. Nu is mijn opmerking deze: Wij zijn het erover eens dat het eigenlijk niet goed is dat kinderen van zeven tien jaar al de keuze maken om bij de politie te gaan en op hun achttiende al in een korps zitten en de straat op moeten. Ter bescherming van die jongeren maar ook ter bescherming van het publiek vin den wij dit niet verantwoord. Ik zou u dan willen vragen of u kunt bewerkstelligen dat de leeftijds grens weer wordt opgeschroefd. U zult als burgemeesters en als hoofden van de politie vast wel eens overleg voeren en bovendien is nu het probleem van de werving van kandidaten voor de scholen enigs zins opgelost. Ik wil benadrukken dat ik het nodig vind mensen van zeventien jaar ervoor te behoeden dat zij op een zo jonge leeftijd al kiezen voor dez,e opleiding. De heer Van den Eist: Ik wil beginnen met te zeggen dat ik de zorg die u gisteren hebt uitgespro ken over de verzelfstandiging van de politie deel. U meent deze verzelfstandiging te mogen afleiden uit berichten uit Den Haag. In het Algemeen Dagblad van 28 december 1978 wordt gesproken over het opzetten van landelijke arrestatieteams door de rijkspolitie. In dat bericht werden ook de plaat sen genoemd van waaruit deze teams zouden opereren, Leeuwarden was een van deze plaatsen. In hetzelfde artikel is ook sprake van het feit dat diverse gemeenten al "terreurteams", om het zo maar te noemen, hebben opgericht. Ik meen zelfs dat in Rotterdam al zo'n team heeft geopereerd, wat aan leiding heeft gegeven tot bijstelling van de richtlijnen onder welke figuur zulk soort teams moeten opereren. Deze teams zijn voor een deel zeer zwaar bewapend met automatische machinepistolen. Mijn concrete vraag in deze is: Past het in uw beleid om te overwegen ook hier een gemeentelijk ter reurteam te gaan oprichten? Meer in het algemeen zou ik naar aanleiding van het verschenen politie verslag nog iets willen vragen. In dit verslag is wel sprake van een aantal knelpunten, met name bij de recherche, in het ontwikkelen van een doelmatige prioriteitenstelling in de behandeling van zaken. Telkens wanneer ik denk: nu wordt het interessant, nu wordt een beleidsvisie ontwikkeld, dan loop ik vast in zinnen als: "ook in het verslagjaar is geprobeerd onder meer binnen het kader van het zoge naamde driehoeksoverleg - burgemeester, hoofdofficier van justitie, korpschef - hierin enige duide-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 19