\T^8 lijkheid te verkrijgen". Uit een aantal gegevens uit het politiejaarverslag zou men kunnen afleiden dat er toch wel duidelijk sprake is van een bepaald beleid. Bij wijze van voorbeeld wil ik noemen het feit dat er een groot aantal ontvreemdingen van rijwielen plaatsvindt en dat maar van een be perkt aantal de daders worden opgespoord. In alle eenvoud denk ik dan dat daar misschien een be leidsvisie achter zit en dat het accent wat de vervolging en het speurwerk betreft ergens anders ligt. Dat drijft mij tot de opvatting dat het goed zou zijn als van de zijde van de burgemeester primair maar ook van de zijde van het college als totaliteit een algemene visie op het politiegebeuren zou worden ontwikkeld. Deze visie zou dan niet alleen de specifieke politietaken maar ook de relatie politie en andere sectoren van het beleid - ruimtelijke ordening, welzijnsbeleid - moeten gelden. Een dergelijke visie zou dan in een raadsadviescommissie ter discussie moeten worden gesteld en ver volgens in de raad. Ik stel dit met enige nadruk. Volgens mij zou het nuttig zijn om een raadsadvies commissie die in alle openbaarheid vergadert in te stellen, en wel om de volgende reden. Een van de dingen waardoor de politie zo nu en dan in de openbaarheid komt wordt gevormd door inciden ten. Ik geloof dat de politie onrecht wordt gedaan door in de raad en voor een deel in besloten com missievergaderingen alleen over incidenten te spreken. Het lijkt mij goed om in alle openbaarheid over het beleid van de politie in al zijn facetten ten aanzien van andere beleidspunten dan alleen politiezaken in engere zin te spreken. Het gaat dan niet alleen om de vraag waar de hoofd-uitgangs- punten voor het beleid liggen, maar ook om organisatiezaken en beheerstaken. De punten die mevrouw Brandenburg zojuist aankaartte kunnen wij dan ook in alle openbaarheid bediscussiëren. Een ander punt dat daarbij van belang is, is de sfeer waarin men in zo'n commissie over de poli tie spreekt. Deze sfeer is een andere dan nu in de Leeuwarder gemeenschap en in het Leeuwarder be stuur te doen gebruikelijk is. Persoonlijk vind ik dat de politie een dienst is als een groot aantal an dere diensten, zij het met een aantal specifieke taken en zij het dat een aantal bevoegdheden bestuur lijk aan één persoon in het college zijn toegewezen. Dit neemt echter niet weg dat een sfeer van op achterkamertjes praten met en over, waarbij wordt gevraagd: wat gebeurt er bij de politie, wat vernemen wij er later van, wordt voorkomen wanneer men overgaat tot het instellen van een raads adviescommissie die in het openbaar vergadert. Anders dan in de vraagstelling onder punt 64 wordt gesuggereerd, denk ik daarbij niet dat het zou moeten gaan om controle op de politie, maar gewoon om controle op het functioneren van de voorzitter van het college en op het beleid dat hij meent te moeten ontwikkelen. Het lijkt mij goed om vooraf een visie van de voorzitter van het college, voor zover het gaat om de samenhangen, te ontwikkelen waarna die visie wordt neergelegd in stukken aan de raad. Mevrouw Van der Werf: Ik wil mij in de eerste plaats aansluiten bij het betoog van de heer Van den Eist. Wel heb ik nog een opmerking over het laatste punt dat hij noemde, namelijk zijn correctie op de formulering van de vraag zoals wij die hebben gesteld. Ik kan mij daar wel bij aansluiten, om dat de vraag inderdaad enigszins ongelukkig is geformuleerd. Wat het antwoord op dit punt betreft heb ik wel een vraag. Ik zou graag willen weten waarom indertijd is gekozen voor een commissie van advies aan de burgemeester en niet voor een Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden en Openbare Orde, zoals die wordt voorgesteld in de Nota Her structurering Functionele Raden en Commissies. Het afleggen van verantwoording door de burgemees ter inzake zijn gevoerde beleid kan volgens mij beter tot zijn recht komen in een commissie die on der verantwoordelijkheid van en door de raad is ingesteld. Ik meen te weten dat het in een aantal ge meenten zo is dat een commissie van advies voor de openbare orde, zoals wij die kennen, bestaat als een aanvulling op de commissies van bijstand voor algemene zaken, die dan meestal ook uit dezelfde leden bestaan. Het verschil is dan dat een commissie van advies besloten vergadert over heel concrete klachten over het politieoptreden en geen besluit kan nemen, terwijl de commissie van bijstand in het openbaar raadsbesluiten kan voorbereiden over het politiebeleid zoals bij voorbeeld politieformu- lieren, inrichting van een politiebureau enz. Het is zelfs zo dat er in de gemeente Arnhem een con structie is, waarbij de commissie voor openbare orde een publieke tribune heeft. Burgers die klachten hebben over het politieoptreden kunnen daar hun klachten komen toelichten. In het antwoord op vraag 67 wordt gezegd dat de burgemeester deze vraag ontkennend beantwoordt. Naar aanleiding daarvan zou ik willen vragen of de burgemeester ook van mening is dat, wanneer uit breiding van de politie een uitbreiding van zowel mannelijke als vrouwelijke functionarissen impli ceert, de advertenties waarin politiefunctionarissen worden gevraagd herzien moeten worden, als uit de advertenties blijkt dat er geen vrouwen geplaatst kunnen worden. Het volgende heb ik in een ver gadering van de Commissie Openbare Orde ook al eens aangehaald, namelijk het feit dat in lande lijke omroepbladen advertenties verschijnen waarin dan staat dat helaas geen vrouwen geplaatst kun nen worden met uitzondering van de gemeente Den Haag. Ik zou willen dat daar bij komt te staan, en met uitzondering van Leeuwarden". Vervolgens het antwoord op vraag 69. Uit landelijk onderzoek blijkt dat maar een zeer beperkte aangifte bij de politie wordt gedaan met betrekking tot gevallen van verkrachting en mishandeling. Dit hangt onder andere samen met de hoge drempel die het politiebureau in dergelijke gevallen heeft. Bij vrouwen die wel aangifte doen blijkt dat er nogal wat ontevredenheid bestaat over de wijze waar op zij opgevangen worden. Dit hangt dan waarschijnlijk weer samen met de onbekendheid van vele agenten met deze problematiek. In het antwoord op vraag 69 zegt de burgemeester het gewenst te vin den dat aangifte van bepaalde gevallen door een vrouwelijke politieagent wordt opgenomen. Ik zou graag willen weten waar hij dan concreet aan denkt en hoe de feitelijke gang van zaken op dit mo ment is. In aansluiting op de hoge drempel die ik zojuist noemde, heb ik nog de volgende vraag: Zou het misschien ook mogelijk zijn dat in de opleiding en anders in de inwerkperiode bij het gemeente lijk korps extra aandacht wordt besteed aan de opvang en hulpverlening van slachtoffers van aanran ding, verkrachting en mishandeling? Mevrouw De Jong: Uit het antwoord op vraag 66 blijkt dat de personeelsbezetting niet toelaat dat er een uitbreiding van het aantal wijkagenten komt. Wat moet er gebeuren als straks de aangestel de wijkagenten worden bevorderd? Kunnen de opengevcllen plaatsen voor wijkagenten met dit jonge korps opnieuw worden bezet? Mevrouw Van der Werf: Naar aanleiding van vraag 71 zou ik het volgende willen vragen over het beschikbaar stellen van gegevens aan bedrijven in verband met een antecedentenonderzoek. Op 9 juni 1978 schreef Laurens ten Cate in zijn rubriek Dagelijks in de Leeuwarder Courant een commen taar op het onderzoek dat was gedaan door studenten van de Erasmusuniversiteit in Rotterdam met be trekking tot deze aangelegenheid. Deze groep studenten heeft een onderzoek gehouden op een aanial bedrijven, zoals schoonmaakbedrijven, bankfilialen en makelaars. In dit onderzoek wordt vermeld dat in Groningen en in Leeuwarden - daar gaat het mij in dit geval om - heel officieel mededelingen wor den gedaan aan schoonmaakbedrijven. (De Voorzitter: Waarop baseert u het dat "officieel" medede lingen worden gedaan? Omdat Laurens ten Cate dat zegt?) Dit is uit het onderzoek naar voren geko men. In het antwoord op vraag 70 staat dat de anonimiteit bij de voorlichting aan de pers gewaarborgd wordt. Toch lees ik regelmatig bijvoegsels in de krant als: huisvrouw, student en andere beroepsaan duidingen. Ook worden weieens voornamen genoemd, zodat men, als de dader uit een dorp komt, zo kan aanwijzen wie het is. Dan vraag 72. De burgemeester zal, zo staat in het antwoord, het jaarverslag van het Justitieel ■Klachtenbureau met de leiding van de politie bespreken. Is dit al gebeurd? Wat was het resultaat van dat gesprek? Als er nog niet een gesprek is gevoerd, wanneer gaat het dan gebeuren? Komt er ook een verslag van? De Voorzitter: Ik zou willen beginnen met de vragen en opmerkingen var. mevrouw Brandenburg over de opleiding aan de politieschool en over de leeftijd van mensen die als politieagent worden aangesteld. Eerst een paar algemene kanttekeningen. Mevrouw Brandenburg stelde onder meer dat de burgemeesters nogal invloed zouden hebben op de politieopleidingen op de politiescholen. Dat is niet zo. De burgemeesters bemoeien zich daar helemaal niet mee. De invloed van de burgemeesters op de politiescholen is een andere, namelijk zij zijn verantwoordelijk voor het beheer. Dit betekent dat zij verantwoordelijk zijn voor de financiën die voor deze scholen benodigd zijn. Het is een gemeenschap pelijke regeling, onze gemeente betaalt er ook aan mee. Iedere burgemeester is lid van het algemeen bestuur. De begrotingen en de jaarrekeningen worden in de algemene vergadering vastgesteld. Voor de opleidingen als zodanig worden landelijk schema's vastgesteld, burgemeesters bemoeien zich daar totaal niet mee. Het is ook niet zo dat dergelijke scholen dienstverlenende aanhangsels zouden zijn van de korpsen en dat de korpsleiding grote invloed heeft. Een andere kwestie is dat een aantal korps chefs adviserend lid van het bestuur zijn. Dit adviseur-zijn komt tot uitdrukking in dingen die betrek king hebben op het beheer, waarbij het van belang is dat deskundigen een inbreng leveren. Het op leidingspatroon wordt echter centraal geregeld. (De heer Van den Eist: U zegt dat het een gemeenschap pelijke regeling is. Dat betekent dat daar ook de financiën worden vastgesteld en daarmee het aantal lesgevend personeel en verder in feite de tijdsduur van de opleiding en daarmee de mogelijkheid om een aantal vakken al or niet in het leerpakket op te nemen. Mevrouw Brandenburg heeft verwezen naar de invloed van verschillende zijden. De politieschool voor de gemeentepolitie van Amsterdam heeft melding gemaakt van het feit dat men afwijkt van het rooster op grond van bepaalde overwegingen. Men zou het prettig vinden als er mogelijkheden waren om de opleiding te verlengen. Dan houdt het verhaal op want dan verwijst de geïnterviewde naar de bestuurlijke onmogelijkheid daarvan, omdat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 20