is dan welzijn. Op deze manier had de P.v.d.A. dan toch nog ruimtelijke ordening onder haar beheer. Het verbaast mij dan ook dat wethouder De Pree niet achter de tafel zit, want hij gaat over de coör dinatie van de welzijnsaspecten in de ruimtelijke ordening. Een andere vraag is: Hoe wordt deze por tefeuille eigenlijk ingevuld? Aan een verdere uitbouw wordt gewerkt, staat in het antwoord. Voor zover ik echter weet, is er geen enkele ambtenaar op de afdeling S.Z.W. die deze coördinatietaak op zich neemt. Dat zal misschien nog komen, dat zal wel onder die uitbouw vallen. Mijn vraag is echter: Hoe wordt de coördinerende taak van de wethouder - in dit geval de heer De Pree - uitge bouwd? Krijgt hij bij voorbeeld ook rechtstreeks contact via zijn ambtenaren met de D.S.O. of moet dat allemaal via R.O.V. lopen? Kortom, hoe wordt die coördinerende taak ingevuld? Vraag 86 gaat over de groeipercentages van de gemeente. In het antwoord staat dat de gemeente een jaarlijkse groei van 1% hanteert, omdat dat "onzes inziens wenselijk is". De wens is de vader van de gedachte, maar naar mijn idee moet je in de planning niet zozeer van wenselijkheden uitgaan maar meer van realiteiten. Ik kan mij nog levendig het structuurprentenboek herinneren waar een prachtige grafiek in stond die werd gebruikt zo lang het te pas kwam. Toen die echter wat te irreëel werd, toen werd er maar niet meer over gesproken. Ik vraag mij dan ook af wat de zin is van zulke planningsmethoden. Mijns inziens kun je het beter laten. Ik blijf het vreemd vinden dat je uitgaat van een wenselijkheid voor een jaarlijkse groei van 1%, terwijl Leeuwarden vorig jaar, als wij de krant mogen geloven, met 900 personen achteruit is gegaan. Ik praat niet over conclusies die je daar uit moet trekken, maar alleen over het plannen. Ik zou graag willen weten of het college ook van plan is dit soort "plannerij" op een meer reele basis te gaan doen in plaats van uit te gaan van wenselijkhe den die wij toch niet halen. De Voorzitter: Ik zou willen ingaan op de eerste opmerking die de heer Van der Wal heeft ge maakt, want die raakt het hele college. Door de politieke partijen die wethouders hebben geleverd zijn inderdaad afspraken gemaakt over dit probleem. Bij de portefeuilleverdeling hebben wij rekening gehouden met de afspraken die tussen de P.v.d.A. en het C.D.A. zijn overeengekomen. Dat impliceert dat wij duidelijk van plan zijn inhoud te geven aan een coördinerende taak voor de wethouder voor Welzijnsaangelegenheden. Dit is iets moeilijker dan een concrete taak als onderdeel van een porte feuille, daar zult u het mee eens zijn. Wij zijn ons er met zijn zessen van bewust dat wij hier niet van de vloer op de zolder kunnen, maar dat wij bewust in onze taakverdeling moeten koersen op de afspraken die gemaakt zijn. Wij hebben daar al een zekere inhoud aan gegeven, wij hebben namelijk in tegenstelling tot voorheen de afspraak gemaakt dat bij belangrijke gesprekken over algemene facet ten - wanneer bij voorbeeld een delegatie van b. en w. optreedt om intern of extern gesprekken te voeren - wethouder De Pree aanwezig zal zijn. Dit geldt overigens niet alleen voor ruimtelijke orde ning, het kan ook voor andere sectoren spelen. Hier gaat het echter met name over de twee belang rijke facetten welzijn en ruimtelijke ordening. Bij de rolverdeling voor verschillende benoemingen in verband met het bezetten van de plaatsen hebben wij ook met dit facet rekening gehouden. Verder is reeds de concrete afspraak gemaakt dat, wanneer er bij voorbeeld hearings over de invulling van de ontwikkeling van bepaalde wijken in onze stad worden gehouden waar ook het college aan te pas komt - in het verleden is dit wel gebeurd -, hierbij niet alleen de wethouder van Ruimtelijke Orde ning maar ook de wethouder van Welzijnsaangelegenheden gesprekspartner zal zijn en aan dit soort gesprekken zal deelnemen. Ook in de onderlinge gesprekken in het college brengt deze wethouder, mede gevoed door de ambtenaren uit zijn sector, problemen met betrekking tot facetten die het hele welzijnsterrein raken meteen ter sprake. Verder is er concreet afgesproken dat ambtenaren van de wel zijnssector aan de gesprekken in verschillende werkgroepen en dergelijke deelnemen. Deze ambtena ren stellen de wethouder zowel van tevoren als na afloop van deze gesprekken op de hoogte, opdat die zijn inbreng duidelijk kan leveren. Ik noem nu zo een aantal facetten waar wij mee aan het bou wen zijn en waar wij ook mee door zullen gaan. Hiermee is zo concreet mogelijk het standpunt dat wij hebben ingenomen en de werkwijze die wij met elkaar volgen uiteengezet. De heer Van der Wal: Denkt u dan ook aan ambtelijke ondersteuning, een soortement bureau met ingangen rechtstreeks naar de D.S.O. zodat er niet allerlei omwegen hoeven te worden gemaakt? De Voorzitter: Wij denken niet aan een bureau. Ik heb toch al gezegd dat ook de ambtenaren van de afdeling S.Z.W. in sterkere mate dan in het verleden - u mag hier niet uit afleiden dat er in het verleden niets aan gedaan werd - aan verschillende gesprekken deelnemen. Dat is heel duidelijk afgesproken. Ik wil hierbij wel zeggen dat wij op dit ogenblik - ik zeg dit voordat u mij in een vol gende vergadering op de vingers tikt; als er aanleiding toe is, is dat overigens helemaal niet erg - bij de afdeling S.Z.W. met een aantal vacatures zitten. Hierdoor worden wij natuurlijk wel enigszins in >3 V7 onze activiteiten geremd. In de verslagen die op de Leeskamer liggen kunt u ook lezen dat wij al over dit probleem zijn gevallen. Het is echter niemand zijn schuld. Het komt dus voor dat een ambtenaar die hiervoor is aangewezen verstek moet laten gaan. Dat is niet door gebrek aan interesse of iets der gelijks, maar omdat wij met een aantal vacatures zitten. Ik zeg dit even voor alle duidelijkheid. Wij zijn echter al bezig met het opvullen van deze gaten. De beantwoording van de tweede vraag van de heer Van der Wal wil ik graag aan de heer Rijpma overlaten. De heer Rijpma (weth.): Aan het percentage van de groei wordt uiteraard in de Nota Woningbouw beleid 1979 weer nadrukkelijk aandacht besteed, want het percentage dat gehanteerd wordt behoeft een verantwoording. Er is een verantwoording waarom het gehanteerd is in de Nota Woningbouwbeleid 1977 gegeven en zo zal er ook een verantwoording in de Nota Woningbouwbeleid 1979 worden gege ven. Dat de heer Van der Wal er zich over verwondert dat iets wenselijk is in een planning, verwon dert mij nu weer. Ik dacht dat juist bij planning het taakstellende van de gemeente bij herhaling te voorschijnt komt. Bij de verkeerscirculatieplannen kun je als taak stellen dat het openbaar vervoer in omvang toeneemt en dat het verkeer niet door de stad rijdt en andere wegen kiest. Elke planning heeft een taakstelling in zich, alleen, je moet die taakstelling wel duidelijk verantwoorden. Punten 89 t.e.m. 93. De heer Janssen: In het antwoord op vraag 93 schrijft u dat het niet goed mogelijk is om met uit voering en verbetering van de woonomgeving te beginnen zolang geen beslissing is genomen over de verkeersafwikkeling voor het betreffende gebied. Ook de riolering geeft soms problemen. Ik ben ech ter van mening dat het toch wel mogelijk is in grote delen van bestemmingsplannen, waar praktisch niets hoeft te gebeuren, in beperkte mate maatregelen te nemen om het verkeer goed te laten lopen. Dat kan door middel van eenrichtingsverkeer met borden en het zou ook kunnen door eenvoudige maat regelen te nemen om het gebied verkeersluw te maken. Wij hebben in de vorige raadszitting een paar brieven gekregen uit Huizum-west en op die manier is deze vraag bedoeld. Het is dus niet zo bedoeld dat vooruitgelopen moet worden op de uitvoeringswerkzaamheden, maar dat er toch wel maatregelen genomen kunnen worden om alvast iets in dat gebied te doen, terwijl er later een definitief woonom gevingverbeteringsplan kan komen. Soms moeten de mensen jaren wachten en hier is, dacht ik, met eenvoudige midde.len iets aan te doen. De heer Van der Wal: Ik heb een vraag over de antwoorden van de vragen 89 tot en met 92. Ik wil allereerst constateren dat op de concrete vraag 91die aansluit op vraag 90, helemaal geen ant woord is gekomen. Er wordt concreet gevraagd: Wat kost een bepaalde versnelling van het maken van bestemmingsplannen aan mankracht en middelen? Er wordt iets gezegd van: Wij bekijken dat nog eens in de nieuwe financiële opzet van de stadsvernieuwing. Dat is best, maar het wordt hier nu toch ge vraagd. Ik kan mij best voorstellen dat er gezegd wordt - het bureau ruimtelijke ordening management moet dat best kunnen leveren -: Als wij nu een adequate versnelling in de bestemmingsplannen willen hebben, zodat wij niet steeds scheef lopen met de voorbereidingsbesluiten die er soms niet snel genoeg zijn en een andere keèr te vroeg zijn afgelopen, moeten wij meer aanpakken. Aan de procedures - aankoopprocedures, beroepsprocedures - kunnen wij over het algemeen niet zo gek veel doen. Meer aanpakken.,1 dat kunnen wij wel. Het is een mogelijkheid om de hele bestemmingsplangeschiedenis te versnellen. Daar heeft iedereen belang bij, zowel de burgerij als de gemeenteraad. De gemeenteraad krijgt op die manier meer greep op de ontwikkeling in de stad en de burgerij krijgt meer rechtszeker heid. Keer op keer gebeurt het dat de bestemmingsplannen te laat komen, te lang onderweg zijn. Deze vraag pleit dus voor een versnelling. Als dat mankracht en middelen gaat kosten, dan wil ik graag weten hoeveel en hoe een en ander in het financiële beleidsplan is in te passen. Die vraag wordt ech ter niet beantwoord. Ik zou toch wel graag van de wethouder of van een van zijn medewerkers een indicatie willen hebben om wat voor bedragen het gaat. Gaat het om een ton, gaat het om twee ton of gaat het om drie ton? Ziet de wethouder een mogelijkheid om met meer mensen en meer middelen een versnelling in de bestemmingsplannen tot stand te brengen? Een andere mogelijkheid is dat je nog meer gaat uitbesteden aan externe bureaus, maar dat is een mogelijkheid die voor mij heel duidelijk op de tweede plaats komt. Ik vind dat je moet proberen dit in eigen huis te houden. Als ons dat lukt, dan lost de problematiek met betrekking tot de voorbereidingsbesluiten zich automatisch op. Dan hoe ven wij daar ook geen beleidsverandering in aan te brengen, als wij maar op meer plaatsen tegelijk met bestemmingsplanprocedures kunnen beginnen. Ik wil dus graag weten wat dit kost.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 25