48 113 De heer Ten Hoeve: Ik wil ook graag iets vragen over de punten 89 tot en met 91maar dan met een ander accent dan de heer Van der Wal. U meent ons even terecht te moeten wijzen, want u zegt dat deze vragen de vorige keer ook al gesteld zijn en dat u daarom maar hetzelfde antwoord geeft. De vorige keer was het antwoord echter niet bevredigend en daarom zijn de vragen opnieuw gesteld. Zo moet dat natuurlijk worden gezien. Ik neem op dit moment niet een duidelijk standpunt in over waar wij naar toe moeten: gedetailleerde bestemmingsplannen of globale bestemmingsplannen. Die discussie laait elk moment weer op. Uit verschillende plaatsen hoor je voordelen, uit andere plaat sen nadelen. Ik zou u willen vragen of er, niet alleen met het accent op de bedragen en wat het kost - bij dit geheel spelen veel meer factoren een rol -, een notitie gemaakt kan worden waarin de voor- en nadelen naast elkaar worden gezet, zodat de raad een afweging kan maken. Wij kunnen dan een wat meer diepgaande discussie krijgen dan naar aanleiding van dit antwoord mogelijk is. Dit antwoord belicht immers maar een enkel aspect van het totaal. Mijn concreet verzoek is dus of het mogelijk is om met een notitie te komen over gedetailleerde en globale bestemmingsplannen met daarin vastge legd de voordelen en de nadelen. De heer Rijpma (weth.): De heer Janssen vraagt iets over verkeersregelingen die je alvast zou kunnen toepassen. Ik ben het met hem eens wanneer de structuur van de verkeersregelingen binnen het totale gebied al tot een zekere afronding is gekomen. Dan weet je namelijk waar je het verkeer van de totale wijk - het moet een afgesloten gedeelte zijn - naar toe wilt brengen. Er zit soms wel eens een rem op, want in onze structuurschetsen, zoals wij die in eerste instantie in de raad brengen voor een principebesluit, zitten vaak nog te weinig detailleringen ten aanzien van de gevolgen die veranderingen met zich meebrengen. Wij hebben op dit moment wat het verkeer betreft een knelpunt. Onze afdeling Verkeer is een betrekkelijk kleine afdeling. Die afdeling is sinds het aannemen van het Verkeersstructuur- en Uitwerkingsplan zwaar belast. Zodra je aan een zware belasting begint, moet je prioriteiten stellen. Welnu, als ik de raad goed beluisterd heb, dan is de eerste prioriteit het lopen en het fietsen in de stad. Er ligt dan ook nadrukkelijk een opdracht bij deze afdeling om dat in eerste instantie klaar te maken. Wanneer dit gebeurd is, dan hopen wij weer wat meer lucht te krijgen en dan hopen wij onder andere de verkeersstructuur in Schil-oost af te ronden. Als wij straks voor dat gebied met drie plannen bij de raad komen - ik denk aan Cambuursterpad, Molenpad en de Vegelinbuurt -, dan hoop ik dat de verkeersstructuur zo ver geklaard is dat wij aan het verzoek van de heer Janssen beter kunnen voldoen dan tot dusver. De heer Van der Wal heeft het er met name over hoe je de bestemmingsplannen kunt versnellen. Je kunt gaan praten over de versnelling van het totaal aantal bestemmingsplannen, dat heeft dan met voorbereidingsbesluiten niets te maken. Als je meer bestemmingsplannen per jaar wilt maken, zou je een of twee teams meer moeten hebben. Dat betekent niet dat elk team dan vlugger kan, want in elk team moet de problematiek die zich aandient afgewikkeld worden. (De heer Van der Wal: Dus dan meer in de breedte.) Dan zou er een nog breder scala moeten komen en dan zou er vaker een bestemmings plan in de raad te voorschijn komen. Ik kan niet overzien wat daarvan de consequenties zijn. Ik weet wel dat binnen de honderd miljoen-operatie, zo zal ik het maar eens noemen, rekening is gehouden met een bepaald bedrag aan personeelskosten. Wanneer die personeelskosten oplopen, blijft er voor de werkelijke materiële verandering van onze stad minder over. Vandaar dat wij ook naar dat model verwijzen. Wij hebben een beperkte hoeveelheid middelen. Die honderd miljoen is de grens waarmee het college meent de vertaling van de hoogste prioriteit waar te kunnen maken. Die hoogste prioriteit houdt echter niet in dat je alles kunt. Binnen die honderd miljoen is een bepaald bedrag aan perso neelskosten geraamd. Als je die personeelskosten op gaat voeren, dan blijft er minder over. (De heer Van der Wal: Of je stelt meer beschikbaar.) Dat is een voorstel dat de raad altijd nog kan doen. Er wordt verwezen naar het plan en het college zal de honderd miljoen-operatie verder detailleren. Na die detaillering kan de raad beoordelen of hij meent met dit bedrag uit de voeten te kunnen. Kan de raad er niet mee uit de voeten, dan zal het college opdracht moeten worden gegeven om meer midde len te vinden. Het is echter wel zo dat de belastingverhoging die de gemeente zich kan permitteren slechts beperkt is. De heer Ten Hoeve vraagt naar een notitie over globale bestemmingsplannen. Ik geef direct toe dat het ter wille van een goede discussie wenselijk zou zijn om over zo'n notitie te beschikken. De vraag is dan natuurlijk wel wie deze notitie, deze nota, moet maken. Als je een keer aan een nota gaat werken, dan is het niet zo dat je er maar een aantal punten op kunt zetten, dan moet je ook een betere afronding, een zekere volmaaktheid, nastreven. Dan mogen er geen facetten onder water blij ven. Ik zou op dit moment niet weten wie van de ambtenaren ik met deze nota zou kunnen belasten, zonder dat andere werkzaamheden waaraan wij hoge prioriteit toekennen blijven liggen. Ik kan de heer Ten Hoeve een dergelijke toezegging op dit moment dus niet geven. De Voorzitter: Het is duidelijk dat dit punt op het bekende lijstje behoort te staan. Daar zullen wij ook voor zorgen. Het is helaas een moeizamer weg dan wij hadden gedacht. Ik geloof echter dat wij al eens hebben gezegd dat in het Seniorenconvent de afspraak is gemaakt dat zowel in het colle ge als in het Seniorenconvent een lijst zal verschijnen van een aantal nota's waarvan wij met elkaar weten dat die gemaakt zouden moeten worden. Wij moeten het dan trachten eens te worden over een beginselvolgorde. Ik dacht dat de fractievoorzitters dat op hun beurt in de fracties moeten bespreken, voordat wij met elkaar tot een conclusie komen. Ik dacht dat het punt dat de heer Ten Hoeve noemde daar ook in thuishoort. (De heer Ten Hoeve: U zegt dus bij deze toe dat dit punt op het lijstje van stu dies terechtkomt.) Ja, dat is juist. Ongeacht wat wij straks beslissen, ik vind dit een punt dat op het lijstje thuishoort, ook gezien de reactie van de wethouder. Die toezegging kan ik dus stellig namens het college doen. De heer Van der Wal: Ik sta eigenlijk op het punt de versnelling van de bestemmingsplanprocedu res te claimen. De wethouder koppelt een en ander echter heel duidelijk aan de financiering van de stadsvernieuwing, de honderd miljoen-operatie. Mijn vraag is dan: Wanneer komt dit gedetailleerd via de commissies in de raad? Als dat twee jaar moet duren, om maar eens iets geks te noemen, dan(De Voorzitter: In ieder geval voor het eind van dit jaar.) Ik neem aan dat het tussentijds nog wel in de Commissie Ruimtelijke Ordening komt. Ik claim het punt onder voorbehoud. De Voorzitter: In ieder geval vind ik het zinvol dat wij ernaar streven. De zaken die u nu aansnijdt zijn natuurlijk erg belangrijk en komen ook onverbiddelijk in de prioriteitenafweging. U zult stellig van mij willen aannemen dat dit een erg gecompliceerde problematiek is. Er wordt echter hard aan gewerkt. Als wij het zo parallel zouden kunnen laten lopen dat dit ingecalculeerd wordt voordat u volgend jaar een beslissing moet nemen over het volgende beleidsplan, dan zou een en ander goed bij elkaar komen. Het is onmogelijk om het voor elkaar te krijgen bij de beoordeling van dit beleids plan, want dan zouden wij iets zeggen wat wij niet waar kunnen maken. Ik geloof dat wij er duide lijk naar moeten streven om op een zodanig tijdstip een nota klaar te hebben dat wij die kunnen in brengen in de discussies voor het volgend beleidsplan. Ik hoop dat u hiermee genoegen zult willen ne men. (De heer Van der Wal: Dan zijn wij een dik halfjaar verder en in dit geval zal het toch wel niet veel sneller kunnen. Ik bewaar het dan ook maar tot de volgende keer.) Punten 94 t.e.m. 96. De heer Van der Wal: Als ik het antwoord op vraag 94 lees, is mijn vraag: Zijn gedeputeerde sta ten door de bocht? Is er een grote waarschijnlijkheid dat wij onze wensen, zoals die in de structuur rapportjes zijn neergelegd, kunnen uitvoeren? Of zitten er nog kinken in de kabel? Mevrouw Visscher—Bouwer: Punt 95, het beleid ten aanzien van ligplaatsen van boten in de stads grachten. Als ik lees dat er geen nieuwe vergunningen worden verleend aan eigenaar/bewoners, dan vraag ik mij af of het werkelijk de bedoeling van het college is om stadsgrachten te krijgen waar geen schepen meer in liggen. Dat zou een ontzettend dode boel zijn. Is dat uiteindelijk dan het resultaat? Als ik het antwoord op vraag 95 lees, dan mag ik dat wel veronderstellen. De heer Rijpma (weth.): Tot dusver is het ons mogelijk om te werken in de richting zoals de raad die heeft vastgesteld. Er zijn ook nog geen signalen die erop zouden kunnen wijzen dat er zwaar weer op til is. Dit in antwoord op de vraag van de heer Van der Wal. Schepen in de grachten. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen twee soorten schepen, name lijk de typisch voor bewoning gebouwde schepen, die ook nooit voor een ander doel hebben gediend dan voor het wonen, en de verbouwde vracht- of beurtschepen. Het antwoord dat hier gegeven is, slaat op de typisch voor bewoning gebouwde schepen. Er wordt een beleid gevoerd om deze schepen die voor bewoning gebouwd zijn uit de stadsgrachten te laten verdwijnen. Er komt wel enige wijsheid aan te pas, de feiten zijn soms erg moeilijk. Er moet soms met de feiten en de persoonlijke omstandigheden meer rekening worden gehouden dan in het antwoord is weergegeven. Het streven is er echter en daar zijn de ambtenaren, ook na de gesprekken die nog kortelings daarover gehouden zijn, van op de hoog te. (Mevrouw Visscher—Bouwer: Een oud schip, waar ooit mee gevaren is, heeft een vergunning.) Iemand die gevaren heeft met een beurtschip heeft geen vergunning nodig, die betaalt liggeld. (Mevrouw Vis scher—Bouwer: Dat begrijp ik wel, maar die schepen zouden blijven liggen. Het is echter een uitster vende zaak. Uit uw antwoord maak ik op dat de mensen die dan in die oude schepen gaan wonen er wel kunnen blijven liggen.) In de eerste plaats moet ik wat het uitsterven betreft zeggen dat dat wel een erg langzaam proces is.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 26