VS bl. Züm V9 éz discussie van daarnet in herinnering mag roepen, waarbij de aandrang juist groot was om ongewenste ontwikkelingen in de gemeente tegen te gaan, dan tenderen deze discussies juist naar een brede aan pak van de stadsvernieuwingsproblematiek. Daarmee is het spanningsveld uiteengezet, waarbinnen de gemeenteraad bepaalde keuzes zal moeten maken. Het is bijzonder moeilijk om èn te streven naar een geconcentreerde aanpak om plannen snel te realiseren èn anderzijds de aanpak zo breed te laten zijn dat men daarmee ongewenste ontwikkelingen tegengaat. Er zal onherroepelijk een keuze moeten wor den gedaan. Ik meen hiermee uitgebreid op de financiële problematiek van de stadsvernieuwing te zijn ingegaan. Ik wil dan nog even terugkomen op de aanschrijvingsbevoegdheid ex artikel 25. Juridisch gezien is het inderdaad zo dat, als de aanschrijving niet lonend is, de eigenaar het recht heeft om te zeg gen: Ik tref die voorzieningen niet. Er moet dan inderdaad een einde gemaakt worden aan de bewoning Gelet op het feit dat de raad in het verleden bij de aankoop van woningen door de gemeente herhaal delijk heeft gezegd: Denk erom, deze panden moeten ingebracht worden in het Woningbedrijf en zo lang mogelijk verhuurd worden, dan is dat niet de oplossing van het probleem. Bovendien vraag ik mij af of het probleem werkelijk zo groot is als u suggereert, wanneer men bedenkt dat de afgelopen ja ren toch wel degelijk een beleid is gevoerd waarbij die woningen, d;e de gemeente niet meer nodig heeft voor stadsvernieuwingsmaatregelen, successievelijk afgesloten worden. Dit gebeurt onder voor waarde dat rehabilitatie daarvan plaatsvindt. Deze eis kan men natuurlijk alleen maar stellen, wan neer rehabilitatie nog mogelijk is. Het is echter duidelijk zo dat de laatste tijd op dat gebied het een en ander is gebeurd. Wij hebben nogal wat verkopen van panden achter de rug en ik geloof dat dit nog steeds doorgaat. De heer Van der Wal: De eigenaar van een woning heeft het recht om te zeggen dat het niet lo nend is. Er staat echter ook in het artikel dat b. en w. verplicht zijn om een aanschrijving aan de huiseigenaar te verrichten. Als in dit geval de gemeente de huiseigenaar is, dan staat het ter keuze van de gemeenteraad om te zeggen of men een beroep doet op het niet lonend zijn en dientengevolge het pand dicht wil spijkeren. Daarmee zet de gemeenteraad zichzelf voor het blok. De gemeenteraad zal dat natuurlijk nooit doen. Dan zegt de gemeenteraad dat men de voorzieningen wel treft. Het is een belang en zelfs een plicht van de gemeente om zo veel mogelijk huisvesting te bieden. (De Voor zitter: Ik moet er even tussen komen, want wij hebben maar één instantie. De heer Van Kats zal nog iets hierover zeggen.) De heer Van Kats: De problematiek van het onderhoud van die panden is hier herhaaldelijk in de raad aan de orde geweest. Ik vraag mij af of het nu werkelijk nodig is om pas een oplossing van deze problematiek te vinden op het moment nadat b. en w. de raad zouden hebben aangeschreven. Dan kunt u op dit moment ook beslissen dat het onderhoudsbeleid kennelijk zo slecht is dat er wat aan moet ge beuren. (De heer Van der Wal: Dat is ook mijn conclusie.) Punten 129 t.e.m. 135. De heer Janssen: Vraag 1 32. U schrijft niet in het antwoord dat de evaluatierapporten voor februa ri 1979 in de raad zullen komen. Is er inmiddels een begin gemaakt met de behandeling van de rappor ten in de commissies? U gaat namelijk niet op onze vraag om dit voor de begrotingszitting te behan delen in. De heer Van der Wal: Ik had dezelfde vraag. Mevrouw Visscher—Bouwer: Vraag 130. Daarbij wordt gesteld dat steeds een ambtenaar van de D.S.O. voorzitter is van de contactgroep. In uw antwoord zegt u onder meer dat het overleg in de contactgroepen ervoor dient om de overeenkomsten èn verschillen in opvattingen tussen gemeente lijke vertegenwoordigers en burgerij zo duidelijk mogelijk boven water te krijgen. Dat is juist het punt waar het om gaat. De voorzitter van de contactgroep heeft tevens een inbreng in de contact groep en is belanghebbende bij het plan dat uit de projectgroep is gekomen. Daarom werd gevraagd of weieens is overwogen om een ambtenaar uit een andere discipline voorzitter te laten zijn. Er zou dan een technisch voorzitterschap zijn. De voorzitter heeft dan zelf geen inbreng en hoeft dus ook niet zijn eigen plan te verdedigen. Ik heb dit punt gevonden in de Nota Stadsvernieuwing van Den Haag. Men heeft daar ook met het probleem van projectgroepen of contactgroepen gezeten. In het verslag staat: "Verandering van het beleid. Tenslotte dient melding te worden gemaakt van een ver schuiving in het voorzitterschap van de overleggroepen. In het verleden werden de overleggroepen als regel voorgezeten door een der ambtenaren uit de sector Stadsontwikkeling die tevens een inbreng in het overleg had te leveren. Deze dubbelfunctie bracht de betrokkene nogal eens in een moeilijke positie, waarbij hij enerzijds zijn eigen deskundige inbreng diende toe te lichten en te verdedigen en anderzijds gespreksleider diende te zijn." Mij dunkt dat het logisch is dat dit heel moeilijk is. Daarom wilde ik voorstellen om deze gedachte mee te nemen, wanneer de evaluatie van de project en contactgroepen aan de orde komt. U schrijft wel dat wij de secretarie belasten, maar men heeft ook kans dat men dan de D.S.O. ontlast. Er zitten dus ook wel andere kanten aan deze zaak. De heer Rijpma (weth.): Het evaluatierapport verkeert in een vergevorderd stadium, alleen de "finishing touch" moet nog worden aangebracht. Ik dacht dat hierover in de overleggroep, waar me vrouw Visscher zojuist over heeft gesproken, van gedachten is gewisseld. Ook hier geldt natuurlijk de vraag welke prioriteit men aanlegt. /Misschien is er een afspraak over gemaakt. De ambtenaar die hiermee is belast heeft het op dit moment niet eenvoudig, omdat zijn collega die hem bij dit werk as sisteerde inmiddels uit het gemeentelijk verband is vertrokken. De gedachte van mevrouw Visscher- Bouwer willen wij nog wel een keer wegen. Ik zie op dit moment nog niet de mogelijkheid daartoe, maar het kan uiteraard bij die bespreking aan de orde komen. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Past het niet in de theorie van de portefeuilleverdeling ofwel het samenwerken met Welzijn dat mensen van S.Z.W. voorzitter zijn?) (De Voorzitter: Dat kunnen wij onder ogen zien, die bepaalde facetten komen ook aan de orde in de Commissie Een goede raad.) E. Monumentenzorg. De heer De Jong: Vraag 137. In het antwoord wordt van het Gabbemagasthuis gezegd dat er over leg is met de architect om te komen tot een waarschijnlijk andere structuur van dit zeer interessante gebouw. Ik wil eerst mijn zorg uitspreken over de wijze waarop dit gebouw op dit moment wordt on derhouden. Zoals de tuin er bij ligt, is voor die straat een erbarmelijke situatie. Ik ben nieuwsgierig wat de architect met dit gebouw doet. Wanneer komt er meer inzicht aangaande dit gebouw en aan gaande de jongerenhuisvesting waarvoor het gebouw eventueel gebruikt zal worden? Dan vraag 138, of het college de restauratie van de Westerkerk en de Waalse kerk wil bevorderen. Op zich heb ik met het antwoord geen moeite, maar het is geen antwoord op de vraag. Ik wil graag dat antwoord van u hebben. De heer Ten Hoeve: Vragen 139 en 140. Deze vragen gaan over het eigendom van de kerktorens in onze gemeente. U zegt in het antwoord, op een wat verhullende manier, dat de torens eigenlijk niet het eigendom van de gemeente zijn. Ik wil dit tegenspreken. Ik heb een boekje bij mij over de kerk in Huizum, geschreven door een bekwaam en in deze zaal niet onbekend jurist - hij is hier meen ik aanwezig -, die naar mijn idee helemaal terecht tot de conclusie komt dat kerktorens wel tot het gemeente-eigendom behoren. Voor deze veronderstelling wordt een Staatsregeling uit 1769 aangevoerd: "De torens aan de kerkgebouwen gehecht, benevens de klokken met derzelver huizingen, worden verklaard eigendommen te zijn en te blijven ter burgerlijke gemeente, staande te allen tijde onder derzelver behering en onderhoud." Deze Staatsregeling blijft van kracht, naar ik heb begrepen, men kan er niet onderuit. Dit wordt een ingewikkelde problematiek, er is al vaker over geschreven. Ik dacht niet dat wij bij de behandeling van de begroting over zo'n puntje zouden moeten praten. Ik zou u wel willen vragen om dit te laten onderzoeken en hierover aan de raad een notitie aan te bie den en eventueel in overleg te treden met de kerkbesturen die nu nog het naar mijn gevoel gemeente eigendom beheren en onderhouden. Ik wil daar nog het volgende aan vastkoppelen. Wanneer deze zaak is, zoals die naar mijn gevoel hoort te zijn, dan zijn wij verantwoordelijk voor de situatie zoals die op het moment in Wirdum is. Daar zouden dan weieens vervelende consequenties uit voort kunnen komen, waarbij de gemeente aangesproken zou kunnen worden. In dit licht bezien wil ik u vragen dit te bekijken. Overigens is het u ook bekend dat de Oldehove steeds gemeente-eigendom is geweest, want die toren viel ook onder de Staatsregeling. Mevrouw Visscher—Bouwer: Ik wil aanhaken bij vraag 136. Op de hoek Bagi jnestraat-Bol lemans- steeg hebben wij onlangs enkele panden aangekocht die op de monumentenlijst staan. Wij weten al lemaal dat C.R.M. arm is en dat het op het ogenblik praktisch onmogelijk is om van het rijk geld te- krijgen voor de restauratie van een monument. Nu staan deze twee panden er nog. Onlangs opperde iemand het idee of het niet mogelijk zou zijn om voor de panden die er nu nog staan en waarschijn lijk wel afgebroken zullen moeten worden een goedkopere oplossing te vinden. Zo'n oplossing zou dan zijn om zulke panden door de dienst te laten opmeten - men heeft dan geen architect nodig -,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 33