wij alternatief 2, waarin wij uitkomen op een binding van de natuurlijke aanwas. Voor een gemeen
te is het belangrijk om bij het beantwoorden van de vraag hoe hoog de groei moet zijn, een aantal
zaken in de gaten te houden. Allereerst is de reactie op het voorstel van de regioraad van belang.
Op de korte termijn kiest de regioraad voor vestigingsoverschotten en dus voor alternatief 1 Persoon
lijk schat ik het zo in dat dit gebeurd is doordat er min of meer een compromis in de regioraad kan
worden gevonden. Naarmate er minder groei is te verdelen op grond van vestigingsoverschotten, wordt
het voor Leeuwarden steeds moeilijker om behoorlijk te groeien. Bij de op zich toch wel geringe na
tuurlijke aanwas van Leeuwarden kan een nog sterkere groei namelijk alleen nog bereikt worden door
de natuurlijke aanwas van andere gemeenten te claimen. Dat is natuurlijk iets waarover men in de re
gioraad de grootst mogelijke ruzie zou kunnen krijgen. Dat is één punt waar men aan moet denken.
Indien men kiest voor minder groei voor Leeuwarden, betekent dit dat men zelf waarschijnlijk minder
zal moeten groeien.
Een tweede punt dat men in zijn achterhoofd moet houden, is de vraag hoe erg men het zou vin
den als in Friesland een deel van de migranten zal bestaan uit mensen die hetzij gepensioneerd zijn
en in een Arbeidsongeschiktheidswet zitten hetzij lange-afstand forensen zijn. De laatsfen zijn men
sen die niet economisch aan Friesland zijn gebonden, maar hier wel hun inkomen spenderen en op
die mapier voor een stukje werkgelegenheid zorgen. Dit is een ontwikkeling die op zich niet ondenk
beeldig is. Het aantal oudere mensen in Nederland neemt toe. Het potentiële aantal mensen dat naar
Friesland kan vertrekken neemt daarom ook toe. Ook de arbeidstijd neemt langzamerhand af. Naar
mate men minder hoeft te werken, kan men ook gemakkelijker verder weg gaan wonen. Kortom, dit
zijn een tweetal overwegingen die ik mee wil geven bij het beantwoorden van de vraag hoe hoog
men de groei van de bevolking voor heel Friesland wil laten zijn.
Voorts is er het punt van de spreiding van de groei over de regio's. Alternatief 1 kiest voor een
wat sterker accent op het Oosten, alternatief 2 voor een wat meer gelijkmatiger groei over de regio's.
Bij de gemeentelijke standpuntbepaling tot nu toe wordt hier eigenlijk helemaal niets over gezegd.
Toch zal het ook met betrekking tot deze kwestie noodzakelijk zijn om een standpunt in te nemen.
Hoe ziet Leeuwarden en hoe ziet de Regio-Noord zich ten opzichte van de rest van Friesland? Wat
vindt u van de Oost-West-problematiek?
Als laatste punt met betrekking tot de bevolking is er de kwestie van hoe men de groei over de
verschillende dorpen en steden zou willen spreiden. De gemeente heeft hierover nu een duidelijker
standpunt ingenomen. Ik meen een teneur te onderkennen in het commentaar. Ten eerste vindt men
dat Leeuwarden meer groei moet krijgen dan tot nu toe in de Nota Alternatieven is voorgesteld. Op
bladzijde 4 van de werkagenda kunnen wij bij voorbeeld lezen: "In dit licht gezien is het voor ons
duidelijk, ook om de autonomie van Friesland te behouden, dat het noodzakelijk is het voorzienin
genniveau in de grotere plaatsen te verhogen. Dit kan alleen door versterking van de top van de
hiërarchie, met andere woorden, de hiërarchie moet nog steiler verlopen. Hiervoor zal een meer dan
evenredige versterking van het draagvlak in Leeuwarden noodzakelijk zijn." Dus een meer dan even
redige groei, die in geen van beide alternatieven zit. Een tweede punt dat opvalt in de gemeentelijke
reacties is, dat men stelt dat Leeuwarden zelfs zoveel groei zou moeten krijgen dat het als groeistad
zou kunnen worden aangemerkt. Ik zal weer een citaat uit de werkagenda nemen, namelijk enkele
regels van bladzijde 6: "In dit verband rijst de vraag waarom gedeputeerde staten hun aanvankelijke
visie (Leeuwarden groeistad) hebben afgezwakt tot het bepleiten van groeistadfaciliteiten en hun ver
wachting van Leeuwarden mede baseren op een niet te sterke groei in het verleden."
Tot slot een derde punt dat opvalt in de gemeentelijke teneur tot nu roe. Men stelt namelijk dat
er, gezien de noodzakelijk geachte ontwikkelingen op het gebied van de hoogwaardige voorzieningen
en de verwachte geringere groei in de toekomst, "in feite geen ruimte is om de groei van de kleine
kernen te stimuleren. Dit zou alleen kunnen ten koste van de grote plaatsen, dus leiden tot suburba
nisatie. Dit werkt verkrotting van plaatsen met een stedelijk karakter in de hand." Bij deze teneur
wil ik een aantal vragen stellen.
De eerste vraag die gesteld moet worden, luidt: Is de kritiek op de Nota Alternatieven voor wat
betreft het feit dat in de nota de suburbanisatie rondom Leeuwarden onvoldoende zou zijn aangepakt
zwaar inhoudelijk van karakter of heeft de kritiek meer betrekking op de wijze van presenteren?
Onzes inziens hebben wij in de Nota Alternatieven getracht de suburbanisatie rondom Leeuwarden
aanzienlijk terug te dringen. Weliswaar zijn er veel meer kleine kernen die mogen groeien, maar het
tempo van deze groei is bij lange na niet gelijk aan de ontwikkelingen zoals die in het verleden en
ook nu nog op sommige plekken plaatsvinden. Als wij de kaarten 6 en 1 0 van de atlas bekijken, dan
kunt u dat constateren. Met name de echte suburbanisatiekernen als Stiens, Hardegarijp, Dronrijp en
dergelijke worden fors aangepakt, terwijl wij ook niet van plan zijn, als wij het hebben over een
groei van kleine kernen, overal kleine "Goutumpjes" of "Tietjerkjes" te realiseren. Wat betreft de