vr so
kr 53
plan worden, waarin reëel haalbare zaken naar voren worden gebracht. Er mogen wel wenselijkheden
in zitten - die moeten er in zitten -, maar die moeten afgewogen zijn ten opzichte van de mogelijk
heden. Bij deze afweging tussen wenselijkheden en mogelijkheden zal men ook met de risicofactor
die men inbouwt als men zijn wensen te hoog stelt rekening moeten houden. Ik denk dat het provinci
aal bestuur dat ook zal doen.
In dit verband werd nog de vraag gesteld of Leeuwarden zijn culturele centrumpositie nog kan in
nemen en of de hoofdstad die positie blijft houden als eén van de alternatieven zou worden gereali
seerd. Wij dachten van wel. Wij hebben heel duidelijk in de nota gesteld dat dit noodzakelijk was,
alleen, ik kan mij voorstellen dat binnen deze raad mensen zijn die zeggen dat in dat geval de taak
stelling nog wat hoger had moeten zijn. Wij hebben niet een hogere taakstelling ingeschreven en in
getekend om redenen die zonet al door de heer Kessler naar voren zijn gebracht. Hij zal deze rede
nen straks misschien nog onderlijnen.
Ten aanzien van het Frysk eigene kan ik bijna hetzelfde opmerken als ik daarnet heb gedaan.
Het is inderdaad zo dat het Frysk eigene niet verloren zal gaan als wij voor alternatief 1 zullen kie
zen. Wij zullen ons dan echter wellicht op een andere manier daarvoor in moeten spannen. Misschien
is het ook zo dat wij dan met elkaar een ander Frysk eigene formuleren. Op zichzelf is dat niet erg,
het Frysk eigene is naar mijn mening niet een heilig begrip. Als men hier als Friezen met elkaar an
ders over denkt en vindt dat het Frysk eigene iets anders moet zijn, dan is dat het Frysk eigene, naar
mijn mening. Het is voor mij de vraag of het Frysk eigene het meest tot uitdrukking komt in de kleine
dorpen. Van velerlei zijde wordt dit beweerd. Als u kijkt naar de omschrijving die wij in de Nota
Alternatieven hebben gegeven, dan zult u dit standpunt niet terugvinden.
Verder heeft de heer Van der Wal gevraagd of het niet zo is dat in alternatief 2 Leeuwarden er
relatief gezien gunstiger af komt. Op zich is deze inschatting wellicht juist, want bij alternatief 1
hebben wij inderdaad rekening gehouden met een in eerste instantie nog min of meer doorgaan van
een zekere suburbanisatie die gericht is op de grote suburbane kernen. U kunt dit uit de tekeningen
halen. In alternatief 2b is de suburbanisatie in de vorm van de grote gerichte stromen het meest terug
gebracht. Zowel in alternatief 1 als in alternatief 2 is aandacht besteed aan de top. De ene keer is
aandacht besteed aan de top en de basis, de andere keer aan de top en het midden.
Mevrouw Waalkens heeft inmiddels de vergadering verlaten.
De heer Kessler: Ik zal wat meer ingaan op de details. Over een aantal details kan ik niet zoveel
zeggen, maar ik zal het toch proberen. Mevrouw Brandenburg heeft de opmerking gemaakt dat in de
Nota Alternatieven te veel uitgegaan zou zijn van een blanco situatie. Zij vindt dat de Nota Alter
natieven in dat opzicht de mindere is van de Nota Uitgangspunten van de regio. Als commentaar zou
ik de volgende opmerking willen maken. De Nota Alternatieven bestrijkt een aanmerkelijk langere
periode dan de Nota Uitgangspunten, namelijk een periode van vijftien jaar. Men heeft dan iets meer
vrijheid om bepaalde situaties te sturen. Daarbij komt nog dat wij de concrete situatie gaan invullen
door het korte termijn-plan. Dan komt ook aan de orde dat men ontwikkelingen niet van het ene op
het andere moment kan ombuigen. Men moet daarbij een zekere geleiding van het proces zien te sti
muleren
Een andere opmerking betrof bladzijde 66, waar een aantal instrumenten worden genoemd waar
mee de provincie de sociaal-economische doelstellingen, die in de streekplannen naar voren zijn ge
komen, zou kunnen realiseren. Mevrouw Brandenburg vond dit instrumentarium nogal summier. Dat is
het ook, met opzet, want het Streekplan is een plan waarin de ruimtelijke ontwikkelingen worden ge
leid Desalniettemin hebben wij gemeend dat wij de ruimtelijke ontwikkelingen niet konden leiden
zonder ook uitspraken te doen over de sociaal-economische ontwikkeling van Friesland. Wij vonden het
echter niet tot onze taak behoren om een uitgekauwd provinciaal beleid ten aanzien hiervan te for
muleren. Dat is dan ook niet gebeurd. Het wil niet zeggen dat de provincie dit niet gaat doen in de
toekomst. Ik weet niet precies wanneer het plan tot ontwikkeling wordt gebracht, maar het is de be
doeling dat een sociaal-economisch beleidsplan door de provincie wordt gemaakt. Ten aanzien daar
van hebben wij in de Nota Alternatieven geprobeerd een eerste aanzet te geven voor een gedachten-
bepaling. In die zin zijn de instrumenten die op bladzijde 66 worden genoemd meer indicatief bedoeld.
Zij fungeren meer als aangevers, in die zin dat men aan deze zaken kan denken, dan dat dit al het
expliciete beleidsstandpunt is van de provincie. Dit standpunt zal in het sociaal-economisch beleids
plan naar voren worden gebracht.
Verder is er nog het probleem van het openbaar vervoer op het platteland. Een groei van de kleine
kernen kan betekenen dat men het particulier vervoer toch wat meer noodzakelijk maakt. Aan de an
dere kant is het zo dat wij de bereikbaarheid van het platteland, ook ten opzichte van het openbaar
vervoer, duidelijk gebruikt hebben als een van de criteria op basis waarvan wij de bevolkingsgroei
hebben verdeeld. Als u de toelichting op het patroon van steden en dorpen en de spreiding van de
bevolkingsgroei doorleest, kunt u dit tegenkomen. Verder hebben wij heel duidelijk gesteld dat de
manier waarop het openbaar vervoer op dit moment vorm heeft gekregen in de toekomst best een an
dere zou moeten zijn. Wij hebben in dat verband de experimenten met het busvervoer genoemd. Dat
zijn allemaal zaken, waarbij men zich kan voorstellen dat er zowel ten aanzien van alternatief 2 als
ook ten aanzien van alternatief 1 wel degelijk andere manieren zijn om het openbaar vervoer in Fries
land te stimuleren. Daarbij komt nog dat wij het idee van ondersteuningskernen en ondersteuningsge-
bieden in deze nota hebben gepushed. Dit is gebeurd in aansluiting op de Verstedel i jkingsnotaDoor
middel van een concretisering van het beleid ten aanzien van ondersteuningskernen en vooral onder-
steuningsgebieden kan men zich voorstellen dat men het openbaar vervoer op het platteland wel de
gelijk kansen geeft. Wel is het waarschijnlijk zo dat wonen op het platteland betekent dat men iets
sneller de auto zal moeten gebruiken dan bij het wonen in de grotere kernen het geval is.
Verder is er nog een vraag gesteld over de groei naar de dorpen. Het gaat er bij de suburbanisa
tie niet alleen om dat die kwantitatief wordt afgeremd, maar het gaat er ook om dat die kwalitatief
wordt afgeremd, in die zin dat men probeert ook in de kleinere dorpen sociale woningbouw te reali
seren, zoals bejaardenwoningen en eventueel huisvesting voor jongeren. Dit alles om niet steeds de
grote kernen op te zadelen met deze woningbehoefte. Op zich is dit juist. Bij de beantwoording van
de vragen op 15 november 1978 hebben wij ook min of meer aangegeven dat deze zaak in de Nota
Alternatieven op dit moment onvoldoende aandacht heeft gekregen. In het ontwerp-Streekplan zal
deze kwestie waarschijnlijk meer aandacht krijgen. Daarbij moet dan wel weer worden bedacht dat
dit op zich een extra detaillering van het ruimtelijk beleid is. Dat heeft te maken met de vraag hoe
Ver men als provincie wil gaan. Men laat duidelijk minder keuzevrijheid aan de gemeenten. Dit lijkt
in strijd te zijn met de teneur die ik bij velen van u bespeur, men zit op deze manier in een dualis
tische situatie. Aan de ene kant zou men dit als provincie allicht willen zeggen - ik weet echter
niet hoe onze bestuurders erover denken -, aan de andere kant komt men daarmee ook steeds meer
op het beleidsterrein van de gemeenten.
Vervolgens is er nog een opmerking gemaakt of Leeuwarden niet meer dan een evenredige groei
zou moeten krijgen. Daarbij werd een getal genoemd van 1 .000 woningen per jaar. Het is natuurlijk
moeilijk om dit te bepalen. In de Nota Alternatieven hebben wij gemeend dat dit niet noodzakelijk
en bovendien niet mogelijk is. Op zich is het natuurlijk heel wel voorstelbaar dat de gemeente wel
1.000 woningen per jaar claimt, met alle voordelen van dien. Ik geloof dat het heel noodzakelijk is
dat het initiatief duidelijk aan de kant van de gemeente ligt en dat ook duidelijk moet worden aan
gegeven hoe deze 1 .000 woningen per jaar dan moeten worden gerealiseerd. (De hear Miedema: De
sprekker seit dat it inisiatyf by de gemeente lizze moat. Ik bin dat folslein mei him iens. Hy seit der
lykwols by: "Het is heel wel voorstelbaar dat de gemeente 1.000 woningen per jaar claimt, met alle
voordelen van dien." Ik soe freegje wolle oft hy neijer op dy foardielen yngean wol.) De voordelen
zijn onder meer dat de kans aanmerkelijk groter is dat men voor het predicaat groeistad in aanmerking
komt. Op zich kan ik mij voorstellen dat de gemeente, dit overwegende, toch aan de bouw van 1 .000
woningen per jaar gaat denken. Het is niet gezegd dat de provincie dit zal honoreren. In de hele pro
vincie kunnen maar 4.000 a 5.000 woningen per jaar worden gebouwd. Het is dan nogal een keuze
voor het provinciaal bestuur om van dat aantal 1 .000 woningen per jaar in Leeuwarden te realiseren.
Ik zeg niet dat het provinciaal bestuur het per se niet zou willen, ik zeg alleen dat het niet een auto
matisme is in de zin van: als Leeuwarden 1 .000 woningen per jaar vraagt, dan krijgt het die ook. Ik
denk dat de provincie zich terdege zal afvragen of Leeuwarden een dergelijke taakstelling waar kan
maken, afgezien van de vraag of de provincie het op zich wenselijk vindt. Ik heb dit al een paar keer
eerder gesteld, maar er zijn hierbij zeer duidelijk vraagtekens te zetten. Zou deze gemeente voor
1 .000 woningen per jaar willen pleiten, dan vind ik dat de gemeente specifiek zal moeten aangeven
hoe hij dit dan denkt te realiseren.
Dan werd opgemerkt dat het hoger onderwijs onvoldoende aandacht zou hebben gekregen. Dit is
ook weer een kwestie van hoe ver men met het Streekplan wil gaan en het is ook de vraag of het plei
ten voor hoger onderwijs typisch in een Streekplan thuishoort. Ik kan mij heel goed voorstellen dat
het hoger onderwijs in een sociaal-economisch beleidsplan van de provincie veel meer aandacht zal
krijgen dan in een streekplan. Op zichzelf kan het natuurlijk altijd nog eens extra worden genoemd.
Kan Leeuwarden zich ziekenhuizen met opleidingsmogelijkheden permitteren? Ik denk het wel,
dergelijke ziekenhuizen hebben hier zeker realiseringskansen. Ik heb het daarnet ook al genoemd, er
zijn een aantal voorzieningen die toch maar in één gemeente in Friesland gesitueerd kunnen worden
en die gemeente is Leeuwarden. Hetzelfde geldt ten aanzien van de vestiging van een universiteit.
De vraag over de jachthaven heb ik laten liggen, misschien kan de heer Brouwers daar straks nog
op ingaan. Ik weet hier namelijk zelf helemaal niets van af.